Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKENSCHAP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKENSCHAP

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat de tradities van het christelijk sociaal denken, het liberalisme en het reformatorisch gedachtegoed levende tradities zijn, bewijzen de boeken die in dit Boekenschap worden besproken. Verder treft u besprekingen aan van publicaties over het belang van een middenklasse en de betekenis van cultuur.

Drs. Marcel ten Hooven e.a. (red.), Benauwd in het midden, serie Christen Democratische Verkenningen, zomer 2008; uitg. Boom, Meppel, 308 blz.; prijs € 18,50 (voor een los nummer).

De middenklasse is vanouds de ruggengraat van de samenleving, zo stellen auteurs in een speciaal nummer van Christen Democratische Verkenningen. Waar burgers vanaf de jaren zestig zich losgemaakt hebben van allerlei bindingen, ontstaan nu nieuwe verbindingen en een nieuwe behoefte tot verbinding. Aristoteles achtte de middenklasse al van belang. Zonder middenklasse is er geen dempende buffer tussen de uitersten, de heersers en de slaven, die elkaar daardoor naar het leven zullen staan. Het speciale nummer bevat boeiende beschouwingen van onder meer Frank Ankersmit, Jos de Beus, Jaap van Duijn, Ger Groot, Gabriel van den Brink en Koert van Bekkum. In een artikel van Marcel ten Hooven en Jan Prij zien we hoezeer de middenklasse de drijvende kracht van de samenleving is, niet alleen economisch maar ook moreel. Maar hoe is het met dit midden gesteld?, zo is de prangende vraag in dit nummer. De ruggengraat van de samenleving is instabiel geworden, wat zich uit in het feit dat Nederlanders wel tevreden zijn over hun eigen welbevinden maar ontevreden zijn over de toestand van de samenleving. Ook de trek van het electoraat naar de radicale partijen links en rechts van het politieke spectrum duidt op het onbehagen in het midden. Het CDA moet het voortouw nemen in het debat over morele herbronning, vindt Van Bekkum. Hij laat zien dat een middenklasse c.q. gemeenschap niet kan zonder de religie. De samenleving kan haar grondslag niet vinden in de gemeenschap van goedwillende burgers. Dan is zij richtingloos omdat zij zich niet oriënteert op een norm buiten de gemeenschap. Van den Brink zegt in een interview dat er behoefte is aan een moreel-cultureel leiderschap. Verwijzing naar hogere cultuur, beschaving of sublieme kwaliteit vindt men in het publieke leven tegenwoordig al snel belachelijk. De bundel heeft vooral haar waarde door haar veelzijdige benadering van het thema vanuit het perspectief van politiek, cultuur en economie. Ook is er een verkenning van de middenklasse in het buitenland. De verschillende interviews geven een levendig beeld van allerlei actuele kwesties.

---
Dr. Roger Scruton, Waarom cultuur belangrijk is; uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 144 blz.;
prijs € 14,95.

Elke cultuur wortelt volgens de Britse filosoof Roger Scruton in religie. Vanuit deze wortel verspreidt zich het sap van de morele kennis door alle takken van denken en kunst. Scruton stelt dat het erfgoed van het joods-christelijk monotheïsme en de geest van onderzoek die naar de betekenis hiervan op zoek is, aan alle werken van westerse kunst en westers denken ten grondslag heeft gelegen. Onze beschaving is echter ontworteld geraakt, stelt de hoogleraar aan het Institute for the Psychological Sciences in Arlington (Virginia, VS). Hij hekelt het moderne scepticisme en relativisme dat elke objectieve procedure in het beoordelen van cultuur ontkent. Veel docenten hekelen traditionele cultuuruitingen als het nutteloze erfgoed van “dode, witte Europese mannen”. Scruton zegt rake dingen over televisie, die de aandacht wil trekken in plaats van interessante onderwerpen wil presenteren. Veel vormen van populair vermaak verstrooien de aandacht en neutraliseren het denken. De schrijver kritiseert de tendens in het onderwijs om vooral ‘relevant’ te zijn in plaats van kennis over te brengen. Het internet maakt volgens hem duidelijk dat de informatietechnologie veel effectiever is in het bevorderen van onwetendheid dan in het stimuleren van wetenschap. Scruton is zeer kritisch naar de wereld van de popmuziek die een obstakel is voor de verwerving van een muzikale cultuur. Om de gezondheid van de westerse beschaving te peilen, moeten we haar muziekcultuur bestuderen! Kenmerkend voor deze tijd is dat objectiviteit plaats maakt voor intersubjectiviteit en consensus. Waarheden, opvattingen, feiten en waarden zijn onderhandelbaar. Er ontstaat een nieuwe censuur en een “cultuur van verwerping”, namelijk om alle hogere producten van de westerse cultuur als irrelevant te zien, onder het motto dat alle producten en culturen recht van spreken hebben. Ondanks alle kritiek, ziet Scruton toch nog glimpjes hoop dat het oordeelsdiscipline en het nastreven van intrinsieke waarde niet helemaal verdwenen is. Een fijnzinnig werkje over het belang van de hogere cultuur van de westerse beschaving.

