Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes Althusius: theocratisch  politicoloog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Althusius: theocratisch politicoloog

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

door drs. Joh. Weggeman/A. de Gans

resp politicotoog en student politicologie

Veel staatkundig-gereformeerden zal de naam Johannes Althusius (15637-1638) niets zeggen. Deze theocratische politicoloog en politicus is het echter niet waard om aan de vergetelheid te worden prijsgegeven. Voor hedendaagse historici, juristen, theologen, filosofen, bestuurskundigen, politicologen en politici kan het leven en werk van Althusius een nuttig studie-object dan wel sprankelende inspiratiebron zijn. Twee jaar terug verscheen een verkorte Engelstalige herdruk van zijn belangrijkste werk.' Wellicht is dit een teken van hernieuwde aandacht, maar niet van staatkundig-gereformeerden. Een kennismaking met Althusius in dit artikel kan daar mogelijk verandering in brengen.

Het was Otto von Gierke die in 1879 Johannes Althusius aan het stof van de bijna raadselachtige vergetelheid ontrukte. Von Gierke sprak een jaar daarna de wens uit dat Althusius met opnieuw onder dat stof zou terechtkomen.-In de vele jaren die sinds deze herontdekking zijn gepasseerd, hebben meerdere (wetenschappelijke) publicaties over het leven of het werk van Althusius het licht gezien. Veelal betreft het echter Duits-of Engelstalige studies. Wellicht ligt hier een reden waarom Althusius buiten het gezichtsveld van de staatkundig-gereformeerden is gebleven. Een andere reden voor het voorbijzien van Althusius door de staatkundig-gereformeerden kan zijn dat het streven naar de formulering van een afgeronde staatsvisie altijd op een laag pitje heeft gestaan. Pas de laatste jaren schijnt hierin enigszms verandenng te zijn gekomen met publicaties over theocratische politiek en een (eerste) voUedige toelichting op het beginselprogram.

Onenigheden

Wie kennisneemt van de verschillende publicaties over het leven en het werk van Althusius, komt al snel tot de ontdekking dat er meerdere twistpunten omtrent Althusius bestaan. Het begint reeds bij zijn geboortejaar (1557 of 1563) en de universiteiten waar Althusius studeerde. Het gaat door tot de interpretatie van zijn politieke theorie. In hoeverre is deze theorie bijvoorbeeld federalistisch van aardi De onenigheden bereiken een hoogtepunt bij de belangrijke vraag of de Politica een op de theologie van Calvijn berustend leerboek van de politieke wetenschap is of dat het een voorloper van Rousseau's Du Contrat Social isi'

Naast de bovenvermelde punten leeft nog een aantal verschillende kwesties in de literatuur. Om nog één (theologisch) voorbeeld te noemen: kan Althusius een vertegenwoordiger van de federale theologie genoemd worden of is het onjuist om hem als een voorloper van Coccejus te zieni^ Het zou toe te juichen zijn wanneer de diverse controversen rondom het leven en werk van Althusius, door een toenemende aandacht voor Althusius binnen de protestants-christelijke partijen, in de toekomst nader belicht werden. Het is uitdrukkelijk met de bedoeling om op deze punten in dit kennismakingsartikel uitgebreid in te gaan. Dit artikel beoogt slechts enkele aspec­ ten van Althusius' leven en werk en de aandacht daarvoor in de literatuur van de afgelopen eeuw beknopt voor het voetlicht te halen.

Abraham Kuyper

Anders dan de staatkundig-gereformeerden heeft Abraham Kuyper actief gestreefd naar de ontwikkeling van een vastomlijnde staatsvisie op protestants-christelijke grondslag. Kuyper \vas - meer dan Groerf - op de hoogte met de vroeg-calvimstische auteurs op politiek gebied. Door het geschrift van Von Gierke was hij attent gemaakt op Althusius.* Maar het valt te vrezen dat Kuyper bij zijn oordeel in Antirevolutionaire Staatkunde over Althusius enkel en alleen heeft gekoerst op het - later bij nadere interpretatie sterk bekritiseerde en op zijn minst bijgeschaafde - boek van Von Gierke, waarin Althusius onder meer als een voorloper van Rousseau wordt beschouwd. Het is uiterst gewaagd om zich slechts te laten leiden door het oordeel van Von Gierke. Dit komt tot uiting in het harde oordeel dat "uitgerekend de man die Althusius aan de vergetelheid ontrukte, hem het minst begreep".'

