Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar laat moeder Marietje?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar laat moeder Marietje?

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kwaliteit van de kinderopvang in Nederland staat ter discussie. Ook de betaalbaarheid. Drs. Sarina Brons vindt dat niet de opvang, maar de opvoeding primair centraal moet staan. Daar is onze samenleving het meest mee gediend.

Drs. S.H. Brons-van der Wekken PSYCHOLOGE

Kinderopvang is niet meer weg te denken uit de Nederlandse samenleving. Steeds vaker werken beide ouders en steeds meer kinderen brengen meer tijd door buiten het gezin. Intussen worden ruim 300.000 kinderen dagelijks in 3.500 voorzieningen ondergebracht. De eerste levensjaren zijn voor de ontwikkeling van een kind belangrijker dan de latere jaren. Dit vraagt om kwalitatief goede kinderopvangvoorzieningen. De vraag is waar de ouders van Marietje haar het beste kunnen onderbrengen. Of dat Marietjes moeder beter kan besluiten zelf voor haar kind te zorgen. Er is heel wat beweging in de wereld van de kinderopvang. Discussie ook. In deze bijdrage wil ik het gevoerde beleid onder de loep nemen en eens kijken naar de recente cijfers over de kwaliteit van kinderopvang. Vervolgens sta ik stil bij de vraag waarom kwaliteit zo belangrijk is. Ook komt de vraag aan de orde hoeveel moeders daadwerkelijk buitenshuis willen werken. Om ten slotte in te gaan op wat in het belang is van het kind.

De Geus pusht opvang

Als een instelling de zorg voor het kind overneemt, krijgt moeder haar handen vrij om iets anders te doen. Het plezierige van kinderopvang is immers dat ouders uitsluitend een financiële verplich­ ting hebben en een kind er altijd terecht kan, mits het niet ziek is. Geen moeite meer met een zieke oppas waardoor de ouder zelf een dag vrij moet nemen. Kinderdagverblijven werden een gat in de markt. Vandaar ook dat hun aantal explosief groeide: in vier jaar tijd verdubbelde hel kinderopvangaanbod.

Het kabinet Balkenende-III wil meer mogelijkheden bieden om werk en zorg voor kinderen te combineren. In dit beleid past een goede voorziening voor kinderopvang. De achterliggende gedachte is dat in de toekomst de moeders aan het werk moeten om de voorzieningen van onze welvaartsstaat betaalbaar te houden. Er wordt verondersteld dat vrouwen eerder geneigd zijn om buitenshuis te gaan werken als kinderopvang goedkoper en toegankelijker wordt. De Wet Kinderopvang ging op de schop. Vanaf januari 2005 is er veel veranderd. De kern van deze nieuwe wet is dat ouders zelf de rijkssubsidie in handen krijgen voor kinderopvang, waardoor ze meer keuzes hebben in het uitzoeken van een kinderopvangplaats. Organisaties moeten concurreren in prijs en kwaliteit om klanten binnen te halen. Zodat Marietje terecht komt bij de instelling met de beste prijs/kwaliteitsverhouding.

In de Wet Kinderopvang staat dat

de ’kinderopvang moet bijdragen aan een goede en gezonde ontwilckeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving'. Dat is mooi gezegd, maar wat betekent dit concreet? En vooral: hoe toetst Marietjes moeder of dit het geval is? De Wet Kinderopvang noemt vier aspecten voor het omgaan met kinderen: sociale veiligheid, sociale bekwaamheid, persoonlijke bekwaamheid en overdracht van normen en waarden.

Omdat de pedagogische kant van kinderopvang steeds belangrijker wordt geacht, moeten kindercentra sinds de nieuwe wetgeving een pedagogisch beleidsplan maken met duidelijke en observeerbare termen.' In zo'n beleidsplan kan de visie op het kind naar voren komen, hoe het kind bejegend wordt in de verschillende ontwikkelingsfasen, welke plaats regels hebben en hoe ze toegepast worden, hoe er met normen en waarden wordt omgegaan. Het gaat dan bijvoorbeeld over het respect hebben voor anderen, het niet veroordelend zijn, het aanbieden van keuzen die buiten het gang­ bare pad vallen, het aanbieden van roldoorbrekend speelgoed. Overigens is het goed om kritisch te bezien of de visie wel voldoende is onderbouwd. In een oriëntatie in beleidsplannen vond ik bijvoorbeeld de volgende uiterst discutabele visie. De wisseling van hechtingspersonen zou geen nadelige gevolgen hebben voor het kind. Slechts de toegankelijkheid en de reactie van de hechtingspersoon zouden ertoe doen.2

’Kindercentra moeten sinds de nieuwe wetgeving een pedagogisch beleidsplan maken met duidelijke en observeerbare termen.’

