Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theocratie en democratie1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theocratie en democratie1

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe verhouden theocratie en democratie zich tot elkaar? Hoe kijk je tegen beiden aan? Voor de gemiddelde Nederlander anno 2005 is dit gesneden koek. Het is het één of het ander. God regeert of het volk regeert. Dat kan principieel niet samengaan. Theocratie en democratie zijn onverenigbare alternatieven. Je moet kiezen.

Theocratie óf democratie dus. Hoe die licuze moet uitpalilcen, is ook al geen moeilijke vraag. Democratie natuurlijk. Dat is waar de burger wat te vertellen heeft, waar vrijheid en vrede wordt geboden. Dat is waar onze westerse wereld voor staat. Theocratie? Dan heb je het toch over een regime van enge geestelijken die vanuit hun geloof andersdenkenden onderdrukken? Zo'n Iran a la Khomeiny, bijvoorbeeld. Waar vooral vrouwen en homo's geen leven hebben en de scheiding van kerk en staat niet bestaat? Dat moeten we hier natuurlijk niet hebben. Oppassen dus voor radicale islamieten die straks in ons eigen land de democratie gaan gebruiken om haar af te schaffen. Het komt er op aan de democratie te beschermen tegen theocratische aspiraties!

De discussie blijft niet beperkt tot de Islam. Alleen het gelijkheidsbeginsel dwingt toch al om de aandacht ook te richten op de christelijke theocraten van eigen bodem? Neem die SGP'ers, die ook theocratische idealen koesteren. Zeker, zorgen hoef je je er niet echt over te maken. Het zijn gezagsgetrouwe mensen die niet naar geweld grijpen. Ze zijn bovendien erg stabiel. Die stabiliteit klinkt vooral zo geruststellend omdat de partij zo klein is. Twee, hooguit drie kamerzetels. Niet gevaarlijk dus. Maar, eigenlijk pas­ sen ze met hun dubieuze mengsel van geloof en politiek niet in een democratie.

Na het ineenstorten van het multiculturele kaartenhuis en onder invloed van de vrees voor een intolerante Islam, komt steeds vaker de vraag naar de grenzen van de democratische tolerantie in beeld. Zo kon het gebeuren, dat ex-minister De Graaf zich, in een van zijn laatste kamerdebatten als minister van Bestuurlijke Vernieuwing, tot zijn verrassing in het parlement geroepen wist om plechtig te betuigen dat de SGP geen gevaar voor onze democratische rechtsorde vormt. Het debat ging over de botsing van grondrechten en over de weerbare democratie. Het CDA had voorgesteld om nieuwe politieke partijen aan een extra toets op democratisch gehalte te onderwerpen. Het zat een aantal partijen ter linkerzijde dwars dat de aandacht daarbij alleen naar nieuwe islamitische partijen uitging. De PvdA had na enig speurwerk ontdekt dat de SGP op haar website ook theocratische liefdes koesterde! En in het beginselprogramma ook nog eens gehechtheid blijkt aan de bekende theocratische steen des aanstoots, artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin gesproken wordt over het 'weren en uitroeien'van afgoderij en valse godsdienst. Hoe zat dat toch allemaal? Het gaat hier dus kortom

1) Dit artikel is een weergave van de op 27 april jl. gehouden 'Bavincklezing', georganiseerd door het Nederlands Dagblad en het Historisch Documentatiecentrum voor het Protestantisme.

Mr. C.G. van der Staaij TWEEDE KAMEERUD SGP LN RKDACTItLID ZICHT

om het thema van de theocratie als bedreiging van de democratie. Actuele aanleiding genoeg om de verhouding tussen theocratie en democratie in de Nederlandse protestantse traditie nader te verkennen.

Wat is theocratie?

Laten we eerst eens bezien wat onder 'theocratie' wordt verstaan. De letterlijke, basale, betekenis van deze samenvoeging van twee Griekse woorden (theos en kratein) is helder: Godsregering. De regering door God is een voluit Bijbels gegeven. "De Heere regeert", zo zet bijvoorbeeld de 99e Psalm in. De regering van God over alle dingen is ook een wezenlijk onderdeel van de gereformeerde belijdenis (zie zondag 10 HC en artikel 13 NGB). De goede God heeft Zijn Schepping niet aan haar lot overgelaten, maar bestuurt en regeert alle dingen naar Zijn heilige wil.

'Theocratie is in Psalm 99 geen hooggestemd ideaal, dat door mensen nagestreefd moet worden. Het is geen product van menselijke inspanning, maar het is eerst en vooral Goddelijk handelen. Theocratie is zo bezien dus een actuele geloofswerkelijkheid.'

Theocratie is hier geen hooggestemd ideaal, dat door mensen nagestreefd moet worden. Het is geen product van menselijke inspanning, maar het is eerst en vooral Goddelijk handelen. Theocratie is zo bezien dus een actuele geloofswerkelijkheid.

Wat betekent dit nu voor het staatkundig leven? Anders gezegd; wat betekent de Godsregering voor de positie en plichten van menselijke overheden? Juist als onderdeel van een politiek vocabulaire kan de verwarring gemakkelijk toeslaan. Daarom komt het hier op een heldere beschrijving aan.