Kuypers motivering om Althusius niet als een vertegenwoordiger van de calvinistische grondgedachte te eren, is zwak. De argumenten dat Althusius Calvijn niet bewust gekend kan hebben en ook geen Fransman was, zijn duidelijk onder de maat. Het derde en laatste argument dat Althusius "het religieuse steeds als van ondergeschikte orde in zijn stelsel behandelde", ontleent Kuyper zeer waarschijnlijk aan een foutieve interpretatie van Von Gierke. Het oordeel van Von Gierke moet gezien worden tegen de achtergrond van de door hem als theocratische idee van de Middeleeuwen bestempelde staatkundige gedachte uit het prereformatorisch tijdvak, waarin het we-

reldlijk regiment ondergeschikt werd gemaakt aan het geestelijke. De onjuistheid van Kuypers laatste argument blijkt ook uit het mislukken van pogingen om de religieuze elementen uit Althusius' werk te filteren. Zij zijn daarvoor te zeer met het geheel verweven.

Kuyper meent dat niet Althusius, maar vooral Languet van groot belang is "voor de ontwikkeling van het Calvinisme als politieke macht". Hij fundeert deze opvatting op het geschrift Vindiciae Contra Tyrannos. Met deze opvatting wordt de positie van Kuyper verder verzwakt. Niet Languet (1518-1581), maar DuPlessis-Momay (1549-1623) is waarschijnlijk de auteur van dit geschrift." Gezien het tijdvak van Calvijns leven (1509-1564), zou Kuypers eerste argument daarmee aan kracht inboeten. Belangrijker nog dan de auteurskwestie is dat, met een aanzienlijk vertaler van het geschrift Vindiciae, tegenover Kuyper kan worden opgemerkt dat dit geschrift zich hoofdzakelijk beperkt tot het recht van opstand en geen breedvoerige calvinistische staatsbeschouwing geeft. Dit in scherpe tegenstelling tot de Politica van Althusius.^

Na het negatieve oordeel van Kuyper over Althusius in 1916 moeten Kuypers antirevolutionaire nazaten overigens al snel tot andere gedachten dan Kuyper zelf zijn gekomen. Bij een beschrijving in 1929 van de werkzaamheden van het studiecentrum van de ARP - de Doctor Abraham Kuyperstichting - vermeldt Noteboom: "Ook de geschiedenis van de calvinistische rechts-en staatsleer, met name die van den beroemden calvinistischen staatsrechtsgeleerde Althusius werd ter hand genomen. Een studieopdracht op dit terrein werd verstrekt aan Mr. J. J. Hangeihroek"}" Dit neemt niet weg dat na het artikel van Hangelbroek de naam van Althusius binnen de protestantschristelijke partijen in Nederiand weinig meer voorkomt."

Wetenschap

Ondanks de tanende aandacht voor Althusius birmen de Nederlandse protestants-christelijke partijen, lijkt in de wetenschap de aandacht voor Althusius toe te nemen. In een aan Dooyeweerd aangeboden opstel merkt Mekkes op dat het niet tot de eer van de calvinistische staatsleer kan "strekken dat zij tot voor kort (...) aan de arbeid van Althusius zo weinig aandacht heeft geschonken"." Herman Dooyeweerd, (mede) grondlegger van de Wijsbegeerte der Wetsidee en voormalig adjunct-directeur van de Dr. Abraham Kuyperstichting, heeft zich echter in diverse geschriften met het gedachtegoed van Althusius beziggehouden. Dooyeweerd is van mening dat de Politica van Althusius belangrijke elementen voor een christelijke rechtsen staatsleer bevat.'' Vermeldenswaard is hier verder dat in een studie naar de politieke filosofie van de christen-democratie onlangs aandacht is geschonken aan Althusius.'" In de niet direct op de calvinistische staatsleer georiënteerde wetenschap is een (toenemend) aantal verwijzingen naar Althusius te bespeuren. In het bijzonder bij rechtsfilosofisch en theologisch onderzoek naar het verzetsrecht is hi| in het begin van de jaren negentig ter sprake gebracht.'^ In de enorme hoeveelheid literatuur over de bestuurlijke (re)organisatie van ons land valt ook zo nu en dan de naam van Althusius om te wijzen op zijn ideeën over de staatsopbouw.'^ Binnen de politicologie wordt Althusius gezien als de 'vader' van het federalisme en de pacificatiedemocratie.'" Ten slotte grijpen historici zo nu en dan terug op Althusius. Zo ziet de historicus Kossman Althusius bijvoorbeeld voornamelijk als verdediger van het recht van verzet."* Het zijn waarschijnlijk de aan Althusius toegeschreven opvattingen over democratie en federalisme die aanleiding hebben gegeven tot de nieuwste herdruk van zi|n belangrijkste werk. Tekenend daarvoor is het voorwoord, geschreven door één van de meest vooraanstaande internationale federatiekenners, Daniel J. Elazar."

