Vrede in plaats van oorlog
BIJBELSTUDIE
“En zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen en zij zullen geen oorlog meer leren...” Pesaja 2:4]
Ds. J.M.J. Kieviet, predikant van de Christelijke Gereformeerde kerk te Dordrecht
Onder de lezers van Zicht zullen er niet velen zijn die regelmatig het gebouw van de Verenigde Naties in Newf York bezoeken. Mocht u er eens komen, verzuim dan niet om bij het binnenkomen van de ontvangsthal naar boven te zien. Daar treft u, gebeiteld in een natuurstenen gebogen wand, bijbelse woorden aan, weergegeven in de oude King James Version. Deze: "AND THEY SHALL BEAT THEIR SWORDS INTO PLOWSHARES AND THEIR SPEARS INTO PRUNINGHOOKS: NATION SHALL NOT LIFT UP SWORD AGAINST NATION, NEITHER SHALL THEY LEARN WAR ANY MORE." Het zijn de hierboven aangehaalde woorden uit Jesaja 2, ook te vinden in Micha 4. Topfunctionarissen van de regeringen van deze wereld staan met deze bijbelse profetie regelmatig oog in oog. In de directe nabijheid van het VN-gebouw is een sculptuur geplaatst die deze tekst ook nog eens uitbeeldt: een smid die met veel inspanning bezig is zijn zwaard om te smeden tot een ploegschaar. Het is een creatie van een Russische beeldhouwer, ooit door de voormalige Sowjet-Unie aangeboden aan de Verenigde Naties. Het was in de koudste jaren van de koude oorlog. Een tastbaar gemaakt profetenwoord van de God van Israël.
Partijdige rechtspraak, tiranniek bestuur...
Het woord dat Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft overjuda en Jeruzalem. Zo begint het tweede hoofdstuk van Jesaja's profetenboek. De HEERE heeft een woord voor Jesaja dat hij op zijn beurt moet doorgeven aan het volk. De wijze waarop hij de boodschap ontvangt, is die van een visioen. Hem wordt dus van Godswege een gezicht getoond.
We nemen aan dat wat opgetekend is in de hoofdstukken 2 tot en met 5 dateert uit de eerste periode van Jesaja's profetische arbeid. Die begint blijkens 6:1 in het sterfjaar van Uzzia, koning van Juda. Deze wordt opgevolgd door Jotham, een koning van wie is overgeleverd dat hij deed wat recht was in de ogen van de HEERE, naar alles wat zijn vader Uzzia had gedaan [2 Kon. 15:34]. Toch ook weer niet in alles. Het volk heeft nog offerhoogten in het land. Die worden helaas niet weggehaald. De regeringstijd van Jotham, die zestien jaar duurt, is voor het rijk van de twee stammen in economisch opzicht een voorspoedige.
In de hoofdstukken die ik noemde, spaart de profeet zijn tijdgenoten niet. In deze tijd van voorspoed blijkt het volk zich te hebben ingelaten met de afgoderij van de omliggende volken [2:6w.]. Ook hekelt de profeet de partijdige rechtspraak en het tirannieke bestuur van de leidslieden [3: w.]. Om nog maar niet te spreken van de weelderige en behaagzieke vrouwen van Jeruzalem [3:16w.]. Daarom zal Gods oordeel het volk treffen. Maar in de toorn gedenkt de HEERE aan Zijn
ontferming. Er klinkt een heilsbelofte aangaande een rest, het overblijfsel naar de verkiezing van Zijn genade [4:2w.l. Al de lijnen van aanklacht komen samen in het aangrijpende lied van de wijngaard des HEERF.N. Hij verwachtte goed bestuur, maar het is bloedbestuur; Hij zag uit naar rechtsbetrachting, maar zie, het is rechtsverkrachting [5: vv.).
... vragen om de verschijning van Christus
Toch belet dit alles niet dat hoofdstuk 2 begint met het visioen van een aanstaand rijk van vrede. Daarin klinken dus de woorden over het omsmeden van de zwaarden tot spaden of ploegen en van de spiesen tot sikkels. De bedeling van oorlog en bloedvergieten zal tot het verleden behoren. De HEFKK belooft dat die tijd zal aanbreken. Wanneer zal het plaatsvinden? In het laatste der dagen [2:2]. Zo is de aanduiding van de beloofde heilstijd die komen zal. Kan er iets meer over gezegd worden? Ja, zeggen onze statenvertalers in hun kanttekening: e weten ten tijde der verschijning van Jezus Christus, als het Evangelie door de ganse wereld zal gepredikt worden.
