Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een grondige diepteboring van de secularisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een grondige diepteboring van de secularisatie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie een diepgravende beschouwing wil lezen over het onderwerp religie in het publieke domein, kan niet om het werk van de Canadese filosoof Charles Taylor heen. Hij geeft in zijn werk A Secular Age, nu vertaald onder de titel Een seculiere tijd, een grondige analyse en diepteboring van het fenomeen secularisatie.1

Zijn stelling is dat moderniteit en religiositeit niet haaks op elkaar staan, maar elkaar juist omarmen. De gangbare secularisatie-these verwerpt hij, want gods - dienst heeft ook in de huidige cultuur haar plaats bij lange na niet verloren. Charles Taylor (1931) is een uit Canada afkomstige filosoof die indrukwekkende studies publiceerde over Hegel, het multiculturalisme en de bronnen van het moderne denken. In zijn boek Een seculiere tijd (voortaan geciteerd als ST), dat eigenlijk een bewerking van een verzameling lezingen is aan de Universiteit van Edinburgh, peilt hij de geschiedenis van de seculari - sering van het Westen. De centrale vraag luidt: “Hoe komt het dat rond 1500 voor de meeste westerlingen het geloof een vanzelfsprekende zaak was, terwijl anno 2007 het geloof hooguit nog een optie is, en dan nog een zeer betwistbare in de ogen van de meerderheid?” Het boek heeft verschillende lagen: een historisch-filosofische analyse van het ontstaan van de geseculari - seerde samenleving, een poging tot begrijpen van de culturele revolutie van de jaren zestig uitlopend in de huidige ’pluralistische’ maatschappij, en ten slotte een diagnose van de huidige tijd op spiritueel gebied.

Moderne maatschappij
Vele moderne mensen (vooral intellectuelen) geloven niet meer in God of enige transcendente werkelijkheid. De religieuze cultuur heeft zich ontwikkeld tot een moderne, ‘horizontale’ maatschappij, waarin een a-religieus humanisme vanzelfsprekend is geworden. Het ongeloof is dominant in onze cultuur op een manier die zijn weerga niet kent, aldus Taylor. We hebben ons ontwikkeld van een “enchanted” (betoverde) kosmos naar een universum waar wetenschap en plat materialisme de dienst uitmaken. Toch is er volgens Taylor geen sprake van ‘het einde van de religie’. Integendeel, tussen een radicaal humanisme aan de ene kant en de traditioneel-orthodoxe uitingen van religie aan de andere kant, is er een breed spectrum ontstaan van allerlei mengvormen onder de noemer van ‘spiritualiteit’. Terwijl religie zich terugtrekt uit het publieke domein blijft het levend in het privé-domein. Taylor wil niet spreken van een neergang van religie, wel van een transformatie, een hernieuwde belangstelling voor het sacrale en spirituele in het persoonlijke en sociale leven. Taylor ziet de populaire opvatting dat de moderne wetenschap het geloof overbodig heeft gemaakt als te eenzijdig. Geloofsafval heeft niet direct te maken met wetenschappelijke oorzaken. ‘Afvalligen’ waren meestal al door andere factoren beïnvloed, zoals afkeer van kerkelijke hiërarchie en het traditionele zondebegrip, of leidden al geruime tijd een leven waarin geen plaats of tijd meer was voor religieuze praktijken. Het traditionele antwoord dat de evolutie naar een geseculariseerde samenleving zich ‘natuurlijk’ of ‘logisch’ voltrekt, een soort volwassen worden van de mensheid, een geleidelijke ontvoogding uit primitieve, irrationele voorstellingen en houdingen, is totaal ontoereikend om de subtiele combinaties van moderniteit en religiositeit te kunnen begrijpen. De moderniteit ontwikkelde zich uit het religieuze wereldbeeld: niet als een revolutionaire ontkenning, maar eerder als een ontwikkeling van wat zich daarin reeds vanaf heel vroeg begon aan het kondigen, aldus Ger Groot in zijn inleiding op Een seculiere tijd.