Leven en werk

Over de jeugd van Althusius is weinig met zekerheid te zeggen, behalve dat hij geboren is in Diedenshausen. In 1586 studeert hij in Basel af in zowel het Romeins recht als het kerkrecht. Na zijn afstuderen wordt hij benoemd aan de hogeschool van Herbom, die twee jaar daarvoor door graaf Johan van Nassau - een broer van Willem van Oranje - is opgericht en waarvan Caspar Olevianus de eerste rector is. Althusius wordt na ongeveer tien jaar raadgever van de graaf. Enige tijd daarna krijgt hij een benoeming als rector aan de genoemde hogeschool. Hoewel hij daarvoor al enige geschriften heeft gepubliceerd, verschijnt in 1603 de eerste druk van zijn Politica in het Latijn.

In zijn Politica legt Althusius een met meer dan tweeduizend Bijbelgedeelten gestaafde staatsvisie neer, die direct uitgebreide aandacht verwerft. In de loop der tijd beleeft dit boek een meer uitgebreide tweede (1610) en derde (1614) editie. Deze tweede en derde editie zijn opgedragen aan de leiders van de provincie Friesland. Op deze wijze wil Althusius bedanken voor het feit dat de universiteit van Franeker hem (tevergeefs) gevraagd heeft om professor in de rechtsgeleerdheid te worden. Een andere reden voor deze opdracht is dat de geschiedenis van de Republiek een groot aantal illustraties voor zijn ideeën bevat. Daarbij denkt Althusius onder andere aan de Nederlandse opstand tegen koning Philips de Tweede van Spanje.

Waarschijnlijk heeft de Politica er aan bijgedragen dat Althusius in 1604 als syndicus (hoogste ambtenaar, die tegelijk een zeer grote politieke invloed heeft) van Emden beroepen wordt. Een stad die wel het Geneve van het Noorden wordt genoemd en die destijds nauwe banden onderhield met de Nederlanden en de gereformeerde kerk aldaar.'" Johan van Nassau probeert de beroemde hoogleraar voor zich te behouden. Hij schrijft daartoe meerdere brieven aan de Raad van Emden, waarbij hij de Raad herinnert aan het tiende gebod.-' Het mag niet baten. Althusius vertrekt naar Emden om daar tot aan het eind van zijn leven in 1638 werkzaam te blijven. Zijn politieke werkzaamheid staat in dienst van de verdediging van de stadsrechten van Emden. Van een naar vergaande democratisering strevende Althusius blijkt in Emden niets. Naast zijn poUtieke functie is Althusius vanaf 1617 tevens ouderling van de gereformeerde kerk te Emden.

Politicoloog

Althusius kan worden beschouwd als de grondlegger van de moderne politieke wetenschappen. Hij ziet de politicologie als een zelfstandige, naast de theologie en de rechtsgeleerdheid bestaande wetenschap. Althusius houdt er een wetenschapsopvatting op na, die wars is van alle theoretische speculatie en die sterk op de praktijk is gericht." Het is van belang enkele gedachten uit zijn bekendste boek Politica, dat tegelijk ook zijn belangrijkste politicologische publicatie vormt, hier weer te geven. Blijkens dit boek is Althusius naast federalist (staatsvorm) en democraat (regeringsvorm) ook theocraat (regeringsnorm).

Het uiteindelijke doel van de politiek is het in stand houden van een menselijke samenleving die gericht is op een leven waarin God in rust en zonder gebrek gediend kan worden.