Het was Flavius Josephus die het begrip 'theocratie'als politiek begrip heeft geïntroduceerd. Theocratie is voor hem de staatsvorm waarbij God de hoogste gezagsdrager is die op een onmiddellijke wijze regeert. Zo ingevuld is het vooral een exclusieve aanduiding geworden voor de bijzondere verhouding tussen God en Zijn volk Israël in de oudtestamentische tijd, hetzij gedurende het gehele tijdperk van het Oude Testament, dan wel beperkt tot de periode totdat Israël een koning kreeg.

Kenmerkend voor deze theocratische bedeling was dat de gehele wetgeving, niet alleen de godsdienstige, maar ook de burgerlijke wetgeving, inhoudelijk rechtstreeks door God is gegeven. Niet alleen in de wetgeving. Ook in het bestuur is het God Die rechtstreeks regeert. Die concrete aanwijzingen voor bijvoorbeeld de tocht van Israël naar Kanaan geeft. Een karakteristieke expressie van deze theocratische staatsvorm is dat aanvankelijk een centraal overheidsgezag door mensen ontbreekt - God is Koning.

Vanwege deze exclusief oudtestamentische invulling van het theocratiebegrip, is het gebruik van de term theocratie soms bewust afgewezen als term om het eigen politieke ideaal mee aan te duiden. Dat geldt niet alleen voor de anti-revolutionaire leider A. Kuyper, maar ook voor bijvoorbeeld de staatkundig gereformeerde voorman ds. G.H. Kersten.

In lijn met de gereformeerde traditie stelden zij dat, anders dan voor de universele zedenwet van de Tien Geboden, de burgerlijke wetgeving die theocratisch aan Israël was gegeven, geen universele gelding had, maar toentertijd specifiek voor het joodse volk toen was gegeven. Dit was door Calvijn in zijn Institutie al stevig neergezet. Hij noemde het gevaarlijk, oproerig, onjuist en dwaas om te stellen dat een staat niet juist is ingericht, als deze met veronachtzaming van de staatsregeling van Mozes, door algemene wetten van de volken geregeerd wordt. Al hebben de achterliggende beginsels van de burgerlijke wetgeving die God aan Israël heeft gegeven universele betekenis, deze voorschriften zelf zijn niet bedoeld en

geschikt om altijd en overal te gelden. Een wijs wetgever heeft rekening te houden met de toestand, tijd en plaats van het eigen volk, aldus Calvijn.

Niet universeel

Dit inzicht is in de gereformeerde politieke traditie steeds als vast uitgangspunt genomen. Dat geldt evenzeer voor de degenen die hun visie wel als theocratisch aanduiden, zoals bijvoorbeeld de term in de jaren zestig van de twintigste eeuw bij de SGP in zwang is gekomen. In deze benadering hoeft dat echter het gebruik van de term theocratie niet in de weg te staan; is er alle ruimte voor een eigentijdse invulling van deze term. Het wordt in deze benadering simpelweg niet nodig geacht om de term 'theocratie' te reserveren voor de oudtestamentische periode. Maar daarbij wordt dus niet anders dan Calvijn gedacht over de geldingskracht van de Mozaïsche wetgeving.

Deze algemeen gedeelde theologische stellingname over de Mozaïsche wetgeving is voor het moderne politieke leven van enorme betekenis geweest. Dat springt juist ook in het oog tegen de achtergrond van hedendaagse islamitische stellingnames. Daar ontbreekt het in orthodoxe varianten aan de religieuze legitimatie om de gedetailleerde sharia-voorschriften flexibel te vertalen naar de behoeften van de eigen tijd.

Het risico is tegenwoordig aanwezig dat een enthousiaste journalist of politicus met teksten uit Leviticus gaat wapperen om aan te to­ nen dat bij belgetrouwe protestanten in hun politieke aspiraties als twee druppels water lijken op korangetrouwe Islamieten. Dat is dus veel te gemakkelijk geoordeeld, om niet te zeggen: een fundamentele misvatting.

Juist het niet-universeel achten van de theocratische burgerlijke wetgeving uit het Oude Testament biedt immers alle ruimte voor een flexibele, op de eigen tijdomstandigheden betrokken invulling van bijvoorbeeld het burgerlijk recht en het strafrecht.

Kerk en staat

Nog enige andere verschilpunten met binnen de Islam levende opvattingen verdienen markering. In het hedendaagse spraakgebruik, wordt de term theocratie ook nogal eens verbonden met in het bijzonder de shiitische Islam, zoals die in Iran tot uitdrukking komt. Daar oefenen de geestelijken, de ayatollahs, ook wereldlijke macht uit. Zij hebben een voorname staatsrechtelijke functie. Theocratie, zo ingevuld, komt neer op de heerschappij door geestelijken, een versmelting van kerkstaat en staatskerk. Een dergelijke vermenging van wereldlijk en geestelijk, kerkelijk gezag wordt in de gereformeerde theocratische benadering niet voorgestaan of bepleit. Kerk en staat hebben beide hun eigen unieke verantwoordelijkheid.

Daar komt nog iets bij. Wezenlijk in de gereformeerd-theocratische benadering is de notie van gehoorzaamheid niet alleen tegenover het kerkelijk gezag, maar ook tegenover het wereldlijke overheidsgezag. De overheid wordt als dienares van God erkend, ongeacht of zij door christenen wordt gevormd of niet. Juist deze gefundeerde basisloyaliteit maakt christenen tot betrouwbare staatsburgers.

