Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eed: om trouw en waarheid te bevestigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eed: om trouw en waarheid te bevestigen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedachten bij zondag 37 van onze Heidelhergse Catechismus

Ds. P. Mulder Predikant van de Gereformeerde Gemeente te Dordrecht

“Zo waarlijk heipe mij God Almachtig". Plechtig klinkt het uit de mond van nieuw gekozen volksvertegenwoordigers. Kleinheid van de mens spreekt eruit; afhankelijkheid ook. En grootheid van God wordt erin beleden. Het ambt van de overheidspersonen wordt ermee in het rechte licht getrokken: dienaar van God bij de mensen; om voor de mensen het wezenlijk goede te bevorderen voor Gods Aangezicht. Wie zou dat kunnen? De Almachtige helpe.

Zweren is een bijbels gebruik. God Zelf heeft het gedaan (Gen. 22:16; 24:7; Ps. 89:4; Hebr. 6:13). Om Abram Zijn verbond, aangaande de Messias, en ook aangaande het beloofde land, te bevestigen. Om de verbondsernst (Ezech. 33:11) en eveneens de verbondswraak (Hebr. 4:3) te onderstrepen. Ook om de zondaar, die Hij bekeren gaat. Zijn heilverbond te bezegelen (Ezech. 16:8; Jes. 54:9)

Bijbels gebruik

Eedzweren is in Gods Woord gegrond en is daarom ook van de heiligen in het Oude en Nieuwe Testament recht gebruikt geweest, zegt onze catechismus. Wij weten van Abraham die zijn knecht liet zweren omtrent het zoeken van een goede vrouw voor Izak (Gen. 24). Ook uit de geschiedenissen van David en Jonathan (1 Sam. 20), Salomo (1 Kon. 1 en 2) en anderen (Ezra, Nehemia, enz.) merken we dat godvrezende mensen de eed gebruikten.

Verkeerd zweren bestraft

Op het eerste gezicht zou de indruk kunnen ontstaan dat het in het Nieuwe Testament anders ligt. De woorden van de Heere Jezus in Matt. 5:33-37 lijken in die richting te wijzen. "Zweert ganselijk niet. Maar laat zijn uw woord ja, ja, en neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze".

Toch moeten we de woorden uit de bergrede niet verkeerd interpreteren. Vergelijking van Schrift met Schrift doet ons opmerken dat Jezus verkeerd zweren verbiedt. Met name ook uit Matt. 23 wordt het ons duidelijk dat de Joden een dwaze praktijk ontwikkeld hadden. "Wee u gij blinde leidslieden die zegt: Zo wie gezworen zal hebben bij de tempel dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij het goud van de tempel, die is schuldig". Zo was een bepaalde manier van zweren in gebruik gekomen. Daarbij maakt men merkwaardige onderscheidingen. En men gebruikte de eed lichtvaardig. Dat holde de waarheidswaarde van ja en neen uit, maar ook het heilige van de eed. Dat bestrijdt de Heere Jezus met klem.

De eed is uidrukking van het theocratisch beginsel

De rechtzinnige kerk heeft het altijd zo verstaan dat een recht gebruik van de eed goed en geoorloofd is. Onze catechismus belijdt dat men godzalig bij de Naam van God een eed zweren mag als de overheid het van haar onderdanen vraagt of anderszins ook de nood dit vordert. Dan is Gods eer en ook het heil van de naaste ermee gemoeid. Misbruik is verwerpelijk. We leren uit de bestraffende en onderwijzende woorden van de Heere Jezus dat we bij niets en niemand van de schepselen mogen zweren. Alleen God komt de eer toe zo aangeroepen te worden.

De eed is uitdrukking van het theocratisch beginsel. Alleen God heeft het voor het zeggen. Hij alleen is zo machtig en alwetend dat Hij beoordelen kan of iemand waarheid en trouw gestand doet. In Hem ook is het dat ieder mens ademt, beweegt, ook denkt en handelt (Hand. 17:25, 28). Daarom kan ook alleen Zijn hulp maar ingeroepen worden.

Joden legden bij de eed verband met verkeerde, ijdele zaken. Dat is zonde voor God. Jezus veroordeelt dat. In dat licht merkt onze catechismus terecht op dat men niet bij enig schepsel een eed mag zweren, want een rechte eed zweren is God aanroepen dat Hij als Die alleen het hart kent aan de waarheid getuigenis wil geven en mij straffe, indien ik vals zweer. Welke eer aan geen schepsel toebehoort.

De formule van de eed in discussie

Ineens zijn we midden in een actuele problematiek. Politici van Groen Links willen een andere formule voor de eed. Want de Almacht van God wil men niet erkennen. Ook wordt gepleit voor een zodanige formule voor de eed dat mensen van een andere religie, zoals islamieten, er eveneens mee uit de voeten kunnen. Allah moet op één lijn gesteld worden met God Almachtig. De vraag wordt actueel: Wie is God^ Wie anders is Hij dan God de Drieënige, Vader, Zoon en Heilige Geesti De Schepper is de God van het Woord. En Christus Jezus is Zijn mens geworden Zoon.

