Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een theocratisch bepaalde uitdaging aan theocratische politiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een theocratisch bepaalde uitdaging aan theocratische politiek

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

THEMA

De relevantie van Oliver O'Donovan voor de SGP

universitair hoofddocent ethiek en spiritualiteit aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) te Kampen

De meer theocratische SGP-traditie als het kuyperiaanse neocalvinisme gaan uit van de belijdenis dat Gods i< oningschap alle terreinen van het leven betreft. Is deze benadering ook voor vandaag nog adequaat? Het denken van O'Donovan kan de relevantie van christelijke politiek een betekenisvolle impuls geven.

Christelijke politiek in Nederland ontstond in het kader van de ontkerstening. Zowel ds. G.H. Kersten als dr. A. Kuyper zijn ijveraar voor herkerstening genoemd'. In het verleden vv^as Nederland een christelijke natie. De Verlichting ondermijnde dat. Het christelijke geloof werd teruggedrongen naar de privésfeer. In het publieke domein golden alleen algemeen aanvaarde uitgangspunten. In reactie daarop probeerde de christelijke politiek het publieke leven juist onder het beslag van Gods Woord te houden of opnieuw te brengen. Zowel de meer theocratische SGP-traditie als het kuyperiaanse neocalvinisme gingen uit van de belijdenis dat Gods koningschap alle terreinen van het leven betreft. Ook samenleving en staat moeten zijn gezag erkennen. Deze inzet is niet zonder resultaat gebleven.

Het is echter de vraag of deze benadering ook voor vandaag nog adequaat is. Achteraf bezien leunde deze inzet op het feit dat de slapende meerderheid in Nederland inderdaad nog veel christelijker was dan een liberale elite suggereerde. Herkerstening langs politieke weg was mogelijk door deze slapende potenties te wekken. Inmiddels drong de ontkerstening door in alle lagen van de bevolking. Dat er daarnaast weer sprake is van een opleving voor religie betekent geen hernieuwde bijbelse 'christelijkheid'. De inzet van Kuyper en Kersten zal vandaag dus minder effectief zijn. Zou echter uit Gods Woord volgen dat dit het doel bij uitstek behoort te zijn van christelijke politiek, dan mag effectiviteit niet de doorslag geven. Ligt het echter minder eenduidig, dan dwingt de veranderde context van een 'postchristelijke' samenleving ons tot aanpassing van de christelijke politieke doelstellingen. Bij deze vragen kan het werk van de Engelse theoloogethicus Oliver O'Donovan ons helpen. Op zijn denken promoveerde ik in 2006 te Leiden". Zijn accenten lopen opvallend parallel aan die in de Nederlandse traditie van christelijke politiek en doen denken aan Kuyper, Kersten, en Van Ruler tegelijk. O'Donovan is geen theocraat, maar zijn werk vergrootte wel mijn begrip voor een theocratische positie'.

1. Bredere discussie

In de meeste Westerse landen zien wij dezelfde ontwikkeling als in Nederland. Een min of meer christelijke identiteit van eeuwen ebt vandaag weg. Overal bezinnen christenen zich daarom op hun roeping binnen een veranderde publieke samenleving. Die bezinning raakt ook de eeuwenlange geschiedenis. Was het wel goed dat samenleving en politiek sinds Constantijn de Grote publiek onder het beslag kwamen van kerkelijke of bijbelse normativiteit? Ik noem de

vier belangrijkste posities uit die bezinning, telkens twee aan twee.

‘Zowel O'Donovan als de SGP grijpen naar Jesaja 33:22 om uit de aard van Gods koningschap het karakter van politiek af te leiden.’

a. Theocratisch tegenover liberaal

In de eerste plaats staat een klassieke theocratische visie tegenover een modern-liberale. De eerste belijdt de autoriteit van God over het publieke leven. Dit maakt deel uit van zijn koninkrijk en is onderworpen aan zijn wil. Regeerders moeten Gods gezag openlijk erkennen. De kerk neemt een centrale positie in, van waaruit zij profetisch het Woord proclameert dat overheid en volk wil leiden. Kerk en staat werken dus samen in dienst van Gods gezag, de één met dat Woord, de ander met wetgeving en zwaardmacht. Het is uitgesloten dat andere religies of normstelsels in het publieke domein als gelijkwaardig worden getolereerd. Tolerantie komt echter wel mee met de beperkte aard van de overheidsmacht. In de persoonlijke levenssfeer mogen mensen eigen wegen gaan.

