De waarde van winst in de gezondheidszorg
Dr. J.J. Polder econoom
‘De winst van waarden', onder deze titel vroeg de Sociaal Economische Raad (SER) ruim een jaar geleden aandacht voor maatschappelijk ondernemerschap. ^ Bedrijven zouden niet alleen naar winst moeten streven, maar nadrukkelijk ook maatschappelijke waarden en doelen op hun agenda moeten zetten. Daarmee zouden ze niet alleen de samenleving dienen, maar het zou ook de winstgevendheid bevorderen.
Het kan verkeren. De Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) kwam recent met min of meer het omgekeerde pleidooi.^ De gezondheidszorg kent vanouds een verbod op winstoogmerk vanwege de waarden die in deze sector hoog in het vaandel staan. De RVZ adviseert om dit verbod op te heffen en de gezondheidszorg open te stellen voor commerciële initiatieven. De RVZ ziet dit als de aangewezen manier om een aantal knelpunten in de gezondheidszorg op te lossen. De waarde van winst is dat de gehele gezondheidszorg er beter van wordt. 'Private vices, public benefits', zoals Mandeville eeuwen terug reeds betoogde.
Of wellicht helemaal geen 'vices': 'Pecunia non olet.' Winst als het goede doel. Volgens S. Haakman, directeur van MediNova en hoofdrolspeler op de private zorgmarkt, is het geen vraag of er commerciële zorg komt, maar alleen in welk tempo. Hij verwacht daarbij wel dat de kosten van de gezondheidszorg zullen verdubbelen tot verdrievoudigen.³
Het is goed om het RVZ-advies aan een nadere beschouwing te onderwerpen. We beginnen met een samenvatting van het rapport en de achtergrondstudies.
Winst en gezondheidszorg
Achtergrond
De RVZ begint haar advies met de constatering dat zorg zonder winstoogmerk gewoon is, en door iedereen normaal wordt gevonden. Instellingen met winstoogmerk krijgen geen exploitatievergunning. Ze worden geweerd uit de AWBZ en de ziekenfondsverzekering, en ook het wetsvoorstel Exploitatie zorginstellingen (WEZ), de beoogde opvolger van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV), bevat een bepa ling dat exploitatietoestemming alleen wordt verleend aan rechtspersonen waarvan de werkzaamheid niet is gericht op het behalen van winst.
Toch is het winstoogmerk in de gezondheidszorg niet meer weg te denken. De RVZ wijst op tal van ontwikkelingen die meewerken aan een beter klimaat voor profijtelijk zorgverlenen; individualisering en toenemende welvaart, vergrijzing, een verschraald zorgaanbod, de Europese eenwording, en de privatisering van de sociale zekerheid. Het aantal private zorgaanbieders is de laatste jaren sterk toegenomen.
Private versus reguliere zorg
De scheidslijn tussen reguliere en private zorg is op zijn minst nogal rafelig. Dat heeft te maken met het ingewikkelde karakter van het zorgstelsel en van de aanbodregulering. Daarbij wordt het begrip 'private zorg' in wisselende betekenissen gebruikt, bijvoorbeeld als aanduiding voor zorg die in het derde compartiment van de ziektekostenverzekering valt, of door particulieren
uit hun eigen zak wordt betaald. Uitgaande van de financiering behoort bijvoorbeeld de tandartsenzorg deels tot de publieke zorg en deels tot de private zorg. De RVZ concentreert zich echter vooral op zorginstellingen en minder op individuele zorgverleners. De regullere zorg omvat dan alle instellingen die over een vergunning op basis van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) beschikken en gehouden zijn aan de tarieven die op grond van de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) worden vastgesteld. Alle andere zorginstellingen worden door de RVZ als private instellingen beschouwd, waarbij nadrukkelijk wordt opgemerkt dat het zowel instellingen met winstoogmerk als instellingen zonder winstoogmerk betreft.
’Blijft de p> rofessionele autonomie behoudend Is de solidariteit gewaarborgde Krijgt de werknemer straks een streepje voorl.’