Reformatie
Taylor spreekt over de Reformatie als een periode waarin de betoverde kosmos afgeschaft werd en een humanistisch alternatief ontstond voor het geloof. “Hervorming onttovert niet alleen, maar disciplineert en herordent het leven en de samenleving. Naast beschaafdheid leidt dit tot een notie van morele orde die een nieuwe betekenis aan het christendom en aan de eisen van het geloof geeft” (ST 1008). De Reformatie impliceerde een bevrijding die leidde tot de ontwikkeling van de moderne wetenschap. Het heilige werd nu beleefd midden in het dagelijkse leven. Mensen herinterpreteerden en bestudeerden de wereld en de natuur omwille van henzelf. De christelijke fundering maakte plaats voor een eigenwettelijke benadering. Belangrijk kenmerk van de moderne samenleving is het individualisme. Niet de goddelijke en hiërarchische orde staat meer centraal, maar een onpersoonlijke gelijkheidssamenleving, waarin wederzijds respect en wederzijdse dienst de dienst uitmaken. Verder zijn typerend voor de moderniteit het materialisme, het mechanistische wereldbeeld, een radicaal humanisme en het atheïsme. In het laatste deel van Een seculiere tijd gaat Taylor in op “de dilemma’s van deze tijd”. Hij doorbreekt het geijkte beeld van de tegenstelling tussen gelovigen en ongelovigen. Hij laat zien dat zowel gelovigen als ongelovigen worstelen met dezelfde dilemma’s en paradoxen als het gaat om het beantwoorden van de laatste vragen, vragen rond zinloosheid, geweld, dood en het zoeken naar een geslaagd leven. Hij probeert iets te vinden dat gelovigen en ongelovigen gemeen hebben, namelijk de zoektocht naar ‘fullness’, ‘levensvervulling’, het verlangen naar heelheid. Je hoeft niet gelovig te zijn om zoiets mee te kunnen maken. Taylor citeert uit de autobiografie van Vaclav Havel, die zo’n ervaring had toen hij op een dag in de gevangenis naar een in bloei staande boom keek. Aan de andere kant beschrijft Taylor een uniek fenomeen: moderne bekeringen, niet zelden van individuen die tot de elite behoren, al zijn het in dit geval vooral bekeringen tot de Rooms-Katholieke Kerk (waar Taylor zelf lid van is).

Publieke domein
Taylor beschouwt het publieke domein als een centraal kenmerk van de moderne samenleving. Dit domein is radicaal geseculariseerd, in die zin dat God, religie en het spirituele geheel uit de publieke ruimte zijn verdwenen. Dat is niet plotseling gebeurd, maar via de tussenweg van wat Taylor noemt het “deïsme van de voorzienigheid.” “Via dit tussenstadium werd in onze beschaving ruimte gemaakt voor ongeloof” (ST 404). De samenleving heeft geen goddelijk fundament meer maar is geheel afhankelijk van de vrije toestemming van haar leden. Zij is “een verbond dat uitsluitend door ons gemeenschappelijke handelen daarin wordt bepaald, namelijk om door middel van gedachtewisseling zo mogelijk tot overeenstemming te komen, en door niets wat erbuiten ligt” (ST 277). Taylor spreekt van “het ontbreken van een grondslag die transcendent was aan het handelen: moderne maatschappelijke vormen bestaan uitsluitend in de seculiere tijd (ST 298, 299). Voorheen was God aanwezig in het staatsbestel, nu is daarvoor in de plaats gekomen wat Taylor noemt de Moderne Morele Orde. De individuen zijn niet meer opgenomen in een hiërarchische orde, maar zijn losstaande individuen die zich met elkaar verbinden. “We zijn van een hiërarchische orde van verpersoonlijkte verbanden overgegaan naar een onpersoonlijke, egalitaire orde, van een verticale wereld van bemiddelde toegankelijkheid naar horizontale, direct toegankelijke samenlevingen” (ST 298). Taylors conclusie is dat politieke samenlevingen niet langer simpelweg beschouwd kunnen worden vanuit het perspectief van de eeuwigheid. Men moet rekening houden met het tijdperk waarin gebeurtenissen zich afspeelden. “De moderniteit was een tijdperk zonder precedent” (ST 309). Tegelijkertijd is juist dit publieke domein het toneel van een opleving van nieuwe religieuze vormen, zo constateerden we reeds in een ander verband. Taylors visie op de secularisering staat en valt met zijn these dat er méér is dan verval van religie. Er is sprake van “een nieuwe plaatsing van het heilige of het spirituele in relatie tot het individu en het maatschappelijke leven. Deze nieuwe plaatsing is nu de aanleiding voor herschikkingen van het spirituele leven in nieuwe vormen en voor nieuwe bestaanswijzen, in relatie tot God of niet in relatie tot God” (ST 580, 581).