Hoe belangrijk hij de Decaloog voor de politiek acht, blijkt reeds uit het voorwoord. De samenleving van mensen wordt volgens Althusius vernietigd indien de voorschriften van de twee tafelen van de wet er uit worden weggenomen, omdat daarmee de vroomheid van de eerste en de rechtvaardigheid van de tweede tafel gemist worden (11-12)."' Politiek vat Althusius op als de wetenschap (kunst) van het verenigen (consociandi) van mensen met het doel maatschappelijk leven tussen hen te vestigen, te beschaven en in stand te houden (17). Het uiteindelijke doel van de politiek is het in stand houden van een menselijke samenleving die gericht is op een leven waarin God in rust en zonder gebrek gediend kan worden (24). Deze omschrijving van politiek houdt twee zaken in: ongelijkheid onder mensen en de noodzaak tot samenleving.

Althusius trekt van leer tegen de kluizenaars en staatsloze heremieten. Noch voor zichzelf noch voor anderen zijn zij nuttig. Want hoe kunnen zij de werken van liefde betonen wanneer zij buiten de gemeenschap van mensen verkeren^ Hoe kunnen ook de plichten van de eerste tafel vervuld worden^ God wil de mensen niet door engelen, maar door mensen leiden. Hiervoor werden ook de gaven onder de mensen ongelijk verdeeld, waardoor de noodzaak van communicatie geboren is. Want wanneer een ieder niet de hulp van anderen nodig heeft, wat zou dan een samenleving zijni Indien allen echt gelijk zijn en een ieder wenst te regeren overeenkomstig zijn eigen wil, is de ontbinding van de maatschappij nabij. De monniken, kluizenaars en heremieten verdedigen zich met een vals beroep op de Schrift. Maar de Schrift zelf plaatst hun levenswijze - zie Kaïn - onder de vervloekingen. Indien iemand niet in gemeenschap wenst of behoeft te leven, is hij geen deel van de maatschappij, maar hij is óf een beest óf een god, zoals Aristoteles stelt (22-26).

Althusius ziet de samenleving als een van beneden naar boven uit verschillende verbanden opgebouwd geheel. Althusius legt daarbij de nadruk op de eigen aard en competentie van elk samenlevingsverband. Elk verband kent zijn eigen wetten (leges propriae) die bepalingen bevatten waardoor ieder specifiek verband wordt geleid. Deze bepalingen verschillen voor elk samenlevingsverband, overeenkomstig de aard van dat verband (21-22). Deze opvattingen van Althusius vertonen overeenkomst met wat later het principe van soevereiniteit in eigen kring is genoemd.-"

Federalist

ledere associatie of verband is of enkelvoudig en privaat (familie en gilde) of gemengd en publiek (stad, provincie en gemenebest). De natuurlijke private associatie is de familie (huwelijk en bloedverwantschap), die de kweekplaats vormt van elke andere, private of publieke samenlevingsassociatie (27-28). Niet het individu, maar het gezin is bij Althusius hoeksteen van de samenleving. Een individualistische grondslag is hem ten enenmale vreemd. Althusius construeert nu vanaf de familie, via gilde, stad en provincie een stijgende ketting van indirecte vertegenwoordigingsverhoudingen, waarbij de ambtsdragers van een hogere rang uit de representanten van de voorgaande lagere rang zijn samengesteld."^

Een stad wordt gevormd door vele families en colleges (niet door individuen) die op dezelfde plaats wonen (40). De provincie als afzonderlijke publieke associatie ontbreekt in de editie van 1603, maar is wel de vinden in de latere edities. Het blijft echter een inconsistentie dat het hoofd van de provincie in de van onderop opgebouwde federale staatsstructuur van Althusius benoemd wordt door de oppermagistraat van het gemenebest (51-65). Het rijk of gemenebest is de alomvattende associatie van provincies en steden. Althusius is uiterst voorzichtig in het aanbevelen van bondgenootschappen van het rijk met andere mogendheden. Bovendien ziet hij de eenheid van taal binnen het territorium als een belangrijk vereiste, omdat zonder de mogelijkheid van communicatie naar zijn mening geen samenleving kan voortbestaan (85-91). Althusius kan daarom bijvoorbeeld moeilijk ter hand genomen worden om met hem een federaal Europa te verdedigen.