Toegang voor instellingen met winstoogmerk
Reguliere instellingen vallen onder een strak wettelijk systeem van aanbodregulering. De RVZ spreekt over een gesloten systeem, en noemt een aantal knelpunten die uit dit systeem voortvloeien, zoals een overmaat aan regels en bureaucratie, een ondoelmatige werking van het zorgstelsel, risicomijdend gedrag, rantsoenering van zorg en te lange wachttijden, en demotivatie van zorgverleners. Deze pro blemen zijn in een gesloten systeem moeilijk te vermijden. Sterker nog, de RVZ verwacht dat in een gesloten systeem er alleen maar problemen zullen bijkomen. In navolging van de kabinetsnota 'Zorg met toekomst" wordt gewezen op de veroudering van de bevolking, de noodzaak van nieuwe investeringen die deels uit de particuliere sector moeten komen, de toename van het aantal chronische patiënten, de individualisering en de toenemende invloed van Europese regelgeving.
In de vernieuwing van het zorgstelsel, zoals aangekondigd in de nota 'Vraag aan bod' ziet de RVZ perspectieven voor zorg met winstoogmerk.' De partijen in het veld krijgen in de kabinetsvoorstellen namelijk de verantwoordelijkheid om een zorgaanbod en zorgverlening te realiseren die aansluiten bij de wensen van de burgers. In de nieuwe basisverzekering wordt het gesloten aanbodsysteem als het ware open gebroken, waardoor alle bevoegde en gekwahficeerde aanbieders toegang tot het zorgstelsel krijgen. De RVZ concludeert dat:1) de private zorg via contractering in het kader van de basisverzekering open staat voor aanbieders met of zonder winstoogmerk, mits ze bevoegd zijn en voldoen aan wettelijke kwaliteitseisen; en 2) voor de reguliere zorg in principe hetzelfde geldt, zij het dat de overheid omwille van pubUeke belangen voorwaarden en beperkingen aan de toelating kan stellen. Bij dit laatste wordt gewezen op de Wet exploitatie zorginstellingen (WEZ) die een onderdeel vormt van de bestuurlijke vernieuwing in de zorg. In het voorstel voor deze wet wordt nadrukkelijk bepaald dat reguliere zorginstellingen geen winstoogmerk mogen hebben. De RVZ vindt dat onterecht, en wijst er in navolging van de Raad van State op dat een verbod op winstoogmerk op gespannen voet staat met het ondernemerschap dat van de instellingen wordt verwacht. Verder vindt de RVZ dat het verbod niet door wetenschappelijk onderzoek wordt gesteund. Ook wordt de verwachting uitgesproken dat het in strijd zal zijn met de Europese regelgeving. Om al deze redenen vindt de RVZ dat een verbod op winstoogmerk in het nieuwe zorgstelsel niet past.
Condities en voorwaarden
In een gemengd zorgstel bestaan meerdere waardencomplexen naast elkaar. De RVZ erkent dat het toelaten van zorginstellingen met winstoogmerk de bestaande balans zal verstoren. Blijft de patiënt wel centraal staan"? -Blijft de professionele autonomie behoudeni Is de solidariteit gewaarborgdi Krijgt de werknemer straks een streepje voori De toelating van commerciële zorgaanbieders vereist een draagvlak dat er niet automatisch is. Dat moet dus gecreëerd worden. Een belangrijk aspect daarbij is dat in het nieuwe stelsel de publieke belangen van toegankelijkheid, doelmatigheid en kwaliteit worden gewaarborgd. Dat kan door regels en institutionele waarden, maar ook door concurrentie tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Bij dat alles is toezicht op de k'waliteit van zorg en op de mededinging van cruciale betekenis. De RVZ noemt in dit kader de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die hoognodig op sterkte moet worden gebracht, en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) die als marktmeester niet alleen toezicht
moet houden op de mededinging, maar ook mogelijkheden moet hebben om in te grijpen in de prijsvorming.