Hiermee verbonden is ook de notie van het afwijzen van geweld als middel om politieke veranderingen te bewerkstelligen. Gereformeerde theocraten kennen geen enkele religieuze legitimatie voor politiek geweld maar kiezen principieel voor functioneren binnen de grenzen van de rechtsorde. Redenen te over om protest aan te tekenen tegen algemeen geformuleerde theocratiebegrippen, waarin een onterechte suggestie van sterke overeenkomsten tussen protestanten en islamieten besloten ligt.

Inhoud van hel huidige theocratische belijden

Het komt er op aan, te bezien wat kenmerkend is voor de protestantse theocratische traditie in ons land. Voor het antwoord op die vraag komen we vroeg of laat uit bij het onvolprezen artikel 36 van de zestiende-eeuwse Nederlandse Geloofsbelijdenis. Vanuit het gereformeerd belijden zijn hierin fundamentele noties vastgelegd over positie en taak van de overheid. Het artikel is wel aangeduid als concentratiepunt en bronwei van het theocratische gedachtegoed.

Voor alle duidelijkheid: dan heb ik het over het complete artikel 36. Compleet, dat wil allereerst

zeggen: inclusief de gewraakte 21 woorden over het weerstaan van afgoderij en valse godsdienst, die de synode van de gereformeerde kerken honderd jaar geleden heeft geschrapt. Maar compleet wil ook zeggen dat het etiket theocratisch niet exclusief wordt verbonden met de geschrapte passage. Ook alles wat er verder nog staat, wat kennelijk wel in confesso is, hoort er wezenlijk bij. Zowel een reductie mét als een reductie tót de omstreden passage slaat het theocratisch belijden uit het lood.

Dit theocratische belijden zou ik concreter willen duiden met drie dimensies.

In de eerste plaats: de oorsprong van het overheidsgezag in God. Artikel 36 zet in met te belijden dat de overheid geen menselijke uitvinding is. Het is een gave van God. Onze goede God heeft de overheden verordend. Aan Hem ontlenen zij hun gezag. Het overheidsgezag staat zo in het perspectief van de Godsregering.

'Dit is de theocratie ook van Calvijn: niet de onderwerping van de Staat aan de Kerk, maar de onderwerping van beide aan God en Zijn eeuwige wet.'

Deze oorsprong van het overheidsgezag heeft zijn weerslag op de regeernormen, de grondnormen waaraan de overheid is gebonden. Dat is de tweede dimensie. Op de overheid rust de plicht om zich te onderwerpen aan het Woord van God, ernst te maken met een beleid in gebondenheid aan de beide tafels van de Wet van God, de Decaloog. Niet voor een deel van het volk, maar met oog voor het gehele volk. Dat is de opgave. Er is geen reden om daarvan enig gebod principieel uit te zonderen. Dat is het credo van theocratische politiek: Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen" (Prediker 12:13). Deze binding houdt ook een begrenzing in. De staat is niet almachtig, maar aan Gods geboden onderworpen.

De derde dimensie van het theocratisch belijden raakt de verhouding tussen kerk en staat. Beiden zijn door God gesteld om Zijn eer te bedoelen. Het streven is niet gericht op een staatskerk of een kerkstaat, maar wel op een vruchtbare interactie; een samenstemming, samenleven en samenwerken van kerk en staat, ieder op eigen, onderscheiden terrein. Juist in de aanduiding van deze theocratische verhouding tussen kerk en staat wordt soms de meerwaarde gezien ten opzichte van het begrip 'een staat met de Bijbel'.

Dit is het gedachtegoed dat we, nader uitgewerkt, ook in het bijzonder bij Calvijn tegenkomen in zijn Institutie. In Nederland heeft dit een vruchtbare bodem gevonden en doorwerking gehad. Allard Pierson schetste in zijn Oudere Tijdgenoten (1888) Groen van Prinsterer als lid van de theocratische familie, zoon van Calvijn. Dat is een aardige benadering. Een familie kan uit heel uiteenlopende figuren bestaan, maar er zijn bij alle verschillen wel overeenkomende kenmerken.

Groen gebruikte ook zelf het woord theocratie: "Dit is de theocratie ook van Calvijn: niet de onderwerping van de Staat aan de Kerk, maar de onderwerping van beide aan God en Zijn eeuwige wet." Theocratie was voor hem Gods oppergezag ten grondslag stellen aan staatsregeling en wetgeving. "Ik vrees het woord niet, mits in den betamelijken en natuurlijken zin, dien ik er aan geef; wij gelooven aan de mogelijkheid, dat opnieuw het verband tussen Godsdienst, gezag en vrijheid erkend, en Gods oppergezag ten grondslage van staatregelen en wetgeving worde gesteld. In zoverre gelooven wij aan de mogelijkheid, aan de wezenlijkheid, aan de noodzakelijkheid eener theocratie."

Tot die theocratische familie behoorden - om maar eens enkele figuren te noemen - in later tijd ook de 'onbegrepen denker' Hoedemaker, die aangaf beter te zijn in het zeilen op kompas dan in het laveren. We komen als lid van de theocratische familie ook de creatieve theoloog Van Ruler tegen. Hij koos een ruime bedding voor de stroom van zijn theocratische

beschouwingen, maar kreeg in 1977 van W. Aalders tegengeworpen in diens indringende geschrift over 'Theocratie of Ideologie', dat wat hij schrijft meer vervoerde tongentaai dan bezonken theologie is.