Althusius omschrijft een staat als een imperium, rijk, res publica en volk verenigd in een lichaam door overeenstemming van veel verbanden en andere lichamen samengebracht in een rechtsbestel {66). De verschillende verbanden dragen samen de staat. Met zijn opvatting over de verhouding tussen de lagere publieke en private verbanden enerzijds en de staat anderzijds brak Althusius met de heersende absolutistische opvatting (van Jean Bodin) dat alle samenlevingsverbanden onderdeel waren van de staat. Ieder kleiner verband in de gemeenschap heeft echter volgens Althusius een eigen doel en een eigen, niet aan de staat ontleende rechtssfeer.

Gematigd democraat

Volgens Althusius komen de rechten van soevereiniteit toe aan het volk of het rijk zoals dat in verscheidenheid van samenlevingsverbanden tot uitdrukking komt. De vorst is de be-

stuurder, opzichter en gouverneur van die soevereiniteitsrechten. Jvlaar de eigenaar en de vruchtgebruiker van deze soevereiniteit is niemand anders dan het geheel van de leden (11). Het recht van soevereiniteit binnen het rijk komt volgens Althusius niet toe aan de individuele leden. Ook komt de soevereiniteit niet toe aan de vorst, want het volk als geheel vertegenwoordigt niet de koning, maar de koning vertegenwoordigt het volk (70-74).

De ministers worden gekozen door de verenigde lichamen van het rijk. Het zijn "dienaars Gods u ten goede". De macht wordt aan de gekozen ministers toevertrouwd door overeenkomsten, gemaakt in de naam van het hele volk. Zo'n contract is niet een maatschappelijk contract, waarmee soevereine burgers zich aaneensluiten, maar een regeringsverdrag tussen overheid en burgers, waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgelegd. Een dergelijk regeringscontract is ook bij Calvijn te vinden.-" Het volk bestaat niet voor de vorst, maar de vorst voor het volk. Van nature is het volk eerder dan, belangrijker dan en hoger dan zijn regeerders, evenals ieder constituerend lichaam eerder en hoger is dan het geconstitueerde. Ook bij de aanwijzing van David en Saul was de toestemming van het volk ingesloten. God heeft in alle volken van nature de vrije macht gelegd van het vormen van overheden voor zichzelf (92-93).

Bestuurders die de grenzen van hun macht te buiten gaan, houden op dienaars van God en van de gemeenschap te zijn. Zij zijn private personen in zaken waarin zij hun grenzen overschrijden. Grensoverschrijding vindt plaats wanneer iets geboden of verboden wordt in strijd met de Decaloog of wanneer het persoonlijke voordeel wordt gezocht boven het welzijn van de gemeenschap. De reden voor het weigeren van gehoorzaamheid alsook voor het ontkennen van hun absolute macht is hun roeping die volgt uit de doopbelofte aan God gegeven. Daarenboven kunnen bestuurders geen macht hebben om zonden te begaan (98-99). Er zijn twee soorten bestuurders van het rijk: de ephoren en de oppermagistraat. De ephoren worden gekozen door het volk. Het college van ephoren vertegenwoordigen het collectief van het volk en hebben meer autoriteit dan de oppermagistraat (99-118). De oppermagistraat is vertegenwoordiger van het gehele rijk, van alle onderdanen ervan en van God van wie alle macht afkomt (132).

Hoewel sommigen Althusius als de voorloper van Rousseau zien, volgt hij toch meer Calvijn, ook als het de democratie betreft. Volkssoevereiniteit is bij Althusius niet in strijd met de soevereiniteit van God; ze wordt er juist dienstbaar aan gemaakt.^' Warmeer het gaat om de meest gewenste regeringsvorm volgt Althusius Calvijn in zijn keuze voor een gemengde vorm.-^ De verschillende elementen zijn ook terug te zien in de staatsopbouw? bij Althusius (203-204). Weerstand van een volksvertegenwoordigend lichaam (het college van ephoren) tegen de oppermagistraat is geoorloofd. Dit geldt in het bijzonder wanneer één van de geboden van de eerste tafel in het geding IS, want "Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig" (198).