---
Dr. Marcel Becker (red.), Christelijk Sociaal Denken. Traditie – Actualiteit – Kritiek; uitg. Damon, Budel, 2009; 286 blz.; prijs € 20,90.

Een bundel over de relatie tussen het christendom en de sociale verhoudingen en het maatschappelijk leven. Kernpunt is de rooms-katholieke sociale leer over arbeid, zoals vooral geformuleerd in het Compendium van de sociale leer van de Kerk (2004). Kenmerkend voor de Rooms- Katholieke Kerk is dat de mens een transcendent wezen is dat een onherleidbare waardigheid bezit en de mens verantwoordelijk maakt niet alleen voor God maar voor de naaste en de samenleving. Vanuit dat perspectief lezen we zinvolle opmerkingen over de arbeid, de zondag, rechtvaardige sociale verhoudingen, de verhouding tussen kerk en staat. De kerk is niet zomaar één van de vele partners in de burgerlijke samenleving, maar heeft als specifieke opdracht om in een seculiere samenleving aandacht te vragen voor de menselijke gerichtheid op het bovennatuurlijke. Het rooms-katholieke denken is vanouds georiënteerd aan de natuurwet, die een fundament is dat door God voorbereid werd voor de geopenbaarde wet en de genade. De betekenis van het menselijk handelen bestaat erin de natuurlijke wetten die God in het geschapen universum heeft ingeschreven, te ontdekken en te respecteren. Het Compendium verwijst naar een scheppingsorde waar het maatschappelijk middenveld een duidelijke plaats inneemt als een plaats waar het liefdesgebod van de Schepper tot uitdrukking kan komen en schepselen kunnen groeien in Gods evenbeeld. De rooms-katholieke sociale leer kritiseert het liberale individualisme dat in zijn drang naar burgerlijke zelfverwezenlijking zowel liefdesverbanden als burgerschap afbreken. Volgens de rooms-katholieke leer berusten de plichten en rechten van mensen uiteindelijk op een goddelijke aanspraak en gave. God is wetgever en stichter van een rechtsorde of een morele orde waarin is vastgelegd wat de bestemming van de mens is. De rechtsorde geldt algemeen omdat ze met de menselijke natuur gegeven is en door de rede kan worden blootgelegd (natuurrecht), en in het bijzonder wanneer God bijzondere regels heeft geopenbaard (de Bijbel). Vanouds hing de Rooms-Katholieke Kerk de gedachte aan dat de kerk boven de staat staat. Inmiddels zijn deze machtsaanspraken enigszins teruggenomen, zegt Marin Terpstra. Gods wet kan alleen door bemiddeling van gelovigen in deze wereld in realiteit worden omgezet. Wel blijft de kerk een volstrekt onafhankelijke instelling: ze bezit een eigen rechtsbevoegdheid die niet onder die van de staat valt, maar zij kan omgekeerd wel de staat tot de orde roepen. Niet de instellingen als de kerk en de staat bemiddelen het goddelijke heilsplan, maar mensen. Of beter: het geweten van mensen is de plaats van de soevereiniteit.Volgens de kerkelijke leer openbaart het geweten van de mens hem een morele en religieuze orde waaraan hij bevolen wordt te gehoorzamen. De sociale leer van de kerk is op een dubbelzinnige wijze democratisch: alle wereldlijke macht dient de waardigheid van de mens te eerbiedigen, maar tegelijk zijn deze burgers in geweten verantwoording verschuldigd aan God. Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) is in de Rooms-Katholieke Kerk meer nadruk op de autonomie en onafhankelijkheid van kerk en staat en zijn bijvoorbeeld de mensenrechten van goddelijke rechten geworden tot natuurlijke rechten en van natuurlijke rechten tot grondrechten.