Genoeg om duidelijk te maken dat de theocratische familie een gevarieerde is.

De familiekring is ook ruimer dan diegenen die zich aJs zodanig aanmerken. Ook ds. Kersten is een volbloed theocraat, al wilde hij zelf niet onder die vlag varen. Maar de theocratische kenmerken worden bij hem uitdrukkelijk gevonden: het belijden van het oppergezag van God aan Wie de overheid verantwoording verschuldigd is, de gebondenheid van het gehele volk en de overheid aan de Tien Geboden, het afwijzen van de strikte neutraliteit van de staat en daarentegen de beklemtoning van de 'samenstemming' tussen kerk en staat - dat zijn de kenmerken die we tot op de dag van vandaag meer of minder uitgesproken tegenkomen bij leden van de theocratische familie.

Passen de theocraten wel in de democratie?

Dan nu de kernvraag: passen theocraten wel in de democratie? Dat was de vraag die bij de democratische ontwikkelingen in de eeuw na de Franse Revolutie om een theocratisch antwoord vroeg.

Contni-revolutionarren

Er waren theocraten die hierop een stellig 'nee' uitspraken. Hun geestelijke vader heet Bilderdijk.

Met leedwezen had de dichter gezien hoe aristocraten en democraten elkaar vonden in de patriottische kritiek op de stadhouderlijke regering. Hij gloeide van verontwaardiging bij het verdwijnen van de gereformeerde republiek en hekelde fel de 'waarlijk godloze afscheiding van kerk en staat'. Pertinent weigerde hij in te stemmen met de door de democratische machthebbers in de Bataafse Republiek gevraagde eed, waarmee beleden moest worden dat alle overheidsgezag van het volk aflcomstig is. Hij wees de Grondwet onomwonden af; zag deze als een onaanvaardbare uitwerking van de leer van het maatschappelijk verdrag en voelde ook niets voor gebruik maken van het stemrecht: 'usurperen in de volkssouvereiniteit'. Fel hekelde hij de uitholling van de macht van de Koning. "Ministers aan het volk, niet aan hun vorst aanspraaklijk? En dus de Vorst hun slaaf; zij, dienaars van 't gemeen? Voorzeker, Koning zijn is hedendaags vermaaklijk. De dienaar speelt de vorst, en waarlijk is er geen." Dit is de lijn van de contrarevolutionaire theocraten, die onder het gereformeerde volk niet zonder weerklank bleef.

Het contrarevolutionaire geluid werd gevoed door 'De Zamenspraken' van de Utrechtenaar Bernhardi, een periodiek dat in de jaren 1859-1873 met een oplage van ca. 20.000 exemplaren verscheen. Fel hekelde hij het parlementair stelsel, de gelijkstelling van gezindheden, het actief politiek participeren onder een revolutionaire constitutie. "In de grond der zaak", zo luidde zijn verwijt, was Groen het met de liberalen en modernen eens: "Geef mij wat ik gaarne wil en neem voor u ook wat gij wilt. Laat ik God dienen op mijn wijze en dient gij de duivel naar uw wijze." Dat is het verwijt van de contra-revolutionairen. De aanhangers van deze contra-revolutionaire benadering zijn in de loop van de tijd uitgedund, maar tot op de dag van vandaag niet geheel uitgestorven. De ouderling die met grote letters dwars over zijn stembiljet schreef: "De Heere regeert!" is daarvan een voorbeeld.

Anti-revolutionairen

De hoofdstroom van de theocraten volgde een ander spoor. Voor hen is theocratie en democratie wel degelijk verenigbaar. Niet de contra-revolutionair Bilderdijk, maar diens anti-revolutionaire leerling Groen van Frinsterer is hun politieke voorvader. Hij kon zich vinden in de door de Grondwet getemperde monarchie, dus de constitutionele monarchie. Groen aanvaardde de parlementaire democratie als staatkundige werkelijkheid. Allard Pierson schreef: "Zijn theocratie was geen voorliefde voor monarchie of republiek, despotisme of grondwettig bestuur, maar brandmerkte elke regering als een illusie, niet bestand tegen de stroom der menselijke hartstochten, wanneer zij een staatsrecht huldigde, dat de grondslag van alle gezag: Gods wil en wet, ontkende." Dat is treffend gekarakteriseerd.

'Het hoogste gezag is afkomstig van God. Dat staat onverzoenlijk tegenover volkssoevereiniteit, maar niet tegenover democratie. (...) De opvatting over de bron van het overheidsgezag leidt niet automatisch tot een keuze voor de wijze van uitoefening van de regeermacht.'

Theocratie staal niet tegenover democratie

Ik keer nog even terug tot de eerder aangeduide drie dimensies van het theocratisch belijden om die te confronteren met de democratische staatsinrichting.

