Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reactie ’vanuit het onderwijs’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reactie ’vanuit het onderwijs’

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ruimte voor verantwoordelijkheid

dr. G. van der Hoek voorzitter van de centrale dirertie van ’De Driestar scholengemeenschap’ te Gouda

Het onderwerp van deze avond is me bij de voorbereiding van mijn reactie steeds meer gaan boeien. Nadat il< mij bereid getoond had om vanuit het onderwijs te willen te reageren op de inleiding van prof. dr. P. Dekker, realiseerde ik me al snel dat het lastig is om als niet-socioloog te komen tot een inhoudelijke bijdrage.

Veel meer zal ik daarom als betrokkene u laten delen in de lessen die ik opgenomen heb tijden de voorbereiding van mijn reac­tie. Naast deze persoonlijke leermomenten-ik probeer in mijn jargon te laten blijken dat ik in het onderwijs werkzaam bennaast deze persoonlijke leermomenten wil ik in de vorm van vragen vanuit het onderwijs een bijdrage tot gesprek leveren, vra-

gen zowel richting prof. Dekker als naar onszelf. Ook naar onszelf, want ook onze benadering en stellingname behoeft altijd weer doordenking en de formulering van een eigentijdse invulling vanuit ons ideaal.

Worsteling met de definitie, met de invulling van het begrip

Als van afkomst wiskundige ben ik geneigd allereerst de te hanteren begrippen te definiëren. Ik ben dus op zoek gegaan in de hoofdinleiding van vanavond en in de verstrekte achtergrondinformatie.

Wat verstaan we onder het 'maatschappelijk middenveld'^ Is er wel een vaste, in binnen en buitenland overeengekomen invulling van dit begripi Al lezend kreeg ik het gevoel dat het niet zo is. Daarbij: kenmerkend van het heden is mijns inziens de realiteit dat de onderlinge relaties en verhoudingen van de overheid en de individuele burgers aan verschuiving onderhevig zijn. Om aan deze ontwikkeling recht te doen moet het begrippenarsenaal zonodig worden aangevuld of geherdefinieerd. En ook dan zij we er nog niet. Zo bleek me dat de aan 'maatschappelijk middenveld' verwante term 'particuHer initiatief' (afgekort PI) met name ook in het buitenland, een andere invulling wordt gegeven. Daarbij komt nog dat bij justitie de afkorting PI staat voor Penitentiaire Inrichting (die ook wel weer samenhangt met particulier initiatief, maar dan in een ongeoorloofde vorm), afgezien van die associatie, is er dus niet alleen het verschijnsel van beweeglijkheid binnen onze eigen samenleving dat onze aandacht vraagt maar ook is er in de loop van de tijd een verschuiving aan het optreden waarbij de afgrenzing van de sectoren 'profit' en 'non-profit' minder duidelijk wordt. Op deze tijdsafhankelijkheid van de maatschappelijke verhoudingen en het vinden van onze weg hierin kom ik straks terug. Wat dan nu-i Ik zoek mijn aanknopingspunt allereerst, volgend de bijdrage van Dekker, in de door hem geciteerd benadering van de John Hopkins Universiteit. Die benaderen onze problematiek, ik zeg het nu ruvwveg, als de vraag naar de rol en de plaats van de non-profit organisaties.

Die worden door hen met 5 criteria gedefinieerd, mij interesseren nu alleen de laatste 2: zo'n organisatie kan in wezen eigen activiteiten aansturen en is vrijwillig, dat wil zeggen niet wettelijk verplicht, en kan tot op zekere hoogte vrijwillige bijdragen aantrekken.

Voor het onderwijs schrijft Dekker dan: dit betekent de aanhiedingsvrijheid van onderwijs (denk aan art 23 grondwet), de bestuurssamensielling en de vrijheid van schoolkeuze als kenmerken waardoor het bijzonder onderwijs dan behoort tot de non-profit sector.