Invoering
De RVZ bepleit een geleidelijke introductie van het winstoogmerk in de gezondheidszorg, en wel als onderdeel van de reeds in gang gezette modemiseringstrajecten voor de curatieve zorg en de AWBZ. Volgens de RVZ verdient het aanbeveling om beide trajecten in elkaar te schuiven, en de invoering van het winstoogmerk als deelproject uit te voeren. Drie taken worden afzonderlijk genoemd: ) de maatschappelijke acceptatie; en b) inburgering van instellingen met winstoogmerk; en c) de coördinatie met andere deelprojecten. Bij dat laatste gaat het onder meer om het opstellen van spelregels voor het uit elkaar houden van reguliere en private activiteiten. De RVZ noemt daarvoor alvast een aantal uitgangspunten:1) publieke middelen mogen alleen gebruikt worden voor wettelijke zorgaanspraken; 2) winst die daarmee wordt behaald moet terugvloeien in de zorg; 3) winst die met private middelen wordt gemaakt kan vrij worden besteed; 4) instellingen met publieke en private inkomsten moeten beide geldstromen inzichtelijk en transparant houden; 5) kruissubsidies moeten tegen marktconforme tarieven geschieden en dienen in concernverband inzichtelijk te worden gemaakt.
Slotsom
De RVZ vindt dat de toegankelijkheid en de cliëntgerichtheid van de gezondheidszorg gebaat zijn bij toelating van instellingen met winstoogmerk. De huidige schaarste in de zorg vermindert erdoor, de patiënt krijgt meer keuzemogelijkheden en de behoefte aan zorg die als gevolg van de vergrijzing zal toenemen, zal er beter door kunnen worden opgevangen.
De winstprikkel kan aanbieders aanzetten tot doelmatig en klantgericht handelen. De winst kan terugvloeien in de zorg, of anders worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. In dat laatste ziet de RVZ voordelen omdat instellingen en verzekeraars dan een betere toegang tot financieel kapitaal hebben.
De RVZ heeft oog voor nadelige effecten in de vorm van het mijden van onrendabele diensten en patiënten of vanwege de achteruitgang van kwaliteit. Waarborgen daartegen ziet de RVZ in de basisverzekering en de rol die daarin aan de verzekeraars wordt toegekend. Verder dient de rol van de inspectie te worden versterkt en dient er een marktmeester te komen die toezicht houdt op de mededinging en de prijsvorming. Een goed functionerend systeem van informatievoorziening vormt bij dat alles een essentiële voorwaarde.
Achtergrondstudies
‘Nieuwe aanbieders' onder de loep
De RVZ baseert haar advies op een drietal achtergrondstudies. In de eerste daarvan neemt RRT. Jeurissen 'nieuwe aanbieders' onder de loep.*" Hij geeft een samenvattende beschrijving van 120 private initiatieven in de gezondheidszorg. Opvallend daarin is de grote mate van verscheidenheid. Dat komt onder andere omdat de private zorginstellingen hun aanbod vaak combineren met aanpalende diensten zoals services, woonzorgvoorzieningen en arbozorg. Deze verbreding en verdieping van het aanbod is binnen de publieke financiering veelal niet mogelijk. Tegelijkertijd is er echter sprake van een enorme versmalling van het aanbod. De private initiatieven richten zich in de regel op specifieke behandelingen of doelgroepen. Zij dekken geen breed scala aan verstrekkingen zoals bijvoorbeeld de reguliere ziekenhuizen en thuiszorgorganisaties. In de private curatieve en geestelijke gezondheidszorg gaat het om makkelijk te protocolleren electieve programma's. De private thuiszorg mikt vooral op kraamzorg en de intramurale ouderenzorg richt zich met luxe woonzorgvoorzieningen in het bijzonder op koopkrachtige ouderen. Kortom, private zorginstellingen creëren hun niche-markten en vertonen weinig overlap met de reguliere zorg. Uit het onderzoek blijkt verder dat het doorgaans om kleine instellingen gaat. Veel private organisaties hebben niet meer dan 25 werknemers. Alleen in de private thuiszorg en de geestelijke gezondheidszorg zijn ook een aantal grotere aanbieders actief.