Theocraten behjden in de eerste plaats Gods soevereiniteit, het hoogste gezag aflcomstig van God. Dat staat onverzoenhjk tegenover volkssoevereiniteit, maar niet tegenover democratie, de Grondwettelijk gereguleerde zeggenschap van het volk. De opvatting over de bron van het overheidsgezag leidt niet automatisch tot een keuze voor de vi^ijze van uitoefening van de regeermacht, of het door één, enkelen, of velen wordt uitgeoefend. De liberaal Oud poneerde in zijn standaardwerk "Honderd Jaren" zelfs dat men op het beginsel van de volkssoevereiniteit evenveel verschillende soorten van staatsvormen kan construeren als op dat van de souvereiniteit Gods. Groen van Prinsterer heeft zich er met succes voor ingezet dat in onze Grondwet die volkssoevereiniteit ook niet is neergelegd. Nog steeds onderscheidt onze Grondwet zich van het overgrote deel van andere Europese constituties.

Theocraten staan in de tweede plaats voor de binding van de overheid aan de wet van God. De beslissende normen voor goed en kwaad, voor recht en onrecht, zijn door de soevereine God gegeven tot welzijn van de samenleving. Dat is theonomie, heerschappij van de wet van God.

Theonomie staat niet tegenover democratie, maar tegenover autonomie, het zichzelf tot wet zijn. Als alleen het beginsel van 'de meeste stemmen gelden' bepalend is, kan dat een samenleving naar de chaos voeren. Binnen de vorm van de democratie wordt ernaar gestreefd de norm van Gods geboden te vertalen in wetgeving en beleid voor het publieke leven.

Als derde dimensie van het theocratisch belijden noemde ik de interactie tussen kerk en staat, een overheid die kleur bekent. Dat staat niet tegenover democratie, maar wel tegenover een rigoureuze scheiding van kerk en staat.

Zo bezien staat het theocratisch belijden in geen enkele van de drie dimensies in lijnrechte tegenspraak met de democratische or­ dening. Theocratische politiek staat niet tegenover de wijze van gaan en komen van regeerders via verkiezingen, zoals dat kenmerkend is voor een democratische systeem. Theocratische politiek staat niet tegenover vrije verkiezingen. Niet tegenover de geïnstitutionaliseerde zeggenschap van de bevolking. Kortom: theocratie staat niet tegenover democratie, is geen alternatieve regeringsvorm. Het tegenovergestelde van een democratie is een autoritair systeem, autoritaire heerschappij, waarbij slechts weinigen beslissen over hoe een land geregeerd wordt. Of dat nu een absoluut koningschap, een fascistische dictatuur of een revolutionaire voorhoede is. En dat is nu precies niet wat met de term theocratie wordt beoogd.

Communicatie

Alleen al omdat theocratie geen alternatief voor democratie wil zijn, is het nuttig om die misvatting geen voeding te geven door te spreken over "het nastreven van een theocratie". Dat wekt nodeloze verwarring. Om die reden is in een nota die het studiecentrum van de SGP ruim tien jaar geleden uitbracht, uitdrukkelijk gekozen voor de term 'theocratische politiek'. Juist ook om daarmee te voorkomen dat theocratie wordt gezien als een regeringsvorm die op eenzelfde niveau zou staan als democratie. Ook partijen met theocratische beginselen, zoals de SGP, hebben bewust gekozen voor functioneren binnen de parlementaire democratie en hebben de democratische spelregels.

zoals die ook in de Grondwet zijn vastgelegd, steeds gerespecteerd. Er wordt geen verandering van regeringsvorm nagestreefd. Waar wel binnen het democratische stelsel naar wordt gestreefd, is een bijbels genormeerd beleid. Theocratische politiek staat zo in concurrentie met liberale of socialistische politiek! Daar is theocratische politiek een alternatief voor.

Ik besef dat ook de term 'theocratische politiek' voor een seculier publiek soms meer verwarring kan scheppen dan dat het duidelijkheid biedt. Het kan in dat geval daarom ook wijs zijn om zonder concessies te doen aan de inhoud van de opvattingen, alternatieve bewoordingen te hanteren en gewoon te spreken over christelijke, of bij bels-genormeerde politiek. Dat is geen kwestie van principe, maar van communicatie.

Gematigde democratie

Tot nu toe heb ik de term 'democratie' nog tamelijk onproblematisch aangeduid als vanzelfsprekende karakteristiek van onze staatsinrichting. Maar daarover valt natuurlijk nog wel wat meer te zeggen. Onze Grondwet gaat niet uit van een ongebreidelde democratie. De geschiedenis laat ook de donkere kanten van een extreem democratiegeloof zien. Radicale democraten brachten in Frankrijk na de Franse Revolutie een schrikbewind voort waarbij veel bloed vloeide. Democratie als radicaal geloof kan dus levensgevaarlijk zijn. Democratie vraagt om een nadere normering. Louter de norm van de heerschappij van de meerderheid kan uitlopen op de vreselijkste tirannie. Niet voor niets wordt democratie daarom veelal in een adem genoemd met de rechtsstaat.

In feite is de rechtsstaat een inperking van het ongeremde democratische proces. Bepaalde zaken worden te belangrijk geacht om aan de kant te worden gezet door een tijdelijke, gewone meerderheid. Dat geldt bijvoorbeeld voor grondrechten. Zij maken van de rechtsstaatgedachte een belangrijk onderdeel uit. Deze fundamentele rechten en vrijheden stellen grenzen aan de bevoegdheid van de wetgever. Hiermee wordt de radicale democratie gematigd. De concrete vormgeving van zo'n democratische rechtsstaat is geen statisch gegeven, het biedt nog volop discussiestof. De precieze invulling van de constitutionele kaders kan en mag voorwerp van politieke discussie zijn.