Naast een inhoudelijke kwaliteitsomschrijving, zijn er ook structurele eisen in de wet geformuleerd over onder meer groepsgrootte, huisvesting en scholing personeel. Medio 2006 hebben nog niet alle kindercentra hun pedagogisch beleidsplan op orde. Het is aan gemeentebestuurders om hierop toe te zien en de kwaliteitseisen te handhaven. De GGD verricht de inspecties. De belanghebbende partijen hebben zelf ook afspraken gemaakt over de basiseisen voor kwaliteit. In het Convenant Kwaliteit Kinderopvang' komen ze onder meer over­ een wat het maximale aantal kinderen per leidster is; wat de maximale grootte is van de stamgroep en welke eisen er ten aanzien van huisvesting en de veiligheid gesteld worden.

Het Programmabureau Implementatie Wet Kinderopvang kwam in 2005 met het rapport 'Kennisontwikkeling en innovatie in de kinderopvang'.' Kinderopvangondernemers gaven aan dat zij geen behoefte hadden aan een landelijke voorziening om de kwaliteit te verbeteren. Zij vrezen onbruikbare en kostenverhogende adviezen. Ze ontwikkelen de pedagogische kwaliteit liever binnen de eigen organisatie. Wel is er behoefte aan onderzoek naar het belang, de effecten en de eventuele risico's van kinderopvang voor de kinderen. De onderzoekers stellen voor een kennisbank in het leven te roepen. Dit ondersteunt de gedachte dat er wel veel op het gebied van kinderopvang gebeurt, maar er nog onvoldoende bekend is over wat de gevolgen van opvang zijn.

Een middel om de kwaliteit te normeren en te toetsen is het geven van een keurmerk. Zorgvoorzieningen kunnen sinds 1994 een HKZMieurmerk aanvragen. Dit ISO-gecertificeerde keurmerk stelt zorginstellingen in staat om hun aanbod voortdurend te verbeteren. Minister De Geus reikte in juni 2006 een dergelijk certificaat uit aan Stichting Kinderopvang Nederland. Inmiddels hebben ruim 200 kinderopvangcentra het HKZ-keurmerk.

Dalende kwaliteit

Het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) voerde begin 2005 een onderzoek uit naar de kwaliteit van kinderdagverblijven. De cijfers waren allerminst geruststellend". Van 40% van de kinderdagverblijven moet gezegd worden dat de zorg onvoldoende is. De overige 60% scoort middelmatig. Geen enkel kinderdagverblijf kreeg de kwalificatie goed. Met name de onderdelen 'individuele zorg' (bijvoorbeeld veilige ruimten en een eigen slaapplaats) en 'activiteiten die de ontwikkeling stimuleren' baren de meeste reden tot zorg. Leidsters bieden over het algemeen de kinderen pedagogisch verantwoorde interacties. Buiten deze directe kern van interacties is de kwaliteit minder goed, en in een aantal opzichten zelfs slecht, bijvoorbeeld waar het hygiëne en verzorging betreft.

Het NCKO deed in 1995 en 2001 eenzelfde kwaliteitspeiling. In 1995 scoorde 0% onvoldoende; in 2001 was dat 6%. En in 2005 dus 40%. De conclusie dat het niet goed gaat met de kinderopvang, is gerechtvaardigd. Wat kan de oorzaak zijn? Hiernaar is geen onderzoek gedaan, maar Taveccio, een van de onderzoekers, noemt als mogelijke oorzaak de expansieve groei van het aantal kinderdagverblijven, met daaraan gekoppeld een tekort aan gekwalificeerd personeel en een hogere werkdruk. Van de leidsters wordt verwacht dat zij zowel zorg dragen voor de gezondheid en de fysieke veiligheid van de kinderen, als ook hun fysieke, taal-, intellectuele en sociaal-emotionele ontwikkeling stimuleren. De kwaliteit van de SPW-3 opleiding is echter vrij algemeen en niet speciaal toegesneden op het werken met groepen jonge kinderen. In de aanbevelingen bij het onderzoeksverslag staat daarom ook dat als kinderopvang meer wil zijn dan louter 'opvang', er meer geïnvesteerd moet worden in de pedagogische kwaliteit om betere leidster-kind interacties te realiseren. Er moet meer ontwikkelingsgericht spelmateriaal beschikbaar zijn. Goepsassistenten zouden de pedagogische leidsters moeten ondersteunen.