Ik merk hierbij op dat in tijden van autonomievergroting en deregulering het voor de hand ligt dat ook het onderwijs de markt opzoekt en zich ontwikkelt op aanpakken die typisch horen bij de profit sector.

Overigens hebben we het bij onderwijs voor 2003 over 24, 8 % van de rijksbegroting, de grootste departementale begrotingspost die voorts voor meer dan 90 % uit het collectief wordt gefinancierd. We hebben het vanavond dus niet over de marges van het overheidsbeleid.

Afbakening van taken en verantwoordelijkheden van overheid en middenveld

In december 2001 belegde het bureau BMC een congres over de vraag 'overheidssturing in de 21’ eeuw’.

Behandeld werden vragen over de mogelijkheid en wenselijkheid van overheidssturing in veranderende omstandigheden. Het moge duidelijk zijn dat de sprekers bij die bijeenkomst tot onderscheiden antwoorden kwamen omdat zij verschillende zienswijzen hadden op taak en verantwoordelijkheid van de overheid.

’Hoe kan de overheid sturen op> 'normen en •^'aarden', nog afgezien of zij zelf daar een eigen standp> unt in heeft, wanneer de invulling van normen en waarden van onderaf vanuit de maatschappij, verandert door de secularisatie en door het ontstaan van een multiculturele samenleving.’

Voor ons vind ik van belang de vraag: hoe kan de overheid sturen bij ontwikkelingen in de samenleving die extern gevoed worden. Hoe kan de overheid sturen op 'normen en waarden', nog afgezien of zij zelf daar een eigen standpunt in heeft, wanneer de invulling van normen en waarden van onderaf, vanuit de maatschappij, verandert door de secularisatie en door het ontstaan van een multiculturele samenlevingi Hoe kan zij daarop initiërend en correctief reageren^ Een

dilemma voor de overheid, en ook voor ons voor de praktijk ook herkenbare vraag, omdat we weten dat voor de inrichting van onze maatschappij naar het Woord van God en naar Zijn geboden eerst een democratische aangetoonde meerderheid nodig is die zo'n wet-en regelgeving wenst.

Verder moet bij de invulling van de overheidsverantwoordelijkheid bedacht worden dat die nooit zo in detail mag zijn dat de persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu, al dan niet via het maatschappelijke middenveld aangestuurd, niet functioneert.

’Op dit moment, zo luidt haar advies, is het alleen een relatief kleine groep van "strenge" scholen die een uitzonderingspositie heeft, een positie die gehandhaafd dient te blijven omdat en zolang zij in toelating van leerlingen en hi] benoeming van personeel zich consequent baseren op hun godsdienstige richting.’

In mijn vorige werkkring heb ik menige Oost-Europese wetenschapper ontmoet. Zij leefden in een centraal geleid systeem waarin zelfstandigheid, creativiteit gevaarlijk was. Vaak liep zij op congressen met in hun buurt een 'secondant', dat was niet hun echtgenote maar iemand die in de gaten hield met wie zij contacten hadden. Zo gaat dat wanneer de overheid haar taak te rigide opvat. Voor onze discussie is van belang dat ook al belijden wij dat de overheid Gods dienares is, ons ten goede, deze overheid juist ook in het gestalte geven aan haar dienende taak zich bepaalt tot de kaders, tot de hoofdlijnen, waardoor het maatschappelijke middenveld en het individu handelingsruimte en verantwoordelijkheid hebben. Want die twee horen bij elkaar: verantwoording afleggen kan alleen worden gevraagd wanneer er keuzeruimte was voor de ander. Zo hadden ook Adam en Eva in het paradijs verantwoording af te leggen voor de keuze tegen God die zij moedwillig en vrijwillig maakten. Er moet dus voor het particulier initiatief ruimte zijn, wat dat betreft geeft de overheid daar vorm aan: zij treedt terug. We spreken van deregulering en autonomievergroting. Op dit moment betekent dit dat meer ruimte gegeven wordt om de krimpende budgetten zelf te besteden.