‘Een goed functionerend systeem van informatievoorziening vormt bij dat alles een essentiële voorwaarde.’
Private zorginstellingen hebben een verscheidenheid aan rechtsvormen. De meest voorkomende zijn de besloten vennootschap en de stichting. Dat laatste wijst er al op, dat veel private instellingen geen winstoogmerk hebben. Zelfs bij de meeste bv's wordt het
behalen van winst niet als belangrijkste reden voor het aanbieden van zorgactiviteiten genoemd. Voor alle instellingen geldt het inspelen op de behoeften van zorgvragers als belangrijkste reden om zorg aan te bieden. Ook wachtlijsten worden genoemd. Verder blijkt in de geestelijke gezondheidszorg innovatie een belangrijk motief te zijn. Het gaat daarbij vooral om kortdurende, cognitieve, op burnout gerichte therapieën die met name bedoeld zijn voor arbeidsgerelateerde klachten. Jeurissen wijst erop dat private zorg in de meeste gevallen niet zal leiden tot lagere kosten voor de samenleving. Zorginnovatie en vraaggerichtheid beschouwt hij als de be langrijkste voordelen.
‘De markt kan falen, en in de gezondheidszorg kan dat extra problemen opleveren omdat daar belangrijke publieke belangen in het geding zijn.’
Meer markt 'm de gezondheidszorg In de tweede achtergrondstudie 'Meer markt in de gezondheidszorg' beschrijft Eduard Bomhoff de mogelijkheden en beperkingen daarvan.' Het blijken vooral beperkingen te zijn. De markt heeft namelijk naast een aantal belangrijke pluspunten die op het terrein van doelmatigheid (in verschillende verschijningsvormen) liggen, ook een aantal nadelen. De markt kan falen, en in de gezondheidszorg kan dat extra problemen opleveren omdat daar belangrijke publieke belangen in het geding zijn. Het is kortom, op pervlakkig om zonder meer te pleiten voor (meer) marktwerking.
In zijn essay brengt Bomhoff een aantal correcties aan op de algemene en doorgaans oppervlakkige inzichten die met name door politici worden aangehangen. De kosten van de gezondheidszorg worden vooral bepaald door demografische, epidemiologische en technologische ontwikkelingen, en veel minder door het zorgstelsel. De mogelijkheden om via marktwerking de kosten te beheersen zijn beperkt. Integendeel, het is zeer goed mogelijk dat de kosten zullen stijgen. Niet alleen vanwege de uitbreiding van de zorg, een ontwikkeling die overigens altijd op zijn kosten-effectiviteitsverhouding moet worden beoordeeld en niet alleen op basis van de kosten, maar ook vanwege de transactiekosten die de markt onvermijdelijk genereert. Ook het ontstaan van marktmacht met negatieve gevolgen voor kosten en kwaliteit kan in dit verband worden genoemd.
De verzekeringsmarkt in de gezondheidszorg is bijzonder gecompliceerd. Dat komt omdat er publieke belangen op spel staan. Deze worden tot uitdrukking gebracht in een breed basispakket met premies die een grote mate van solidariteit tot moeten stand brengen. Omdat verzekeraars verder een acceptatieplicht en een zorgplicht hebben en nog aan een aantal andere restricties zijn gebonden, is de effectieve ruimte voor marktwerking vrijwel nihil. Los daarvan vereist marktwerking transparante informatie over de kwaliteit van verzekeraars, en op dat punt schiet de Nederlandse situatie behoorlijk tekort. Al met al bepleit Bomhoff een maatschappelijk ingekaderd ver zekeringsstelsel, nagenoeg zonder concurrentie.
Van marktwerking in het zorgaanbod verwacht Bomhoff meer heil. Niet zozeer vanwege doelmatigheid of kostenbesparing, maar vooral omdat de markt aanspoort tot innovatie. Er komen meer en sneller nieuwe mogelijkheden voor patiënten beschikbaar. Er zijn echter ook keerzijden, zoals de ervaringen met marktwerking in de thuiszorg hebben uitgewezen. Deze weerhouden Bomhoff er niet van om te pleiten voor veel vrijheid bij het zorgaanbod, zij het met de restrictie dat zorgaanbieders of publiek óf privaat zijn maar niet gemengd.