De liberale visie scheidt juist kerk, religie en staat. De staat is seculier. Zij bemoeit zich niet met geloof en kerk, terwijl deze de staat niet mogen beïnvloeden. Bovendien moet voor alles de individuele vrijheid worden gewaarborgd. De staat mag geen levensvisie of normativiteit opleggen. Waar publieke normen nodig zijn, moeten deze minimaal blijven en op algemeen aanvaarde gronden berusten. In het publieke domein past een zo royaal mogelijke levensbeschouwelijke tolerantie.

b. Indirect christelijk tegenover jezelf blijven

De botsing tussen theocratisch en liberaal riep een middenpositie op. Deze voltrekt een aanpassing van de plaats van religie en kerk aan de scheiding van kerk en staat, zonder beide te laten verdringen naar de privésfeer. De (christelijke) religie kan vertaald worden in een stelsel van waarden die het cement van de samenleving vormen. Ook op andere gronden worden deze vaak aanvaard. Dit leidt tot een genormeerde tolerantie in het publieke domein. Ieder mag zijn eigen benadering inbrengen op voorwaarde dat deze het gedeelde centrum niet aantast, gelijke rechten toekent aan andere benaderingen en daarmee een open communicatie aangaat. Onder die condities gelden religies of kerken als nuttig voor de samenleving. Tegen deze dominante benadering rees vooral in de Angelsaksische context verzet. Volgens de critici maakt zij de christelijke waarheid ondergeschikt aan de moderne samenleving. Dat keert de vroegere stand van zaken om. Toen domineerde de christelijke waarheid de samenleving met politieke middelen. Deze vierde benadering gaat daarom niet meer terug achter de scheiding van kerk en staat, maar radicaliseert deze juist. De kerk is zo anders dan de staat dat zij niet compatibel is met de oude politiek. Zij vormt een eigen politieke samenleving met een 'andere koning'. Het evangelie van de vrede past niet bij de macht en het geweld die elke aardse samenleving kenmerken. Wel moet zij de wereld dienen, maar dan missionair en diaconaal, en niet door participatie in de politieke arena. Zodra zij dat probeert, verzwakt ze haar identiteit en verdwijnt haar echte dienst aan een 'postchristelijke' samenleving. Volgens mij verenigt O'Donovan de sterke en vermijdt hij de zwakke punten van elk van deze posities. In het vervolg illustreer ik dat voor één ervan, namelijk de theocratische.

2. Oliver O’Donovan

O'Donovan is een toonaangevende Anglicaanse denker. Zijn denken over kerk en staat verraadt zijn

Engelse context. Eigenlijk rechtvaardigt hij een situatie waarin bisschoppen officieel zitting hebben in het parlement, terwijl de overheid een regerende taak uitoefent in de staatskerk. Voor Nederland lijkt dat ver vitg. Maar O'Donovan trekt daarbij bijbelse lijnen die ook in andere contexten toepasbaar zijn. Volgens hem mag het zoals in Engeland maar moet het niet persé zo. Op dezelfde manier leidt zijn denken tot grotere waardering voor de klassieke theocratische traditie dan vandaag gangbaar is, terwijl hij tegelijk ruimte geeft om vandaag andere accenten te zetten.

Met de traditie verworteh O'Donovan de bezinning op politiek in een doordenking van het koningschap van God over Israël. Hij leidt de aard van politiek niet af uit enkele losse bijbelteksten (zoals Romeinen 13), evenmin uit een denkschema (zoals vaak in de kuyperiaanse traditie), of uit de sociale wetenschappen (zoals tegenwoordig gangbaar). Zijn insteek leidt tot een opvallende parallel met een passage uit de Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij (bij artikel 11). Zowel O'Donovan als de SGP grijpen naar Jesaja 33:22 om uit de aard van Gods koningschap het karakter van politiek af te leiden.