'Als SGP'er blijf ik mij er vanuit mijn theocratische beginselen tegen verzetten dat het kwetsbare ongeboren leven geen constitutionele bescherming kent, maar het leven van terroristische misdadigers wel (omdat er een absoluut doodstrafverbod in de Grondwet is opgenomen).'

Als SGP'er blijf ik mij er bijvoorbeeld vanuit mijn theocratische beginselen tegen verzetten dat het kwetsbare ongeboren leven geen constitutionele bescherming kent, maar het leven van terroristische misdadigers wel (omdat er een absoluut doodstrafverbod in de Grondwet is opgenomen). Een D66'er op zijn beurt vindt vanuit zijn democratische idealen de Grondwet niet democratisch genoeg omdat het referendum en de gekozen burgemeester er geen plaats in hebben.

Verzet

Dit laatste voorbeeld laat zien dat - verwarrend genoeg - democratie ook gewoonweg een politieke leus kan zijn. Zoals ook het verwijt van a-democratisch gedrag in de richting van theocratisch gezinde partijen dat toenmalig PvdA-fractievoorzitter Den Uyl in 1984 uitte, geplaatst moet worden tegen de achtergrond van de opdoemende mogelijkheid van een 'Staphorster Variant' En de recente hetze in Barendrecht vanuit dezelfde politieke hoek, gericht tegen de komst van een nieuwe SGP-burgemeester, zal ook wel alles te maken hebben met irritatie over de ruime vertegenwoordiging van

bestuurders met een confessionele kleur in het college van burgemeester en wethouders in die plaats.

Het is zaak ook die politieke machtsspelletjes te onderkennen. En evenzeer te onderkennen, dat het niet vreemd is dat theocratische politiek verzet oproept. In een tijd waarin waarheidsrelativisme diep wortel heeft geschoten, kan een politieke opvatting die berust op een exclusief belij­ den over wat recht en goed is, al snel weerstand wekken. Dat is niet nieuw.

In een tijd waarin waarheidsrelativisme diep wortel heeft geschoten, kan een politieke opvatting die berust op een exclusief belijden over wat recht en goed is, al snel weerstand wekken. Dat is niet nieuw.'

Kort na de Grondwetsherziening van 1848 zag Groen van Prinsterer zich genoodzaakt zich te verdedigen tegenover bezwaren over de lof die hij artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis toezwaaide. "Ik heb waarlijk geen oprichting van brandstapels bedoeld. Ik begeer niet, gelijk een van onze vrijzinnige tijdschriften vermoedt, de betrekking van Groot-Inquisiteur. De praktijk heeft, dunkt mij, geleerd dat ook onze Vaderen geen vervolgzieke betekenis aan het Artikel hebben gehecht", zo schreef hij in zijn Grondwetsherziening en eensgezindheid.

De theocratische gezindte moet zich ook anno 2005 binnen een democratische staatsinrichting niet in de hoek laten drukken, de theocratische kaas niet van het democratische brood laten eten. Zij heeft niet alleen niet minder recht tot politieke participatie dan bijvoorbeeld sociaal-democraten. Maar er is bovendien geen theo­ cratische Troelstra die de revolutie heeft uitgeroepen!

De theocraten moeten zich niet laten verleiden tot een oneigenlijke keus tussen democratie of theocratie. Het is niet alleen hun plicht, maar ook hun goed recht om binnen de democratische rechtsorde standpunten in te nemen die haaks staan op het dominante geseculariseerde denken.

Waakzaamheid

Er is waakzaamheid geboden. De vergaande ontkerstening en de daarmee verbonden individualisering van waarden en normen, alsmede de opkomst van de Islam hebben ertoe geleid dat in het hedendaagse politiek en maatschappelijk debat steeds weer de vraag op de voorgrond treedt naar de inhoud van onze nationale identiteit; de zoektocht naar wat ons bij alle verschillen bindt. Nauw verbonden hiermee is veelal de maatstaf voor de te betrachten tolerantie.

Het gevaar dreigt dat het antwoord vooral gezocht wordt in de verabsolutering van een tamelijk recente liberaal-seculiere invulhng van een beperkt aantal waarden, zoals de scheiding van kerk en staat, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, de gelijkwaardigheid van homoseksuelen en heteroseksuelen. Daarin wordt dan het baken van nationale herkenbaarheid gezocht. Al te onproblematisch worden begrippen van nu, anachronistisch teruggeprojecteerd naar het nationale verleden en gesuggereerd dat dit de kernwaarden van een democratische samenleving zouden zijn. Alsof Nederland tot voor enige decennia terug geen democratie was, toen het homohuwelijk als onbestaanbaar van de hand werd gewezen, en het Burgerlijk Wetboek nog uitging van de man als hoofd van het gezin.

In deze seculiere invulling van het democratiebegrip liggen gevaarlijke kiemen van intolerantie tegenover theocratisch gedachtegoed.

De scheiding van kerk en staat is daarvan het meest pregnante voorbeeld. Het ligt niet helder vast in de Grondwet wat daaronder moet worden verstaan. Maar

met een beroep op deze scheiding werd in het recente verleden wel de aanval geopend op de bede in de troonrede en de verwijzing naar de joods-christelijke wortels in de Europese Grondwet. De 'scheiding van kerk en staat' wordt steeds meer geïnterpreteerd als een radicale scheiding van staat en godsdienst.