Professie, profijt en solidariteit
Kim Putters bespreekt in de derde achtergrondstudie het nut en de noodzaak van draagvlak voor zorg met winstoogmerk.^ De gezondheidszorg kent meerdere domeinen. Op elk daarvan gelden publieke en private belangen. Deze hebben onder meer betrekking op de professionaliteit van de zorg, de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, een gelijke toegang tot de zorg, een rechtvaardige verdeling, het voorkomen van tweedeling, doelmatigheid en de noodzaak van kostenbeheersing. In navolging van anderen betoogt Putters dat al die verschillende belangen en achterliggende waarden simultaan gerealiseerd moeten worden.'"'" In de praktijk geeft dit aanleiding tot complexe waardenconflicten, waarvan er twee worden uitgewerkt:1) de botsing tussen profijtelijk zorg verlenen en de professionele medische praktijk; en 2) de botsing tussen profijtelijk zorg verlenen en solidariteit, toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid.
Deze conflicten worden nog complexer als bedacht wordt dat ze altijd vanuit een bepaald perspectief worden bekeken en beoordeeld. Vanuit een professioneel perspectief wordt dan anders tegen zorg met winstoogmerk aangekeken, dan vanuit een economisch of maatschappelijk perspectief. Dit maakt dat een breed draagvlak onontbeerlijk is bij wijzigingen in het zorgstelsel in het algemeen en bij de introductie van private zorg in het bijzonder.
Putters bespreekt praktijkvoorbeelden uit de thuiszorg, de ziekenhuiszorg en de geestelijke gezondheidszorg, waarbij het in de twee laatste sectoren met name om arbozorg gaat. Dit levert boeiende beschou'wingen op. Putters constateert dat er in de thuiszorg, evenals in de ouderenzorg een natuurlijk draagvlak voor commerciële activiteiten bestaat. Dat komt omdat deze sectoren geïnfiltreerd zijn met sectoren waar producten en diensten commercieel aan de man worden gebracht. Door achterblijvende wet-en regelgeving kwamen particuliere thuiszorgorganisaties echter al snel in een grijs gebied terecht van al dan niet volgens regelgeving toegestane of gedoogde activiteiten. In feite was het juridische draagvlak beperkt, en het politieke draagvlak is, in weerwil van het maatschappelijke draagvlak, snel afgebrokkeld vanwege negatieve en onbedoelde effecten van marktwerking, zoals misbruik van machtsposities of publieke gelden. Kortom, draagvlak is een schuivende grootheid. Draagvlak kan toenemen maar ook weer wegvallen.
Gegeven de complexiteit van botsende waarden en perspectieven en van een schuivend draagvlak zal ieder zorgstelsel een mix van instrumenten moeten bevatten om draagvlak te creëren en te behouden. Voor dat laatste is het essentieel dat de zorg, zonder of met winstoogmerk, wordt uitgevoerd in een publieke context.
Beschouwing
Het is opvallend dat het RVZ-advies deze achtergrondstudies als uitgangspunt heeft. Er zitten namelijk nogal wat discrepanties tussen de behoedzame standpunten van de achtergrondstudies en de ferme conclusie van de RVZ dat zorg met winstoogmerk de gezondheidszorg beter maakt. Deze visie wordt slechts voor een deel door de achtergrondstudies gesteund. Sterker nog, op basis van de achtergrondstudies zou men evenzeer tot een tegenovergesteld advies kunnen komen, ook al erkent men, zoals de auteurs van de achtergrondstudies, dat economisering van de gezondheidszorg een belangrijke trend is.