Klassieke theocraten benaderen dit koningschap echter vaak statisch, als een doorgaande achtergrond werkelijkheid sinds de schepping. O'Donovan doet het dynamischer en meer heilshistorisch. Eigenlijk is God zelf de koning van Israël. Tijdelijk schakelt hij aardse vorsten in. Maar in de ballingschap mislukt het huis van David. Daarna komt Israël onder een dubbele autoriteit. God regeert zelf rechtstreeks via de wet. Tegelijk gebruikt Hij vreemde aardse mogendheden. Deze tijdelijke situatie van dubbele autoriteit loopt af als de definitieve zoon van David verschijnt, Gods zoon, Christus. Hij wordt de regeerder in Israël. Maar overeenkomstig de profetie ook over de andere volken. Alle vorsten moeten voor Hem het veld ruimen. Alle aardse politieke autoriteit lost Hij af. Met de komst van Gods gezalfde ontstaat een ingrijpend conflict tussen aardse autoriteit en Gods gezag (vergelijk psalm 2). Deze botsing wordt voorlopig echter nog niet uitgevochten.

‘Als structuren van het 'saeculurn tolereert Christus de bestaande politieke samenlevingen en autoriteiten.’

Christus komt namelijk in twee fasen. In de eerste fase (tot en met zijn hemelvaart) wordt zijn rijk gevestigd maar als een hemelse werkelijkheid die op aarde op het eerste gezicht verborgen blijft. Daarom gaan ook nog niet alle bestaande volken op in de nieuwe politieke samenleving van de toekomst, de kerk, en worden zij nog niet gevonnist als zij dit weigeren. Zij blijven voorlopig voortbestaan, terwijl juist de kerk nog bestaat onder het teken van het kruis en alleen voor het geloof herkenbaar is als het nieuwe en definitieve volk. Haar koning is verborgen en haar enige macht ligt in haar boodschap over Christus. Pas na de tweede fase (bij Jezus' wederkomst) wordt dit nieuwe koninkrijk ook op aarde als een voluit politieke werkelijkheid openbaar. Met Christus begint de 'toekomende eeuw', maar tegelijk blijft tijdelijk ook nog de 'bestaande eeuw.

Een klassiek woord voor die 'bestaande eeuw' is saeculum. Het terrein van de aardse politiek behoort tot dit 'saeculurn en is dus principieel 'seculier' (in de klassieke betekenis van het woord). Als structuren van het 'saeculum' tolereert Christus de bestaande politieke samenlevingen en autoriteiten. Zelfs geeft Hij ze nog een tijdelijke taak. Omdat Hij pas straks het kwaad definitief zal rechtzetten, blijft politieke autoriteit nodig om het voorlopig te beteugelen. Voor O'Donovan ligt in deze dienst aan Christus' voorlopige

recht de enig resterende legitimatie voor aardse politieke autoriteiten. Gaan hun aspiraties verder, dan steken zij Christus naar de kroon.

‘Politiek moet geen betere wereld willen maken, maar de orde in de bestaande wereld zo goed mogelijk handhaven en wellicht iets van Christus' zegen laten doorwerken.’

Taak van de kerk

In deze tussensituatie is de kerk als het eigenlijke volk van de koning geroepen om diens Woord profetisch uit te dragen en voor te leven. Die profetische taak kent een aparte adressering aan de bestaande regeerders. Juist zij moeten Christus' autoriteit erkennen en God publiek eren. De kerk staat principieel vrij tegenover de structuren van het 'saeculum' maar om Christus' wil moet zij zich toch schikken onder de resterende autoriteit van aardse regeerders, ook als dezen zich niet bekeren. Zij moet zich zelfs mee verantwoordelijk weten voor de voorlopige orde van de samenleving in afwachting van het komende koninkrijk.