Het zal een tijd zijn, zo lezen we verder in Jesaja 2, die zich zal kenmerken door een aantal in het oog lopende ontwikkelingen. De berg van het huis van de HEF.RE, de berg Sion dus, zal boven alle andere bergen verheven zijn [2:2]. Dat is: uit dit heiligdom zal het licht van Gods openbaring stralen over heel de aarde, zodat het overal ter wereld en door alle volken zal worden gezien" [H.A. Wiersinga]. En alle volken zullen daarheen optrekken. Ze zullen elkaar aanmoedigen en zeggen: om, laat ons opgaan tot de berg des HEBREN, tot het huis van de God van Jakoh. Opdat Hij ons lere van Zijn wegen en dat wij wandelen in Zijn paden. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEEREN woord uit Jeruza lem [2:3]. Er zal dus wereldwijd een vragen zijn naar de God van Israël, naar Zijn Woord en naar Zijn dienst. De heidenen zullen zelfs het volk van God oproepen om in Zijn weg te gaan: om, gij huis van Jakob, laten we wandelen in het licht des HEEREN |2:5]. Dat alles zal dus kenmerkend zijn voor de tijd dat de krijgslustige zwaarden en de dodelijke spiesen worden omgesmeed tot nuttig landbouwgereedschap.
‘De bronzen smid van New York staat er bijkans al zestig jaren. Hij toont al die jaren aanhoudend zijn boodschap. Maar de gewenste wereldvrede is verder weg dan ooit.’
Zal het nog vrede worden?
Het zal duidelijk zijn: afgaand op wat we om heen ons waarnemen, moeten we constateren dat deze tijd van vrede nog niet is aangebroken. Onze wereld is vol van allerlei soort gruwelijk wapentuig. Van dolken en messen, machinepistolen en mortiergranaten tot de moderne ABG-massavernietingswapens toe. De productiestroom ervan is nog steeds niet tot stilstand gekomen. Er is nog geen spoor van reductie, laat staan van verwijdering. In het Midden-Oosten, in Afrika en op veel andere plaatsen ontploffen nog steeds de bommen; de stroom van bloed vloeit nog steeds. De bronzen smid van New York staat er bijkans al zestig jaren. Hij toont al die jaren aanhoudend zijn boodschap. Maar de gewenste wereldvrede is verder weg dan ooit. Er zijn in die periode talloos veel meer 'zwaarden' dan 'ploegscharen' gesmeed - en gehanteerd. Met alle vreselijke gevolgen van dien. Laten we eerlijk zijn: wat is er terecht gekomen van alle inspanningen van de VN met het oog op vrede? Zouden de volkeren de strijdbijl ooit echt begraven? Quis non fleret... Wie zou niet wenen... - bij het bedenken van al die miljoenen doden en die stromen vluchtelingen vanwege oorlogsgeweld. De mens is voor de mens een wolf...
Ondertussen klinkt nog steeds dat profetenwoord van Jesaja: zwaarden tot spaden en spiesen tot sikkels... Zal het er toch van komen? la, dat het gebeuren zal, is buiten kijf. Het Woord van de Heere zal niet ledig tot Hem terugkeren. Het zal doen wat Hem behaagt en het zal voorspoedig zijn tot het doel waartoe Hij het zond... Maar hoe? En wanneer? Me dunkt dat het bijbelfragment in New York onvolledig is. Het citeert alleen dat ene perspectief, maar het vergeet het verband waarin deze woorden staan. Wat is de weg waarin de vrede ontvangen zal worden?
Een geschonken vrede
Allereerst: e wordt geschonken. Ze zal worden gewerkt vanaf de Andere Zijde. Als ze er is, zal ze een werk van de Heere Zelf zijn. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest. De vrede die hier wordt voorgesteld, komt tot ons in de vorm van een goddelijke belofte. Het komend rijk van vrede wordt uiteindelijk niet bepaald door menselijke inspanning en diplomatie, maar zal een geschenk van Boven zijn. Vervolgens: eze vrede zal slechts ontvangen worden in de weg die hier wordt aangewezen. Namelijk in nauwe samenhang met het wandelen in het licht des HEEREN [2:5) en in gebondenheid aan Zijn Wet |2:3]. In het houden van Gods geboden is grote loon.
Ten derde: ersoonlijk geloof ik dat de Heere Zijn volk Israël, "de beminden om der vaderen wil", daarbij zal inschakelen. Er liggen nog beloften op vervulling te wachten. Laten we niet negeren dat uit Sion (!) de wet zal uitgaan en uit Jeruzalem (!) des Heeren woord [2:3b]. "Vrede zal over Israël zijn" [Psalm 125]. Tenslotte: r is bij de Heere geen vrede die niet de vrucht is van het werk van de Vredevorst, de Heere Jezus Christus. De ware vrede draagt een Naam, de
‘Het komend rijk van vrede wordt uiteindelijk niet bepaald door menselijke inspanning en diplomatie, maar zal een geschenk van Boven zijn.’
Naam van Hem aangaande Wie Gods kerk belijdt: ij is onze vrede! [Efeze 2:14|. "Aan de grootheid van Zijn heerschappij en van Zijn vrede zal geen einde zijn, van nu aan tot in der eeuwigheid. De ijver van de HEERE der heirscharen zal zulks doen" [les. 9:6|. Dat geeft adventsverwachting!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008
Zicht | 64 Pagina's