Een marginaal verschijnsel
De inventarisatie van Jeurissen laat zien dat zorg met winstoogmerk een marginaal verschijnsel is. Commerciële zorgactiviteiten nemen wel toe in omvang, maar zorginhoudelijk bevinden zij zich aan de marges van de gezondheidszorg. Namelijk daar waar overlap is met andere sectoren of waar zich specifieke behandelingen of doelgroepen bevinden. Dit betekent dat het openstellen van de gezondheidszorg voor instellingen met winstoogmerk geen algemene oplossing biedt voor belangrijke knelpunten in de zorg. De RVZ suggereert dat echter wel, bijvoorbeeld ten aanzien van de schaarste in de zorg en de toenemende zorgbehoefte ten gevolge van de vergrijzing. Er zijn een aantal redenen waarom deze conclusie veel te optimistisch is. In de eerste plaats worden de kosten van de oudere bevolkingsgroepen vooral bepaald door chronische aandoeningen als dementie, hart-en vaatziekten en aandoeningen van het bewegingsstelsel." Door de vergrijzing zullen deze kosten toenemen. Deze, met name chronische, zorg vormt echter niet het terrein van de zorginstellingen met winstoogmerk. Uiteraard kunnen particuliere instellingen zinvol tegemoet komen aan een aantal wensen van, met name welgestelde, ouderen. Maar dan hebben we het niet over de belangrijke vraagstukken op het terrein van de geriatrie en de ouderenzorg. Bovendien blijkt winstoogmerk bij het inspelen op die behoeften een minder prominente rol te spelen dan het begrip commerciële zorg suggereert.
In de tweede plaats wordt de schaarste in de zorg op dit moment voor een belangrijk deel bepaald door een tekort een personeel. Commerciële initiatieven bieden alleen een oplossing wanneer zij nieuwe bronnen voor personeel weten aan te boren.
’Door achterblijvende wet-en regelgeving kwamen particuliere thuiszorgorganisaties echter al snel in een grijs gebied...’
In de derde plaats is het zeer de vraag of commerciële zorg tot kostenbesparingen leidt. Integendeel, vrijwel iedereen is het er over eens dat marktwerking tot hogere kosten leidt. Volgens directeur Haakman van MediNova zijn de CTG-tarieven veel te laag. [3] Reguliere instellingen bekosti-
gen verliesgevende activiteiten veelal uit het ligdagtarief, dat in elk geval voor de ziekenhuizen, als een sluitpost wordt bepaald. Deze kruissubsidiëring is voor kleinschalige instellingen niet of nauwelijks mogelijk. Haakman pleit daarom voor een opwaardering van de tarieven, en hij verwacht dat de kosten van de gezondheidszorg aanzienlijk zullen stijgen. Zeker als het domein van de zorg met winstoogmerk wordt uitgebreid tot de reguliere zorg.
Uitbreiding, naar reguliere zorg.
De RVZ bepleit een geleidelijke invoering van zorg met winstoogmerk. In feite is het voorstel om het domein van de zorg met winstoogmerk geleidelijk uit te breiden tot de reguliere zorg. Dit voorstel hangt echter een beetje in de lucht.
In de eerste plaats kunnen positieve ervaringen met private instellingen niet zomaar overgezet worden naar een situatie waarin de huidige reguliere instellingen commercieel zouden werken. Daarvoor zijn de verschillen tussen beide instellingstypen veel te groot. We weten nu eenmaal niet wat de 'performance' zal zijn van bijvoorbeeld een algemeen ziekenhuis dat op de commerciële tour gaat. Wanneer winstoogmerk wordt toegestaan, impliceert dat uiteraard dat ook het maken van verlies tot de mogelijkheden gaat behoren. Is er een draagvlak voor faillissementen in de gezondheidszorg"? -Putters wijst er op, dat het draagvlak voor zorg met winstoogmerk groter is naarmate deze verder afstaat van de reguliere zorg. Dat stemt tot voorzichtigheid.