Het is overigens de vraag of instellingen die moeten concurreren wat betreft hun prijs om Marietje binnen te halen, ook voldoende geld beschikbaar stellen om te investeren in de kwaliteit van de opvang. Marietjes moeder kijkt namelijk ook naar haar portemonnee.

In een reactie op het verschijnen van dit rapport van het NCKO kondigde minister De Geus aan dat de controles moeten worden aangescherpt. Hij noemde de resultaten van de meting 'verontrustend'. De certificerende instantie die het HKZ-keurmerk verleent, heeft als reactie de veiligheidsnormen aangescherpt.

Begin 2006 besloot De Geus vijf miljoen euro beschikbaar te stellen voor kwaliteitstoezicht. In­ specteurs van de GGD krijgen bijscholing op het gebied van pedagogiek, veiligheid en gezondheid. Ze kunnen in de toekomst bij een helpdesk terecht voor praktische vragen. Workshops voor gemeenten over de handhaving van de regelgeving en verschillende proefprojecten moeten leiden tot een verbetering van de kwaliteit. Toekomstmuziek. Maar dit is bepaald niet wat Marietjes moeder op dit moment gerust stelt.

’Van 40% van de kinderdagverblijven moet gezegd worden dat de zorg onvoldoende is. De overige 60% scoort middelmatig. Geen enkel kinderdagverblijf kreeg de kwalificatie goed.’

Vroege sociale ervaringen belangrijk

Marietjes moeder maakt zich terecht zorgen over de vraag of kinderopvang goed is. Alweer vier jaar geleden hield prof. Riksen-

Walraven haar spraakmakende inaugurele rede'. Ze vroeg daarin aandacht voor de grote invloed van vroege sociale ervaringen. Zij maakte duidelijk dat de ervaringen tijdens eerste levensjaren cruciaal zijn voor de ontwikkeling van hersenstructuren die verantwoordelijk zijn voor de latere gedrags-en emotiebeheersing. Met name de leeftijd tussen 9 en 18 maanden blijkt een kritieke periode te zijn. Dan wordt de basis gelegd voor het vermogen tot zelfbeheersing en voor basale sociaal-emotionele vermogens zoals empathie en het zich kunnen verplaatsen in anderen.

Riksen-Walraven gooide destijds de knuppel in het hoenderhok door kritiek te uiten op de zorg in de kinderopvang. Is deze zorg wel zo goed voor kinderen? Zijn de interacties tussen verzorger en kind wel van goede kwaliteit? Dragen de interacties bij aan het ontwikkelen van een persoonlijkheid? En hoe groot is de invloed van het moeten 'missen' van een ouder waaraan een kind zich in het eer­ ste levensjaar net begint te hechten? Veel kinderen worden al op jonge leeftijd naar een kinderopvang gebracht. De effecten van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen is het grootst als kinderen er al jong gebruik van maken. De hoogleraar stelt dat negatieve gevolgen van vroege kin­ deropvang vooral liggen op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling. Ze komen naar voren in de vorm van gedragsproblemen zoals agressie.

’De effecten van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen is het grootst aJs kinderen er al jong gebruik van maken. De hoogleraar stelt dat negatieve gevolgen van vroege kinderopvang vooral liggen op het gebied van sociaalemotionele ontwikkeling.’

Riksen-Walraven pleit voor een uitbreiding van het bevallingsverlof, voor verruiming van parttime werk voor beide ouders en strengere eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang voor baby's. Ze noemt het ronduit schandalig dat de overheid zich in haar beleid laat leiden door economische motieven op korte termijn. Ze vindt dat we moeten investeren in kinderen. In heel jonge kinderen. Vanaf de geboorte is het uitlokken van interacties wezenlijk voor de ontwikkeling.