Door de dienst van de kerk kunnen regeerders tot bekering komen en kunnen veel mensen in een samenleving christen worden. Daarmee verandert niet het seculiere karakter. Nog steeds gaat het om tijdelijke structuren van de voorbije eeuw, die Christus tolereert en gebruikt zolang dat nodig is. Maar in dat kader zullen regeerders op gepaste wijze Christus publiek eren. Bij de uitoefening van hun taak zullen zij zich laten richten door zijn openbaring en daarom ook luisteren naar het woord van de kerk. Deze zal ze gepaste bescheidenheid leren, anders dan vaak kenmerkend voor politici en hun ambities. Politiek moet geen betere wereld willen maken, maar de orde in de bestaande wereld zo goed mogelijk handhaven en wellicht iets van Christus' zegen laten doorwerken. Ook zullen ze waar mogelijk de missie van de kerk in de wereld bevorderen. Een samenleving uit het 'saeculum' met een groot bestand aan christenen wordt daarmee geen gestalte van Gods koninkrijk, eventueel in een soort combi met de (volks-)kerk. Wel kan zij christelijk verkleuren en gezegend worden ter wille van het evangelie en de kerk.

Voor christelijke politiek betekent dit dat zij haar blijvende doel moet zoeken in de medeverantwoordelijkheid voor de voorlopige orde en het voorlopige recht die Christus in de wereld wil blijven geven zolang zijn wederkomst nog uitblijft. Welke concrete toespitsing dit blijvende doel krijgt, hangt mee af van de concrete situatie in de betreffende samenleving. Bij verhoudingen zoals deze in Engeland zijn gegroeid, kan het heel verstandig zijn om ter wille van dat achterliggende blijvende doel de ingenieuze balans tussen kerk en staat te verdedigen, misschien met aanpassingen (zoals O'Donovan heeft gedaan). Als de missie van de kerk gezegend wordt zodat regeerders en veel anderen in een samenleving christen worden, kan in het spoor daarvan politieke inzet voor een vorm van uiterlijke kerstening of zelfs voor een theocratisch model prima passen (zoals vroeger in het Westen en vandaag in sommige Derde Wereldlanden). Wordt het christelijke karakter van een volk genegeerd, terwijl het latent nog steeds krachtig is, dan past een streven naar politieke herkerstening (zoals bij Kuyper en Kersten). Maar in de 'postchristelijke' context van het huidige Nederland is misschien een ander, bescheidener speerpunt de beste manier om het blijvende doel van christelijke politiek te bereiken.

3. Theocratisch elan en geduld met het saeculum

O’Donovans positie is verwant met een theocratische. Beiden benadrukken bijvoorbeeld de eigen aard van de

kerk en waken ervoor deze te instrumentaliseren tot één van de maatschappelijke terreinen. Meer dan andere christelijke partijen zet de SGP dat accent in de al genoemde Toelichting bij artikel 4. Met theocraten onderstreept O'Donovan dat de (christelijke) overheid Gods autoriteit publiek moet erkennen en de missie van de kerk moet dienen, terwijl de kerk haar profetisch moet aanspreken. Beiden wagen het om Gods openbaring onomwonden te betrekken op rechtshandhaving, wetgeving en bestuur. In een situatie waarin het christelijke geloof in een samenleving de eerste rechten en de meerderheid heeft, geeft ook O'Donovan evenals theocraten aan andere religies in het publieke domein niet automatisch dezelfde status. Tegelijk bevat O'Donovans denken ook enkele belangrijke correcties op een theocratische positie. Hij verrekent meer het eschatologische karakter van het koninkrijk van God. Daardoor laat hij ruimte voor een 'saeculum' dat niet dit rijk ingetrokken wordt. Als wij als christenen mee verantwoordelijkheid dragen voor dit 'saeculum' passen ons daarom vergelijkbare tolerantie en geduld als de Koning zelf opbrengt. Het 'seculiere' moet christelijk worden, maar dat kan alleen door de boodschap van geloof en bekering die de kerk publiek brengt. Er moet niet daarnaast een apart politiek spoor lopen waarlangs het 'seculiere' rechtstreeks onder de christelijke normativiteit gelegd wordt. Wel kan de waarheid van de Bijbel richting wijzen en in het 'saeculum' zegenend doorwerken en moeten christenen deze dus inbrengen als zij hun verantwoordelijkheid voor het 'saeculum' uitoefenen. Maar de stijl waarin dat gebeurt moet passen bij het karakter van het ‘saeculum’.