Het oude geding van de Karmel is aan de orde. Is de Heere God of is baal God. Dat het woord baal ook 'heer', 'meester' of 'bezitter' betekent, zegt niets. Wat of wie wil men belijden^ Gaat het om de enige en ware God'? -Dat is de beslissende vraag.

De belofte stelt de autonome mens centraal

Moet een christen de eed wel afleggen? -Kan hij in deze tijd niet beter de belofte gebruiken»? -Zulke vragen worden soms geuit. Het lijkt mij duidelijk dat we altijd de eed hebben af te leggen wanneer de overheid, of anderszins de nood zulks vordert. Alleen God komt deze eer toe. Het is veel te veel eer voor een mens om alleen uit te spreken: dat beloof ik. Uiting van het ik tijdperk.

„Het oude geding van de Karmel is aan de orde. Is de Heere God of is haal God.”

Van de mens die zichzelf vrij van God verklaart en eigen autonomie in het middelpunt stelt. Daaraan moeten wij zeker niet mee doen.

Is de eed niet te heilig?

Maar is de eed dan niet volstrekt heiligi En God niet de Allerheiligste? -Dat is zeker. Maar laten we ons daarom maar voor Zijn Aangezicht plaatsen. Belijdend dat Hij Alwetend is en oordelen zal. Hij zal immers toch oordelen. Over al onze woorden en gedachten en handelingen. En over die van alle andere mensen. Laten wij onszelf en anderen dat maar voorhouden. Tevens behjdend dat Hij Almachtig is. Ook machtig om ons getrouw te doen zijn in ons ambt en in onze phcht. Daarom vragen we Hem tevens om Zijn hulp. De rechte eed is trouw en waarheid bevestigen. Eveneens God belijden. En ook het gebed tot Hem doen.

Overigens zijn er in voorbije eeuwen ook mensen uit het christendom geweest die de eed radicaal afwezen. Te denken valt aan

de dopersen in de tijd van de reformatie. Maar met hun afwijzen van de eed hing samen hun niet ericennen van de overheid ais Gods dienares. En verder moeten we bedenken dat deze misvatting zich met andere afwijkingen voegde. Zo dwaalden zij in de weergave van de menswording van Christus uit ivVaria en evenzeer inzake de kinderdoop en daarmee omtrent Gods verbond. De zaak van de reformatie heeft grote schade van hen ondervonden; de grote reformatoren Luther en Calvijn hebben veel strijd met hen moeten leveren.

De eed en de landswetten

Onder ons is nog wel eens de vraag opgeworpen; "Kan een SGP-er eigenlijk wel de eed op de landswetten, op de grondwet afleggeni". Het is een oude SGPgedachte dat de landswetten en zelfs de grondwet te wijzigen zijn. De weg waarlangs dat kan gebeuren, wordt in deze wetten aangewezen en is daarin vastgelegd. Dat vormt mede een wezenlijk deel van hetgeen waaromtrent de eed wordt afgelegd. Zo legt de SGP-er de eed dan af door God aan te roepen. Hij heeft het voor het zeggen. De overheid heeft in de uitoefening van het overheidsambt dat te beseffen. Mogen we dat de mede overheidspersonen niet toe roepeni Dat doen wij, ook door middel van belijdenis en gebed, opgesloten in de formule van de eed. Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.

De almachtige God gedenkt aan Zijn Woord van trouw

Wij weten uit de geschiedenissen van Daniël en zijn vrienden dat er dan wel eens grenzen bereikt kunnen worden. We weten ook uit die geschiedenissen hoe de Almachtige juist dan getuigenis gaf aan Zijn trouw en waarheid. Opdat blijken zou dat Hij regeert. Zelfs over heidense vorsten. Want Hij is God Almachtig.

Hij helpe ons kleine mensjes in de uitvoering van onze verantwoordelijkheden. Vaak op eenzame posten. Opdat we ook in onze eden, en in de naleving daarvan. Zijn Naam belijden. In diepe afhankelijkheid van Zijn hulp. Want op eigen kracht en eerlijkheid te vertrouwen is dwaas en ijdel.

Bij deze afhankelijkheidsbelijdenis voege zich de bede om Zijn genade tot verzoening van onze zonden. Om Jezus' wil. Die onder vele getuigen de waarheid getuigenis gaf. En de trouw. Voor al Zijn arme schapen. Tot roem van vrije genade, en van waarheid en trouw. Tot eer van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2001

Zicht | 40 Pagina's

De eed: om trouw en waarheid te bevestigen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2001

Zicht | 40 Pagina's