In de tweede plaats doet de RVZ een beroep op een aantal borgingssystemen waarvan de effec tiviteit nog niet is bewezen. De RVZ onderkent dat marktwerking in het algemeen en commerciële zorg in het bijzonder een aantal problemen kunnen genereren, zoals kwaliteitsverslechtering en het mijden van dure patiënten en risicovolle ingrepen. Bij het oplossen van deze en andere problemen verwacht de RVZ veel van concurrentie tussen zorgaanbieders en tussen zorgverzekeraars alsmede van een krachtige marktmeester, waarvoor de NMa wordt aangewezen. Bomhoff heeft echter zijn twijfels over concurrentie tussen verzekeraars, en raadt dat af. Verder heeft de NMa geen of hooguit beperkte ervaring met de gezondheidszorg. Over de effectiviteit van een dergelijke marktmeester kan daarom nog niets worden gezegd, die wordt, om in de woorden van de RVZ te spreken, niet door wetenschappelijk onderzoek gesteund. Bovendien is het essentieel dat er een draagvlak is voor een controlerend en corrigerend optreden door een instantie als de NMa, en dat bij alle partijen. Dat is geen sinecure, zoals uit de analyses van Putters blijkt, zeker niet als het de langere termijn betreft.
In de derde plaats is er het advies van Bomhoff om publieke en private zorg strikt gescheiden te houden. Gemengde instellingen wijst hij om redenen van prudentie van de hand. Als we dit combineren met de voorstellen voor een brede, sociale ziektekostenverzekering, waarvan de premies als publieke gelden worden aangemerkt, en de eis dat publieke gelden altijd moeten worden ingezet voor reguliere zorg en de winsten ook' daarin moeten terugvloeien, is de feitelijke ruimte voor zorginstellingen met winstoogmerk beperkt.
De waarde van ’Winst en gezondheidszorg’
De waarde van het RVZ-advies is daarom ook beperkt. De belangrijkste aanbeveling is niet dat de gezondheidszorg moet worden opengesteld voor instellingen met winstoogmerk, maar dat de gezondheidszorg moet worden opengesteld. Commerciële zorg is in de eerste plaats een complement van reguliere zorg, en vervolgens in sommige gevallen hooguit een artefact van het huidige zorgstelsel. Want dat zich daarin knelpunten voordoen staat buiten discussie. De oplossingsrichting ligt niet in het pleidooi van de RVZ voor zorg met winstoogmerk, maar veel meer in de beschouwingen van de achtergrondstudies. Een simultane realisatie van complementaire waardencomplexen, in een publieke context, met maatschappelijk draagvlak. Dat is de waarde van 'Winst en gezondheidszorg'. Dus toch: de winst van waarden.
1 Sociaal Economische Raad. De vitist van waarden. Den Haag: SER/Sdu; 2000.
2 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Winst en gezondheidszorg. Zoetermeer: VZ, 2002:122 p.
3 Vries H de. De doorbraak van de pnvé-kliniek (interview met mr. S. Haakman). Refamatortsch Dagblad, 9 maart 2002.
4 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zorg met toekomst: een verkenning of het terrein van de volksgezondheid en de gezondheidszorg. Den Haag; VWS, 2001.
5 Ministerie van Volksgezondheid Welzi|n en Sport (VWS). Vraag aan bod: hoofdlijnen van vernieuwing van het zorgstelsel. Den Haag VWS, 2001.
6 Jeurissen PPT. 'Nieuwe aanbieders' onder de hef: en onderzoek naar private initiatieven m de gezondheidszorg. Zoetermeer: VZ, 2002:84 p.
7 Bomhoff EJ. Meer markt in de gezondheidszorg - Mogelijkheden en beperkingen. Zoetermeer: VZ, 2002:44 p.
8 Putters K. Professie, profijt en solidariteit. Zoetermeer: VZ, 2002:96 p.
9 Polder JJ, Hoogland J, Jochemsen H. Professie of profijt^ Lindeboom Reeks, deel 9. Amsterdam: Bui|ten & Schipperheijn, 1996.
10 Polder JJ, Jochemsen H. Professional autonomy in the health care system. Theoretical Medicine and Bioethics 2000; 21(5):477-491.
11 Polder JJ. Cost of illness in the Netherlands: description, comparison and projection. Proefschnft Erasmus Universiteit Rotterdam, 2001.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002
Zicht | 40 Pagina's