---
John Stuart Mill, Over vrijheid; uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009; 186 blz.; prijs € 9,95.

Een klassieker opnieuw uitgegeven ter gelegenheid van het verschijnen van deze uitgave 150 jaar geleden. Het bevat een vurig pleidooi voor vrije meningsuiting, als het kader waaronder volgens Mill mens en maatschappij het best tot hun recht kunnen komen. Het principe van de persoonlijke vrijheid, zo stelt Mill, is “dat het enige oogmerk dat de mensheid het recht geeft om individueel of collectief in te grijpen in de vrijheid van handelen van een van hen, hun eigen bescherming is.” F. L. van Holthoon typeert in zijn inleiding Mill als een echte liberaal, die vrijheid als hoogste prioriteit stelde en het nut als de uiteindelijke toetsteen van alle ethische problemen beschouwde, maar wel nut in de ruimste zin “gebaseerd op de duurzame belangen van de mens als progressief wezen.” Mill vestigde zijn hoop op een kleine groep mensen, een morele avant-garde, die zich ten doel stelt betere levensvormen te vinden. Vrijheid schept volgens Mill een atmosfeer die mensen oproept zich onbelemmerd te ontplooien en tolerant te zijn tegenover de pogingen van anderen. Het individu is voor zijn gedrag geen verantwoording schuldig aan de samenleving, zolang dit uitsluitend zijn eigen belangen betreft. Mill is, zo blijkt uit zijn verhandeling, beducht voor de tirannie van de meerderheid. Hij houdt van de botsing der meningen, in die zin dat iedereen zijn eigen mening moet kunnen uiten. “Niet het heftige conflict tussen delen van de waarheid, maar het stilzwijgend onderdrukken van de helft ervan is het kwaad dat wij het meest moeten vrezen.” Zolang de mensheid niet volmaakt is, is het nuttig dat er een verscheidenheid van meningen bestaat. Vrijheid als onvervreemdbaar recht heeft diverse aspecten in zich: vrijheid van geweten, van denken en gevoelen, vrijheid van vergadering vrijheid om onze bezigheden te kiezen en ons te gedragen zoals we willen. “Geen samenleving is vrij waarin deze vrijheden niet in grote trekken worden geëerbiedigd.” Een echt-liberaal betoog dat evenwel weinig oog heeft voor de publieke betekenis van de godsdienst.

---
Dr. Roel Kuiper, Moreel kapitaal.
De verbindingskracht van de samenleving; uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2009; 287 blz.; prijs € 25,00.