Theocraat

Althusius' theocratische gezindheid komt in zijn Politica duidelijk naar voren. Zo stelt hij dat het de taak is van het hoofd van de provincie om toezicht uit te oefenen op de geestelijke en wereldlijke aangelegenheden van de provincie en te zorgen dat zij bestuurd worden tot Gods eer en tot welvaart van de provincie (63). Een atheïst of iemand die vreemdeling is van de ware religie mag niet verkozen worden tot oppermagistraat (129). Het is de taak van de ephoren om Gods wet te handhaven wanneer de oppermagistraat deze verwerpt (100). Private personen hebben echter die macht niet. Zij dienen de toevlucht te nemen tot een andere plaats indien de oppermagistraat de Wet Gods breekt of moeten wachten op het ingrijpen van de ephoren. Afscheiding van het rijk behoort daarbij tot de mogelijkheden (196-197). Al de geboden Gods gelden voor alle mensen. De tien geboden zijn niet slechts theologisch van aard, maar zijn alle tien gericht op de politiek en de samenleving. Dit geldt ook voor het eerste en het tiende gebod, hoe­ wel ze een andere, meer geestelijke aard hebben dan de overige geboden (141-147). Althusius gaat eveneens in op de verhouding tussen staat en kerk. Het rijksbestuur heeft ook een geestelijke functie. Dat houdt in dat de oppermagistraat de geestelijke zaken inspecteert, verdedigt en verzorgt. De uitvoering en het bestuur van geestelijke ambten komt echter toe aan de geestelijkheid. Manifest atheïsme, epicurisme, libertinisme worden in het rijk niet toegestaan. Een valse religie wordt niet geduld, maar er worden ook geen vervolgingen gehouden. Hierin onderscheidt Althusius zich van de Jezuïeten. Indien een valse godsdienst niet zonder ruïnering van het rijk kan worden uitgeroeid, moet zij noodgedwongen geduld worden. Zo deden ook Constantijn en Theodosius met de Arianen (159-174).

Tot slot

Althusius heeft in zijn Politica een aantal belangwekkende zaken aan de orde gesteld. Zo beschouwt hij de politicologie als een aparte wetenschap. Ook breekt Althusius met de absolutistische staatsopvatting. De rechtsmacht van de staat is vanwege eigen aard begrensd ten opzichte van andere samenlevingsverbanden. Het volk als geheel is soeverein en de overheid behoort de rechten van de verschillende verbanden waarin het volk is verenigd te respecteren. Althusius kan derhalve gezien worden als één van de grondleggers van de moderne Westerse rechtsstaat.^' Van niet minder groot belang is ook de visie van Althusius dat alle samenlevingsverbanden gebonden zijn aan boven-individuele rechtsbeginselen, namelijk aan Gods geboden.

In Althusius' Politica is een theocratische visie neergelegd, die zeker niet veronachtzaamd mag worden. Het boek is ook uiterst geschikt voor beginselstudie. Een vergelijking met geschriften van andere praktiserende theocratische politici kan eveneens hoogst interessant zijn. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan de in dezelfde tijd als Althusius levende Eeuwout Teellinck (1571-1629), een broer van Willem."' Verder kan onderzocht worden hoe Nederlandse theocraten het werk van Althusius ontvangen hebben. Is daarbij eventu-

eel een onderscheid waar te nemen tussen de coccejanen en de voetianen of zijn de voetianen ook positief over Althusiusi'' Een eerste blik leert dat dit laatste, in ieder geval voor wat betreft Voetius zelf, inderdaad het geval schijnt te zijn, wanneer hij in zijn inaugurale rede spreekt over "de uitnemende dienst" bewezen door "de voortreffelijke (...) Johannes Althusius, een rechtsgeleerde, in zi]n zedekunde, staatkunde en rechtsgeleerdheid".'-

Verder kan een antwoord worden gezocht op de vraag of modernere theocraten als Van Ruler niet meer christocentrisch zijn in vergelijking met de bibliocentrische theocratievisie van Althusius." Verscheidenheid in theocratische visie is heel goed mogelijk. Nooit mag worden verondersteld dat het onder theocraten koekoek éénzang is of zou moeten zijn. Theocratie is niet een of andere monolitische theorie, die bovendien nog eens machtsconcentratie en - centralisatie zou verlangen (integendeel). Er behoeft - bij alle ver-en gescheidenheid - 'slechts' eenheid te zijn over de Bijbelse opdracht "Alles moet Hem eren".'''