In antwoord op de kritische kant­ tekeningen bij kinderopvang gaf het ministerie van SZW in 2002 twee opdrachten voor langlopend onderzoek: Kwaliteit babyopvang van het NIZW en de Nationale studie pedagogische kwaliteit van het NCKO. Deze onderzoeken lopen nog.

Kwaliteit doet ertoe

Ander onderzoek ondersteunt het standpunt van Riksen-Walraven. In 2005 verscheen van M.J.J.M. Gevers Deynoot-Schaub een dissertatie over het gedrag en de ervaringen van jonge kinderen in kinderdagverblijven in relatie tot hun ontwikkeling." Daaruit bleek dat de opvangkwaliteit in kindercentra een belangrijke invloed heeft op het gedrag en de ontwikkeling van kinderen. Kinderen met een moeilijk temperament - met name angstig teruggetrokken kinderen - ontwikkelen in kinderdagverblijven met een lage opvangkwaliteit minder interacties met leeftijdgenoten dan kinderen die minder teruggetrokken van aard zijn. Dit blijkt niet het geval te zijn in kinderdagverblijven met hoge opvangkwaliteit. Kinderen die in opvang van lage kwaliteit verblijven, vertonen meer agressief en storend gedrag.

Jongere peuters lopen meer risico om onvoldoende ondersteuning van leidsters te ontvangen dan oudere peuters. Peuters die van hun ouders thuis kwalitatief minder goede zorg ontvangen, lopen een verhoogd risico om ook in het kinderdagverblijf minder goede zorg van hun leidster te ontvangen. Peuters die op 15 maanden

veel negatieve interacties naar leeftijdgenoten initiëren, lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van agressief en storend gedrag.

Als aanbeveling wordt genoemd om in de opleiding en training van professionele verzorgers voldoende aandacht te besteden aan het interveniëren van negatieve interacties tussen kinderen. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor manieren om de positieve interacties te bevorderen. Omdat dit ten goede komt aan het welzijn en de ontwikkeling van de sociale kant van kinderen.

Alleen het besle toed genoeg

De overheid veronderstelt dat meer goedkope opvangplaatsen vrouwen wel 'aan het werk' zou helpen. Het Sociaal Cultureel Planbureau onderzocht recent of ouders vaker hun kinderen naar de kinderopvang zouden sturen als die laagdrempelig en dichtbij huis was''. Wat bleek? Ruim de helft van de moeders denkt dat zij het beste zélf voor hun kinderen kunnen zorgen. En driekwart hiervan wil de zorg helemaal niet aan anderen uitbesteden of - als het niet anders kan - voor maximaal twee dagen per week. Meer van 60 procent van de gezinnen maakt geen gebruik van kinderopvang. Dat ligt niet aan de kosten. Zijn die lager, dan zouden moeders niet vaker van kinderopvang gebruik maken. Ook niet aan de beschikbare plaatsen. Want er is geen tekort. De meeste vrouwen vinden dat zij zelf de beste zorg kunnen geven. En zij willen het beste voor hun kind. De vooronderstelling van de overheid blijkt onjuist te zijn. Het idee dat kinderen thuis beter af zijn, blijkt het struikelblok te zijn. Dat idee krijg je niet zo makkelijk de wereld uit. Zeker niet als er verontrustende onderzoeksresultaten verschijnen.

Scandinavisch model

Het is opmerkelijk dat de overheid desondanks gewoon verder gaat met het gevoerde beleid. Er moeten meer vrouwen de arbeidsmarkt op. Dus moet de kinderopvang beter. In ons land moet ook lukken wat er in de Scandinavische landen goed van de grond is gekomen. Als Marietje daar geboren was, vroeg haar moeder zich niet af wie er voor Marietjes zou zorgen. Ze zou haar net als alle moeders naar de kinderopvang brengen. Het kindercentrum is een plaats waar kinderen niet alleen opgevangen, maar ook opgevoed worden. Ze krijgen normen en waarden bijgebracht die hen helpen om verantwoord in het leven te staan.

’Peuters die van hun ouders thuis kwalitatief minder goede zorg ontvangen, lopen een verhoogd risico om ook in het kinderdagverblijf minder goede zorg van hun leidster te ontvangen.’