Zo bezien zijn ook historische karakteristieken binnen politiek en samenleving, zoals de bijzondere plaats van de zondag en de christelijke feestdagen, het ambtsgebed in een aantal gemeenteraden, de verwijzing naar God in het afkondigingformulier van wetten, allemaal zaken die eigenlijk niet in de haak worden bevonden. Allemaal smetten op het blazoen van de neutrale staat. Allemaal karakteristieken, die nog slechts een historische gedoogstatus hebben voor zo lang het duurt...

Hoezeer deze actuele invulling van het begrip 'scheiding van kerk en staat' dus bestrijding verdient, verrassen doet het intussen niet. Groen van Prinsterer heeft er in zijn tijd al voor gewaarschuwd: "De zogenaamde scheiding, gelijk zij veeltijds aangeprezen wordt, is de vereniging met onverschilligheid en ongeloof en leidt tot onverdraagzaamheid en vervolging van al wat zich naar de praktikale eisen van het ongeloof niet voegt!" Hier hebben we anno 2005, naar ik meen, met beslistheid de wacht te betrekken. Het is geen dwingende consequentie van onze Grondwet, maar vooral een vrucht van de voortgaande secularisatie dat het christelijk ge­ loof als grondslag voor recht en moraal, steeds scherper wordt afgewezen.

Kaders democratische rechtsstaat

Hedendaagse gereformeerde theocraten willen zich binnen de kaders van de democratische rechtsstaat bewegen. Menen ook dat zij daartoe het volste recht hebben. Dat bedoel ik zowel in juridische als in historische zin. Theocrati­ sche politiek is geen buitenissigheid, maar politiek met een nationale traditie, die zich voluit herkent in de christelijke tonen van ons volkslied.

De democratische rechtsstaat respecteren wij niet noodgedwongen, maar oprecht. Het bevat tal van elementen waar we vanuit theocratisch perspectief van harte achter kunnen staan. We willen geen autoritaire heerschappij in plaats van een democratische regeringsvorm. En al helemaal geen totalitair systeem in plaats van een rechtsstaat, maar beteugelde overheidsmacht, macht ondergeschikt aan het recht.

Een essentieel element van de de­ mocratische rechtsstaat is de bescherming van minderheden. Het democratische proces van verkiezingen maakt het mogelijk dat een minderheid kan uitgroeien tot een meerderheid. De minderheid kan zichzelf niet in het zadel houden. Dat wordt terecht als een belangrijk kenmerk van een democratisch stelsel gezien.

De grondwettelijke vrijheden waarborgen bovendien dat een gewone democratische meerder­ heid de minderheid niet zomaar het zwijgen kan opleggen. Dat er een tweederde meerderheid nodig is om hierin verandering te brengen, is een prima zaak. Dat is een belangrijke bescherming van minderheden tegen lichtvaardige aantasting van rechten van minderheden.

'De democratische rechtsstaat respecteren wij niet noodgedwongen, maar oprecht. Het bevat tal van elementen waar we vanuit theocratisch perspectief van harte achter kunnen staan.'

Intussen moet niet uit het oog worden verloren, dat het democratische proces binnen deze kaders impliceert dat allerlei meerderheidsbesluiten vallen, die teleurstellend zijn voor minderheden en hun beknotten in hun vrijheden. De strijdkreet 'het is ondemocratisch' wordt in de praktijk wel eens aangeheven, als

er grenzen worden gesteld aan activiteiten op zondag, vloeieen strafbaar wordt gesteld, of verzet wordt aangetekend tegen euthanasie of homohuwelijk.

Hier staat theocratie echter niet tegenover democratie, maar de theonomie tegenover de autonomie. Er is niets ondemocratisch aan bijvoorbeeld het wettelijk strafbaar stellen van euthanasie, tenzij democratie wordt gedefinieerd als het alles kunnen doen wat goed is in eigen ogen, zolang anderen geen overlast hebben.

Er is niets ondemocratisch aan bijvoorbecid het wettelijk strafbaar stellen van euthanasie, tenzij democratie wordt gedefinieerd als het alles kunnen doen wat goed is in eigen ogen, zolang anderen geen overlast hebben.'

Relativering

Bij de lof op de democratische rechtsstaat die ik hiervoor verwoordde, past wel een relativering. Louter en alleen het concept van een democratische rechtsstaat, is niet voldoende voor een goede staatsinrichting. Daarvoor biedt het te weinig inhoudelijke richting.

De formele waarborgen van de rechtsstaatgedachte zijn niet toereikend, maar vragen om een theocratische verbinding met de inhoudelijke eisen van de wet van God, die een onwrikbare grondslag voor recht en moraal bieden.

De vraag is daarom wel: over wat voor een democratische rechtsstaat hebben we het? Het was de Anti-revoltionair Colijn die in 1929 instemmend aanhaalde, wat Abraham Kuyper bijna 60 jaar eerder hierover al naar voren had gebracht."Enerzijds is er de democratie der Revolutie, de democratie der volkssouvereiniteit, waarachter de chaos schuilgaat; een democratie die naar haar aard ongodsdienstig is, omdat zij voor Gods recht het recht van de mens in de plaats stelt. Aan de andere kant een democratie, die weliswaar een uitgebreide volksinvloed vraagt, maar tegelijk de goddelijke oorsprong van het gezag erkent, en het belijdt dat overheid en onderdaan beide zich hebben te buigen voor het hoogste gezag van God zelf."