Voor het onderwijs betekent de grotere autonomie bijvoorbeeld dat scholen met een scholingsaanbod naar buiten treden, dat er voor advieswerk door HBO of MBO extra geldstromen ontstaan. Dat scholen reserves (moeten) vormen die zij beleggen. Echter: de overheid stelt eisen aan met name de risico's die daarbij genomen mogen worden, dat is het kaderstellende.

Concrete vragen aan het onderwijs

Ik wil naar het onderwijsveld de volgende vragen formuleren. Vragen die evengoed andere sectoren zoals de zorg aangaan.

a. hoe wil of kan onderwijs op grond van Gods Woord en de belijdenis van de Reformatie zich positioneren^ Is dat mogelijk wanneer de organisatievorm van HBO-raad en BVE-raad weliswaar in representatie en deskun­digheid functioneert, maar op het vlak van identiteit naast respect voor denominaties toch een algemeen bestuursorgaan is. Welke ruimte houden we daarbinnen als identiteitsgevoelige zaken gaan spelen, zoals bijvoorbeeld door D66 werd gewenst: herformulering van art 23 van de grondwet, afschaffing van het bijzonder onderwijs.

Kiezen we dan voor gebruik maken van de tolerantie die jegens iedere maatschappelijke minderheid bestaat? Maken we dan ook gebruik van regelingen die voor onze multiculturele sameideving ontworpen zijn (extra vrije dagen voor Islamitische hoogtijdagen en voor bid-en dankdagi). Willen we dat, terwijl oorspronkelijk de vrijheid van onderwijs bevochten is voor het christelijk volksdeel"? -Is het niet beter te blijven appelleren aan het christelijk karakter van onze samenleving in plaats van te schuilen achter de tolerantie voor alle andere delen van onze multiculturele samenleving^ b. in dezelfde lijn ligt het omgaan met het recente advies van de onderwijsraad over de vrijheid van onderwijs. In dit advies wordt besproken de mogelijke herinterpretatie van 'de verouderde terminologie en de onduidelijke reikwijdte' van art. 23. Er is 'nu geen acute reden tot grondwetswijziging', wanneer weR De OR stelt: 'wanneer het maatschappelijke draagvlak daartoe aanleiding geeft'. Op dit moment, zo luidt haar advies, is het alleen een relatief kleine groep van 'strenge' scholen die een uitzonderingspositie heeft, een positie die gehandhaafd dient te blijven omdat en zolang zij in toelating van leerlingen en bij benoeming van personeel zich consequent baseren op hun godsdienstige richting. Dus: zolang er maatschappelijk

draagvlak is. Want: de school voor de samenleving moet een weerspiegeling zijn van haar leefomgeving, een redenering die zijn uitgangspunt niet neemt in de grondwettelijke kaders maar in de actualiteit. Daar ligt een principekeuze bij de benadering, c. een voorbeeld van kromme benadering is bijvoorbeeld wanneer de vrijheid van onderwijs wordt geherinterpreteerd als: 'vrijheid van ouders om een school te kiezen, de school mag in die redenering geen kinderen weigeren om redenen van godsdienstige aard, terwijl de vrijheid van onderwijs historisch juist betekent dat een groep gelijkgezinde ouders na erkenning het recht krijgt een school voor gelijkgezinde ouders op te richten.