Dit ideaal staat de voorstanders van kinderopvang in Nederland voor ogen. Het zou een oplossing bieden voor probleemgezinnen waar kinderen niet opgevoed worden. De hamvraag is waarom kinderopvang in de Scandinavische landen zo goed slaagt. Een punt is dat de verloven daar veel uitgebreider zijn en een kind een goede hechtingsrelatie kan opbouwen met ouders. Daarnaast geeft Taveccio'" aan dat het in Nederland ontbreekt aan een goed doordachte pedagogische visie. "De vraag is hoe je kinderen in toom kunt houden, ze stil krijgt als ze aan tafel zitten of ze hun speelgoed kunt laten opruimen". Daarin snijdt hij hét pijnpunt aan van onze samenleving. Wij willen helemaal niet dat er een instituut is dat onze kinderen opvoedt. Opvoeden doen we zelf. De roep om meer normen en waarden strandt telkens als het gaat om de concrete uitwerking. Wat voor de een brutaal is, is voor de ander assertief. De een vindt dat een kind gebaat is bij duidelijke regels; de

ander wil liever dat zijn kind onbeperkt kan exploreren. Met als resultaat dat beroepsopvoeders hun vingers liever niet branden en een zo veilig mogelijke middenweg bewandelen. Daardoor worden kinderen niet echt opgevoed. Daarbij komt het gegeven dat opvoeden altijd levensbeschouwelijk is ingekleurd. Marietjes moeder zal een kinderdagverblijf afwijzen als dat niet overeenkomt met haar identiteit. Een terechte keus omdat zij als ouder verantwoordelijk is voor de opvoeding.

En nu Murietje zelf

Het dilemma 'opvang of opvoeden' zal minder sterk zijn naarmate er een goed aanbod van identiteitgebonden opvang is waarin je kiest voor je eigen normen en waarden. Als dit goed van de grond komt, kan Marietje dan met een gerust hart naar de opvang? Dat zou fijn zijn. Zeker voor reformatorische moeders die eigenlijk ook wel een emancipatiedruk voelen en zelf een baan willen.12

Het lijkt een gepasseerd station te zijn om te overwegen of Marietje mogelijk beter af is in een gezinssituatie. Toch wil ik het nadrukkelijk wel doen. De discussie rond kinderopvang wordt regelmatig vertroebeld met voorbeelden van kinderen die thuis verwaarloosd worden en in de opvang ten minste nog iets leren. Maar juist deze groep trekt het ook niet in de opvang. Daarvoor is er te weinig persoonlijke aandacht beschikbaar voor een kind. Het blijkt dat sociaal vaardiger kinderen sneller de aandacht van de groepsopvoeder krijgen.'-Aan de andere kant moet er ook niet van uit gegaan worden dat de zorg in een kinderdagverblijf slecht is. Dat wordt niet door onderzoeksgegevens ondersteund. Maar nu terug naar de vraag wat het beste voor Marietje is.

’Ruim de helft van de moeders denkt dat zij het beste zélf voor hun kinderen kunnen zorgen. En driekwart hiervan wil de zorg helemaal niet aan anderen uitbesteden.’

In gesprek met andere moeders, krijgt Marietjes moeder het idee dat kinderen beter af zijn als ze al jong leren delen, als ze al jong met andere kinderen omgaan en leren hoe je samen speelt. Ze worden lekker sociaal door al jong temidden van verschillende andere kinderen op te groeien. Flexibel ook omdat groepsleidsters wisselen. Thuisblijven zou Marietje allerlei mogelijkheden ontnemen. Maar klopt dit alles wel? Een paar summiere kanttekeningen.

Thuis kan Marietje terugvallen op haar moeder als het haar even teveel wordt. Ze weet dat moeder beschikbaar is als het nodig is. Ze bouwt een hechte relatie op omdat ze leert dat ze haar moeder kan vertrouwen. In de opvang zal de leidster die basis moeten zijn om op terug te vallen. Maar als Marietje van groep verandert, gaat de opgebouwde relatie teloor.

Thuis heeft Marietje haar eigen plekje en haar eigen spulletjes. Die mag ze zo laten staan. Dat is iets wat zij zelf gemaakt heeft. In de opvang komt er morgen weer een andere groep en moet alles weer helemaal opgeruimd worden. Het is overigens ook onduidelijk welke gevolgen het langdurig verblijf in een groep voor het jonge kind heeft.