Zo is ook de SGP geen voorstander van een seculier-liberale democratische rechtsstaat, maar van een bijbels genormeerde.

Liberale versus theocratische invulling

Het begrip democratische rechtsstaat is in onze dagen steeds meer de anti-theocratische liberale invulling van dit idee, democratie op basis van een humanistische mensenrechtenideologie. Daar kleven vanuit theocratisch perspectief wezenlijke bezwaren aan. Het is principieel problematisch als het democratiebegrip innig wordt verbonden met de liberale idee van de volstrekte autonomie van het individu, met de democratie als ideologie van de volkssoevereiniteit, met een democratie die alleen rekent met de mondigheid, en niet met de zondigheid van mensen. De spanning tussen theocratie en democratie wordt tot een kortsluiting, als het democratiebegrip impliceert dat de waarheid wordt prijsgegeven, de overheid zich voegt naar een relativistisch waarheidsbegrip en er een eer in stelt alle mogelijke godsdiensten en levensbeschouwingen op een lijn te stellen.

Hier is theocratisch weerwerk geboden. Vanuit het "Er staat geschreven. Er is geschied" kan een volbloed theocraat er geen genoegen mee nemen dat bijvoorbeeld christendom, ongeloof en islam, op een lijn worden gesteld. Die neutraliteit is onmogelijk en oneigenlijk.

"Europa heeft z'n christenheid gehad", schreef de theocraat Van Ruler eens in zijn Droom en Gestalte. "Het heeft de levende God gekend, gediend, geprezen en liefgehad; het is de laatste eeuwen bezig, van deze liefde los te raken. Als een grote liefde is uitgebloeid, dan gaat het een poos rustig toe, maar vroeg of laat wordt de mens overvallen door een nieuwe grote

liefde, al is het uit pure wanhoop. En als men dan de God der openbaring kwijt is, dan komt men vanzelf terecht in de armen der afgoden." De overheid kan en mag niet onverschillig staan tegenover de godsdienst, maar heeft binnen de grenzen van de rechtsorde de taak de christelijke godsdienst te bevorderen en afgoderij tegen te gaan. Hier wringt inderdaad het theocratisch principe met de gangbare invulling van het principe van de scheiding van kerk en staat, waarin de staat - in de woorden van het Europees Hof voor de rechten van de Mens-als een 'neutral organizer' optreedt. Een inperking van gebedsoproepen vanaf moskeeën om inhoudelijke reden zal wel niet door deze beugel kunnen, terwijl dat prima zou passen in de theocratische benadering.

Theocratische politiek is geen kwestie van nostalgie, maar politiek die de waarheidsvraag niet wil omzeilen. Politiek die de klem van het Woord op de overheid wil laten. Politiek die niet met oogkleppen oploopt die het zicht naar omhoog verhinderen. Politiek die leeft vanuit de realiteit dat God regeert, en het alleen wél zal gaan, als we in Zijn wegen wandelen. Het gaat erom dat het publieke leven wordt ingericht in gehoorzaamheid aan Gods heilzame geboden. Onder verwerping van elk gewelddadig omverwerpen van de bestaande orde om onze overtuiging te verwerkelijken. Onder verwerping van elk dwingen tot het geloof. De taak van de overheid bij uitstek ge­ richt op het publieke domein; dat is een aanzienlijke inperking. Tegelijkertijd wordt de taak van de overheid ook gestempeld door het besef dat niemand kan en mag worden gedwongen tot het geloof.

Het christelijk geloof is een zaak van vrijwillig dienen. Van daaruit kwamen theocraten in de lijn van de Unie van Utrecht op voor de gewetensvrijheid, die nog steeds een wezenlijke kern vormt van de thans bestaande godsdienstvrijheid.

Tolerantie

Als het gaat om tolerantie, is het goed op de praktijk te letten. Het is bepaald oneigenlijk om de tolerantievraag exclusief aan theocraten te richten.

Liberale politici, die de neutraliteit van de staat hoog in het vaandel hebben, en in het verleden zonder problemen de verspreiding van de Islam in Nederland hebben gesubsidieerd, laten ineens weten de hoofddoekjes rauw te lusten. Ineens blijken de protestantse theocraten die zich onbeschroomd keren tegen de islamisering van de samenleving, in het 'hoofddoekjesdebat' in het gematigde kamp te zitten. Het kan verkeren.

Theocraten worden regelmatig lastig gevallen met vragen over het precieze functioneren van de godsdienstvrijheid in hun ideale staat. En zeker is waar dat volbloed theocraten in lijn van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis geen pleitbezorgers van een oeverloze godsdienstvrijheid zijn.

Maar hoe kan in een volstrekt ontkerstende staat ooit nog vorm gegeven worden aan godsdienstvrijheid, als elk begrip voor wat godsdienst is, weggevaagd is? Dat zou wel eens een veel actuelere vraag kunnen zijn.

Europa heeft z'n christenheid gehad. Het heeft de levende God gekend, gediend, geprezen en liefgehad; het is de laatste eeuwen bezig, van deze liefde los te raken.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2005

Zicht | 48 Pagina's

Theocratie en democratie1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2005

Zicht | 48 Pagina's