Bevorderen sociale cohesie in een digitaliserende samenleving

Het bevorderen van de sociale cohesie heeft slechts zijdelings met ons onderwerp te maken. Een raakpunt is dat, zoals dat meer gezegd wordt, het onderwijs zorg dient te dragen voor maatschappelijke wensen. Meer dan eens wordt dat als afschuiven ervaren omdat de oorzaak elders, in de maatschappij zelf ligt. Het onderwijs besteedt zorg aan de gevolgen van de verminderde maatschappelijke cohesie, de opvang en begeleiding van kinderen die niet in een voor ons normale gezinssituatie opgroeien. Maar, zoals gezegd, oorzaken liggen vaak in de maatschappij zelf. Dekker signaleert 'over de hele linie een verandering in het karakter van organisaties'. Minder face-to-face, meer 'mailing-list - organisaties. Nederland lijkt daarin voorop te lopen. Digitaal ingevulde relaties, ingevuld met e-mail en chatten op internet zijn nog minder relatie dan zg. lat-relaties. Er vindt geen ontmoeting plaats, geen uitwissehng van menselijke gevoelens. Er wordt alleen informatie uitgewisseld, niet ingebed in een menselijke ontmoeting.

Dekker signaleert terecht dat dit grote gevolgen heeft voor de organisatie van het maatschappelijk middenveld. Hoe stabiel zijn deze mailing list organisaties, kan je erop bouwen bij beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering^ Over enkele maanden zal een werkgroep van de Guido de Bres stichting een rapport uitbrengen over de veranderende rol van de overheid door de invloed van de informatie en communicatie technologie. De impact van iet op de samenleving is enorm, zeker door de samenloop met de voortgaande secularisatie. Hoe verandert de rol van de overheid daardoor.

Slotopmerkingen

Ten slotte vat ik mijn vragen samen:

Is er in de tijd een verschuiving in de afbakening van de taken van overheid, middenveld en individu, waardoor andere begrippen of anders ingevulde begrippen nodig zijn om te beschrijven hoe de aansturing van de maatschappij vorm gegeven moet worden^ Waar liggen de grenzen van de overheidsverantwoordelijkheid ter afbakening van de individuele verantwoordelijkheid van de burger.

Als het zo is dat de non-profit sector zich meer en meer activiteiten aanmeet die behoren bij de profit sector, wat heeft dit voor gevolgen voor het overheidsbeleid.

Wat betreft de vrijheid van onderwijs: benaderen we de discussie hierover primair vanuit de in de grondwet verankerde vrij­heid van onderwijs^ Hoe gaan we om met veranderende maatschappelijke omstandigheden (multiculturele samenleving). Kunnen en willen we tegelijkertijd gebruik maken van mogelijkheden voor minderheden. Zijn we dan geloofwaardig, principieel bezigi Hoe doen vi^e mee aan de herinterpretatie van art. 28.

Voor het onderwijs (en de zorg): zorg voor een helder geformuleerde profilering en presenteer je ook als zodanig. Zorg voor 'maatschappelijk ondernemerschap'. Willen we dat.

Weet onze achterban, onze klanten (ouders, personeel, leerlingen) dat ons product onder druk staati Zij zijn de klanten, we kunnen niet zonder hen, ook niet als draagvlak. Het overeind houden van de zuil is nu toevertrouwd aan de 273" generatie, die heeft de strijd en de worsteling niet meegemaakt die er was om de erkenning en bekostiging te krijgen. Laten we ons waarschuwen door de opmerking van Dekker: ' er is onzekerheid van veel non-profit dienstverleners omdat hun identiteit zoek is, de levensbeschouwelijke achtergrond is weggefuseerd of heeft geen concrete betekenis meer, de sociale basis van de begintijd van de organisatie is afgebrokkeld'. In dezelfde hjn liggen de signalen die ds. M. Golverdingen afgaf in november 2001 tijdens een lezing ter gelegenheid van het afscheid van drie bestuursleden van 'De Driestar' in Gouda.

Wat is de rol van overheid en onderwijs bij de bevordering van de sociale cohesie.

Ik hoop met deze bijdrage u met mij iets te hebben laten meeleren over het onderwerp van deze conferentie. Ik zie uit naar een verdere gedachtewisseling.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002

Zicht | 36 Pagina's

Reactie ’vanuit het onderwijs’

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002

Zicht | 36 Pagina's