Op een kinderdagverblijf is alles kindgericht. Het kind staat centraal. Dat er een volwassenwereld is waar je van alles kunt leren, is niet in beeld. Thuis ziet een kind hoe moeder haar leven inricht. Hoe ze werkt, hoe ze praat met anderen, hoe ze omgaat met onverwachte situaties op straat. Zij is een voorbeeld, een identifica-

tiefiguur voor Marietje. Dat draagt bij aan haar persoonlijkheidsontwikkeling. Ze wil haar moeder graag meehelpen met werken. Ramen wassen. Schoonmaken met een eigen doekje. Als moeder haar een eigen taakje geeft, is dit heel bemoedigend voor Marietje. Ze voelt zich groot: ze is mama's grote hulp thuis.

Stel dat Marietje in een normaal gezin groot wordt met nog een paar andere kinderen. Haar moeder heeft voldoende sociale contacten en krijgt regelmatig andere kinderen over de vloer. Dan is de gezinssituatie voor Marietje te prefereren boven een goed bekend staand kinderdagverblijf.

Opvoeders gezocht

De overheid is vooringenomen als zij zonder meer kinderopvang stimuleert ten gunste van ouders die zelf voor hun kinderen zorgen. Kinderen zijn de komende staatsburgers. Die moeten wel goed opgevoed worden. Moeten leren wat normen en waarden zijn. Het is niet teveel gezegd dat dit momenteel onvoldoende gebeurt in kinderdagverblijven. Daarom is de aandacht voor kwaliteitsverbetering zonder meer goed. Een parallel spoor moet zijn om daarnaast gezinnen die met hun opvoeding in de knel komen, uitgebreider opvoedingsondersteuning aan te bieden. Kinderen moeten een echt 'thuis' hebben. Dat wordt in de eerste levensjaren gevormd, maar dit thuis moet zeker beschikbaar blijven tijdens de schooljaren.

De overheid zou als neutrale partij in het veld een veel groter pleidooi moeten voeren voor het zelf opvoeden van kinderen. Het zou niet slecht zijn als de overheid haar eenzijdige stimulans van kinderopvang liet varen. En de moeders èn vaders die zelf willen zorgen voor hun kind een pluim te geven. En niet te vergeten de financiële vergoeding waar ouders die kinderen wegbrengen naar de opvang, wel recht op hebben. Deze verhouding ligt nu zo scheef als het maar zijn kan. Kinderen moeten niet opgevangen, maar opgevoed worden. Daar is onze samenleving mee gediend. Laat de overheid dan hiervoor beleidslij­ nen uitstippelen. Zodat Marietjes ouders echt de vrijheid krijgen om het beste voor hun kind te kiezen.

’Het dilemma opvang of opvoeden zal minder sterk zijn naarmae er een goed aanbod van identiteitgebonden opvang is waarin je kioest voor je egen normen en waarden.’

Noten

1. Ministerie van SZW, 'Beleidsregels kwaliteit Kinderopvang', in; Staatscomant, 17 nov. 2004

2. Villa Valentijn in Den Haag.

3. Dit convenant is gesloten tussen aanbieders van kinderopvang en de belangenvereniging van ouders, september 2004.

4. Yvette Vervoort, Cees van Stijn, Kennisontwikkeling en innovatie in Je kinderopvang, Programmabureau Implementatie Wet Kinderopvang io.v. Ministerie van S2W, 2005

5. Harmonisatie Kwaliteitsbeoordelling in de Zorgsector

6. H.J. Vermeer e.a., Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek, i.o.v Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2003.

7. Getiteld: Wie hel kleine niet eert ...

8. Gevers Deynoot-Schaub, M.IJ.M., Young Children's Behaviour and Experiences in Child Care Centers; a Longitudional Study, Kohnstamm Instituut, Amsterdam 2005.

9. SCP, Hoe werkt het met kinderen, 2006-5

10. Taveccio, Voorbij de moederschoot, in: Pedagogiek in Praktijk, juni 2006

11. Het komt geregeld voor dat jonge ouders beiden betaald werk moeten verrichten om de hoge hypotheekiasten te kunnen blijven betalen.

12. Gevers Deynoot-Schaub, M.J.J.M., Young Children's Behaviour and Experiences in Child Care Centers, a Longitudional Study, Kohnstamm Instituut, Amsterdam 2005.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Zicht | 70 Pagina's

Waar laat moeder Marietje?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Zicht | 70 Pagina's