Noten


1. Johannes Althusius, Politica. An Abridged Translation of Politics Methodically Set Forth and Illustrated with Sacred and Profane Examples, edited and translated by Frederick S. Carney. Foreword by Daniel ]. Elazar, Indianapolis, 1995. De auteurs danken drs H.E Massink voor zijn kritisch commentaar op een eerdere versie van dit artikel.

2. Otto von Gierke. Johames Althusius und die Bmwicklung der Naturrechtlichen Staatstheorien. Zugkich ein Beitrag zm Geschchte der Rechtssystematiek, Breslau, 1880.

3. Vgl. respectievelijk Peter Jochen Winters, Die 'Politik' des Johannes Althusius und ihre Zeitgenössichen Quellen. Zur Crundlegung der Politischen Wissenschaft m 16 un im Beginnenden 17- Jahrhunden, Freiburg im Breigrau, 1963 en Von Gierke, a.w..

4. Vgl. Heinnch Janssen, Die Bihel als Crundlage der Politischen Theorie des Johannes Althusius, Munster, 1990.

5. Zie daarvoor onder meer de briefwisseling tussen Kuypet en Groen.

6. A. Kuyper, Antirevolutionaire Staatkunde. Met Nadere Toelichting of Ons Program, Deel 1: De Beginselen, Kampen, 1916, pp.652-

655. Niemand mag door de hiervolgende kritische noot bi| Kuyper worden afgehouden van het lezen van dit eveneens veelal ongelezen werk.

7. Peter Jochen Winters, a.w., p.ll.

8. Harold J. Laski (ed.), A Defence of Liberty against Tyrants. A Translation of the Vindiciae Contra Tyrannos by Brutus Junius, London, 1924, pp.57-60. Zie verder o.m. Jürgen- Burkhard Klautke, Recht aiif Widerstand gegen die Obrigkeiti, 2 din, Kampen, 1994, deel2, pp.168-169.

9. Harold J. Laski (ed.), a.w, p.48. Hiermee wordt overigens - noch door Laski noch door de auteurs van dit artikel - de historische betekenis en de blijvende actualiteit van de Vindiciae ontkend.

10. J.W. Noteboom, 'De doctor Abraham Kuyperstichting', in: Schrift en Historie. Gedenkboek hi] ha Vijftig-Jarig Bestaan der Georganiseerde Antirevolutionaire Partij 'I87S-I9Z8, 2e dr, 1929, p.344. Als resultaat van deze studie verscheen reeds voor deze opmerking een artikel: J.J. Hangelbroek, 'Johannes Althusius', in: Antirevolutionaire Staatkunde, 4 (1928), pp.341-346.

11. Recent kreeg Althusius wel summier de aandacht in A. Rouvoet, Reformatorische Staatsvisie. De RPF en het Ambt van de Overheid, Nunspeet, 1992.

12. J.PA. Mekkes, 'Het recht van verzet', m: Rechtsgeleerde Opstellen door Zijn Leerlingen Aangeboden aan Prof Dr H. Dooyeweerd, Kampen. 1951, pp. 119-140.

13. Zie van Dooyeweerd met betrekking tot Althusius onder meer: De Strijd om het Soevereiniteitsbegrif in de Moderne Rechts- en Staatsleer, Amsterdam, 1950 en 'De bronnen van het stellig recht in het licht der wetsidee', Antirevolutionaire Staatkunde, 4 (1930), met name pp.253-256.

14. H.E.S. Woldring, De Christen-Democratie. Een Kritisch Onderzoek naar haar Politieke Filosofie, Utrecht, 1996, pp.l 16-120.

15. J.W. Sap, Wegbereiders der Revolutie. Calvinisme en de Strijd om de Democratische Rechtsstaat, Groningen, 1993 en Jürgen Burkhard-Klautke, a.w..