Dit raakt een gangbaar procédé in de Nederlandse christelijke politiek waarmee Gods geboden in een politieke context als een claim op de natie worden gelegd. Zo'n claim past alleen in de context van de gehele bijbelse boodschap, waarin ook de kennis van God en zijn werken meekomt. Dat is niet de context van het 'saeculum'. Daar hangt zo'n christelijk-normatieve stijl van politiek bedrijven in de lucht. Om die reden proberen verschillende christen-politici een vorm van getuigende politiek in praktijk te brengen, waarin zij dus wel het complete verhaal kwijt kunnen. Nu ontken ik niet dat ook in de politieke context momenten van getuigenis nodig zijn. Maar om daarin het eigenlijke van christelijke politiek te zoeken, strijdt mijns inziens met het doel van voorlopige ordening en recht. Getuigende politiek vermindert vaak ook het praktische gehalte van politiek. Bovendien is deze totaal-benadering juist typerend voor de publieke roeping van de kerk. Haar boodschap omvat alle aspecten van het evangelie en kan in dat kader ook Gods normatieve claim op de natie leggen. Maar zolang het woord van de kerk de samenleving niet overwint, wil Christus naar mijn inzicht niet alsnog langs een politieke weg met autoriteit zijn geboden opleggen. Hij tolereert dan juist de tegenstand, tot de dag van het oordeel.

‘Nu ontken ik niet dat ook in de politieke context momenten van getuigenis nodig zijn.’

Dit geduld met het 'saeculum' zou moeten doorwerken in de politieke stijl van christenen. Bijbelse normativiteit mag dan royaal en onomwonden worden ingebracht, maar in de vorm van inzichten in het publieke debat en op weg naar praktische oplossingen. Niet als een goddelijke claim in de toonsoort van de wet. Ook zal de christelijke tolerantie ten opzichte van andere religies en normstelsels toenemen. Er mag niet vanwege de toepassing van een rechtstreekse bijbelse norm een politieke voorkeur voor één religie of afweer van andere levensvisies worden nagestreefd. In

sommige contexten zijn die accenten wellicht terzake, maar dan altijd ter wille van voorlopige orde en recht in het licht van het karakter van die concrete samenleving. Ook neemt de ruimte toe om als christenpoliticus rond principiële thema's praktische compromissen na te streven.

‘Dit geduld met het 'saeculum zou moeten doorwerken in de politieke stijl van christenen.’

De grote voorwaarde bij dit alles is wel dat de kerk zelf haar publieke roeping weer verstaat en ter hand neemt. In de luwte van een kerk die de geestelijke strijd op het publieke front voluit aangaat, krijgt de christelijke politiek ruimte voor haar eigen bescheiden praktische bijdrage aan de voorlopige stabiliteit en uitstraling van Gods zegen in het 'saeculum'. Zo kan een klassiek theocratisch elan samengaan met de erkenning van het 'seculiere' karakter van aardse politiek.

Noten

A.A. van der Schans, Kuyper en Kersten, ijveraars voor herkerstening van onze samenleving (Groen, Leiden, 1992)

Ad de Bruijne, Levend in Leviatan, een onderzoek naar de theorie over 'Christendom' in de politieke theologie van Oliver O'Donovan (Kok, Kampen, 2006).

In het verband van dit artikel belangrijke werken zijn The Desire of the Nations. Rediscovering the roots of political theology (Cambridge University Press, Cambridge, 1996} en The Ways of Judgment, The Bampton Lectures, 2003 (William B. Eerdmans, Grand Rapids, 2005).

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2008

Zicht | 72 Pagina's

Een theocratisch bepaalde uitdaging aan theocratische politiek

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2008

Zicht | 72 Pagina's