De samenleving heeft moreel kapitaal nodig, stelt Kuiper in zijn nieuwe boek dat voor een belangrijk deel gebaseerd is op zijn werk als reformatorisch filosoof aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Onder moreel kapitaal verstaat hij het vermogen (individueel en collectief) om op een zorgende manier bij de ander en bij de wereld te zijn. Dit kapitaal is de noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een stabiele en welverbonden samenleving die zich kan ontwikkelen tot veler welzijn. “Hoe rijker een samenleving in termen van moreel kapitaal, hoe sterker haar vermogen tot samenhang, hoe meer ze gericht zal zijn op de realisering van betekenisvolle sociale waarden. Hoe rijker in termen van moreel kapitaal, hoe meer welzijn en beschaving.” Moreel kapitaal is verankerd in alledaagse sociale praktijken, die normatief zijn geladen en uitnodigen tot moreel gedrag, aldus Kuiper. Moreel handelen raakt aan tal van waarden, ontsluit ze en maakt ze tot een geheel van geleefde waarden die mensen verbinden. De meest kardinale daarvan zijn de morele waarden liefde en trouw. Kuiper spreekt over moreel kapitaal als het kostbaarste ‘goed’ waarover een gemeenschap beschikt. “Moreel kapitaal duidt op de verbindingskracht van een samenleving, het vermogen mensen en hun verbanden tot hun recht te laten komen en ze te richten op onderlinge samenwerking en het publiek welzijn. Een samenleving die dit kapitaal als ‘common good’ koestert, weet de hoogste morele waarden van die gemeenschap te benutten en in sociale praktijken te realiseren.” De huidige wereld beleeft volgens Kuiper een systeemcrisis zonder weerga. Het normatieve denken heeft een hoge status in de privé-sfeer, maar de grote systemen van de samenleving mogen er niet mee worden belast. De onhoudbaarheid van deze kloof is volgens Kuiper duidelijk geworden in de huidige globaliseringscrisis. “Het verlies van vertrouwen in de grote instituties die het financieel en economisch beheer van de wereld in handen hebben, laat zien dat moreel gedrag niet vreemd is aan economisch gedrag, maar er intrinsiek mee verbonden is.” Kuiper komt tot een christelijke cultuurkritiek. Het probleem van de laat-moderne, westerse samenleving is volgens hem dat het proces van onderlinge wederkerige verbinding en daarmee van gemeenschapsvorming op een of andere manier is verstoord. Mensen zwerven alleen of in nomadische groepen door de wereld. Onthechting is de alles doordringende ervaring geworden van de laat-moderne samenleving. De moderniteit heeft zich laten verleiden tot doelstellingen die alleen op deze wereld gericht zijn en tot utopische dromen over wat een door de rede geleid mens zou kunnen bereiken. Deze voorstellingen staan diametraal tegenover wat volgens christelijke opvattingen de bestemming en zin van het leven in verbondenheid met anderen is. Tegenover de autonomie-idealen van de moderniteit staat de heteronomie-gedachte van de christelijke filosofie. Kuiper benadrukt het belang van het verbond voor de samenleving. Een verbond is een afspraak met een belofte. De partners in een verbond moeten erop vertrouwen dat wat zij elkaar beloven ook zal worden nagekomen. Dit veronderstelt een vertrouwen in de persoon van de ander. Het geeft een perspectief op de samenleving waar de samenleving haar morele opvattingen niet zelf voorbrengt, maar van Boven ontvangt. “Het vermogen elkaar beloften te doen, is de kern van de samenleving als verbond. Beloften funderen de morele betrekkingen in een samenleving. In de belofte strekt de mens zich zorgendantwoordend uit naar de ander. De erkenning is daar dat de ander gegeven is en daarom heilig en beschermwaardig.” Van daaruit is de samenleving de belichaming van iets moreels en kan een gemeenschappelijke betrekking vormen voor alle leden van de samenleving. Het eigenlijke van de verbondsmatige structuur laat zich niet in een overeenkomst vastleggen. Daarom wordt er ook een beroep gedaan op een belofte of een eed, waardoor een beroep gedaan wordt op iets wat buiten de mens ligt, in de transcendente oorsprong of zin van het bestaan zelf. Daarom heeft een verbond, in tegenstelling tot een contract, een open karakter. De waardencrisis in het Westen staat volgens Kuiper niet los van de crisis van onze beschaving, waarvan het religieuze fundament is aangetast. Het religieuze kan niet gemist worden in een welverbonden samenleving. Religie is de stem die de mens aanspreekt en hem oproept en motiveert tot een toewijding aan de ander en aan de samenleving. Kuiper benadrukt de verbinding van moraal en religie. Een beschaving is de belichaming van een moreel idee, maar zij kan dit morele idee niet zelf bestendigen. Het morele idee van een beschaving komt tot stand door een religieus appèl op de mens. Volgens de achterflap biedt het boek “een sociaalwijsgerige studie van hedendaagse discussies over de samenleving.” Het heeft (daarom) een hoog theoretisch gehalte, maar tegelijkertijd is er oog voor de concrete sociale praktijken waarin de zorg voor de ander gestalte krijgt. Er is een apart hoofdstuk opgenomen over huwelijk, gezin en ouderschap. De waarde van het boek is dat het een christelijk denkperspectief biedt op allerlei actuele vraagstukken in de samenleving. Het geeft een diepteboring van de huidige samenleving. Het roept mijns inziens wel op tot verdere verwerking in de vorm van beleidsaanbevelingen, zodat het theoretisch gehalte een meer concrete toespitsing krijgt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 2009

Zicht | 60 Pagina's

BOEKENSCHAP

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 2009

Zicht | 60 Pagina's