16. Onder meer S.A.H. Denters en H.M. de Jong, 'De staatsvorm van het koninkrijk', in: W, Derksen en WGM, Salet (red, ). Bouwen aan het Binnenlands Bestuur, 's-Gravenhage, 1996, pp, 15-48,

17. Zie voor een verwijzing naar de belangrijkste vindplaatsen en voor een nuancering van deze gedachten Johan Weggeman, Consociatie en Federatie. Een Literatuurstudie naar Hun Onderlinge Verhouding, doctoraalscriptie politicologie Leiden, 1997, pp, 4, 12 en 57-58,

18. E, H. Kossmann, 'Bodin, Althusius en Parker, of Over de moderniteit van de Nederlandse opstand', in: Opstellen Aangeboden aan F.K.H. Kossmann, Den Haag, 1958, pp.79-98; idem, 'Volkssoevereimteit aan het begin van de Nederlandse Ancien Régime', BMGN XVC, 1980, pp.1-34. Beide opstellen zijn herdrukt in de bundel Politieke Theorie en Geschiedenis. Verspreide Op­

stellen en Voordrachten, Amsterdam, 1987.

19, Deze hoogleraar van de Tempel en Barllan universiteiten (Israël) publiceerde overigens ook over het federalisme in Bi|bels Israël en heeft daarmee - evenals de vertaler van het boek - duidelijke affimteit met de theologie,

20, Klautke, a, w, , deelt Althusius zelfs bi| Ne deriand in,

21, Zie Heinz Antholz, Die Politische Wirksamkeit des Johannes Althusius, Aurich, 1955, pp, 44-45.

22, Althusius had een zogenaamde ramistische wetenschapsopvatüng. Deze wetenschapsopvatting kenmerkt zich verder door waarneming als het begin van wetenschap en door inductie. Overigens waren met alle gereformeerden deze wetenschapsopvatting toegedaan. Zo was Ursinus streng aristotelisch (Heinnch Janssen, a.w., p, 20),

23, De getallen tussen haakjes verwijzen naar paginanummers van de editie van het boek, zoals onderaan dit artikel is aangegeven,

24, Vgl, James W, Skillen, 'The pohücal theon, ' of Johannes Althusius', Philosophia Reformata, 39 (1974), pp.170-190. Noties van het principe van soevereiniteit in eigen kring zi|n reeds te vinden bij Galvijn; zie G, Spykman, 'Sphere-sovereignty in Calvin and Calvinist tradition', m: David £ Holwerda (ed, ), Exploring the Heritage .i John Calvin, Grand Rapids, 1976, pp, 163- 208,

25, Vgl, Thomas O, Hüglin, Sozietaler Föderalismus. Politische Theorie des Johannes Althusius, Berlin/New York, 1991, pp, 207, 187,

26, Zie Emile Doumergue, Calvijn als Mens en Hervormer, vertaald door Helena C, Pos, Amsterdam, z.j, [1931], pp, 136-143,

27, Zie voor een beknopte uitwerkmg van het tweeërlei begrip van de volkssoevereiniteit Joh, Weggeman e, a., Weer wat Nieuws Een Kritische Blik op Staatkundige Vernieuwingen. Houten, 1996, pp, 37-42,

28, Johannes Calvijn. Institutie of Onderm]z»K in de Christelijke Godsdienst, tiende druk. Delft, 1559/1985, deel 111, p, 564,

29, Vgl, Woldring, a, w, , p, 120,

30 Zie D, van Meeuwen, Eeuvout Teellinck. Een Zeventiende-Eeim'se Politicus met Theocratische Idealen, Scriptiereeks Stichting Regionale Geschiedbeoefening Zeeland, nr, ll, lvliddelburg, 1991,

31, Een onderscheid tussen coccejanen en voetianen is in theologisch-historisch theocratie-onderzoek reeds eerder met recht gemaakt door R, Bisschop, Sions Vorst en Volk, Veenendaal, 1993,

32, Gisbertus Voetius, 'Godsvrucht, vereiste tot de wetenschap' (vertaald door ds. J Westerhuis), in: C, Steenblok, Gisbertus Voetius. Zijn Leven en Werken, 2e dr, Gouda, 1976, pp.187-225, 202,

33, Het onderscheid tussen christocentrisch en bibliocentrisch is ontleend aan Janssen, a, w, , p, 249,

34, Psalm 33, berijmd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

Zicht | 28 Pagina's

Johannes Althusius: theocratisch  politicoloog

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

Zicht | 28 Pagina's