Bronnen
In zijn werk Bronnen van het zelf heeft Taylor de bronnen van de moderniteit onderzocht. Taylor gebruikt voor zijn beschrijving van de secularisering het aan Max Weber ontleende begrip van de ‘onttoverde wereld’, soms ook Webers beeld van de samenleving als een ‘ijzeren kooi’ (‘stahlhartes Gehäuse’). Kenmerk van de moderniteit is “het onthechte zelf”. De moderne mens is “geatomiseerd” en “wereldloos”, losgeweekt uit de allesomvattende ordeningen die tot dan toe zin verleenden aan de wereld en aan het menselijk handelen. De moderne mens is ontheemd en beweegt zich in een zinsvacuüm dat door de successen van techniek en wetenschap niet kan worden opgevuld. Het vacuüm van deze cultuur wordt ingenomen door de rede van het autonome subject, dat geen enkele hogere instantie erkent. Tegenover dit verlichtingsideaal van een modern subject dat de wereld en de natuur autonoom tegemoet treedt, ontstaat het romantische verlangen naar droom en poëzie. Waar de Verlichting een vrij en creatief subject ontwierp dat voor de vrijheid wel de prijs van een ballingschap in een van God verlaten wereld moest betalen, kwam het bij de romantici tot een hereniging met het goddelijke ten koste van de menselijke autonomie. Het boek Bronnen van het zelf bestaat vooral uit ideeën - geschiedenis, namelijk hoe onze ideeën van het ‘zelf ’, de innerlijkheid en autonomie van de mens, zich hebben ontwikkeld, van de Griekse denkers via Augustinus (ontdekking van de innerlijkheid!), Descartes en Locke, naar de Verlichting, en daarna – als tegen beweging – de Romantiek (ontdekking van de natuur), Nietzsche en Dostojevski. Taylors analyse van de moderniteit bestaat voor een groot deel uit de vastgestelde contradictie tussen de naturalistische wereldvisie van de Verlichting (met haar instrumentele rede en het technische denken) enerzijds en de romantisch-expressionistische wereldbeschou - wing anderzijds. De dominante positie van de techniek heeft bijgedragen tot de versmalling en vervlakking van het leven. De idealen van de onthechte rede en de romantische zelfontplooiing berusten volgens Taylor beide op een opvatting van het zelf als eenheid. Het uiteenvallen van het zelf als eenheid is daarom een van de terugkerende thema’s van de twintigste eeuw. Het probleem van het onthechte subject en zijn morele ontworteling is meer dan een filosofisch probleem, maar een probleem van onze huidige samenleving. Taylor wil de moderniteit genuanceerd tegemoet treden. De moderniteit ziet hij als een “unieke combinatie van grootsheid en gevaar”. Voorbeeld: ook de instrumentele rede is oorspronkelijk geworteld in een ideaal van vrijheid, en ook de techniek heeft geleid tot verbetering van de levensstandaard en kan in dienst van de mensheid haar goede werk doen. Taylor wil de morele bronnen van de moderniteit (hij spreekt van een morele ontologie) opnieuw tot leven wekken, zoals die van vrijheid, altruïsme en univer - salisme. Taylor doet een pleidooi om de onthechte rede van het moderne ik te vervangen door een wijgemeenschap. Waarden bepaal ik immers niet wille - keurig en individueel, maar zijn aanwezig tegen een gemeen schappelijke horizon. Taylors ideaal is een com - munitaristische burgermaatschappij waarin de publieke zaak weer wordt gedragen door het als gemeen schap - pelijk ervaren goede. Een democratie die zich alleen bezighoudt met de uitoefening van individuele rechten en de verdediging van een inhoudsloze vrijheid, ver - armt en leidt tot een gefragmentariseerde, atomistische samenleving. Als praktiserend rooms-katholiek doet hij een pleidooi voor overkoepelende waarden en normen die het christendom inhoudt, die recht doen aan het wezen van de mens. De mens kan pas mens zijn in relatie tot een ander. Waarden en normen kunnen de mens vinden in de “sacrale horizon”, zoals Taylor een deel van de overkoepelende waarden en normen noemt. Het herontdekken van de bronnen van die hoop, daar is het Taylor om te doen: ,,De bedoeling van dit werk was terugvinden (..) en zo ervoor te zorgen dat deze bronnen ons weer kracht geven en de lucht doen terugkeren in de half ingeklapte longen van de geest.”

Scherpe cultuuranalyse
Het gedachtegoed van Taylor is inspirerend. Hij biedt een scherpe cultuuranalyse van de bronnen van de moderne cultuur waarbij hij een lans breekt voor de transcendente God van het joods-christelijke theïsme. De oplossing die hij aandraagt wekt sympathie, al is zijn betoogtrant vaak abstract en is het niet altijd gemakkelijk om de rode draad vast te houden te midden van de honderden pagina’s beschouwingen over cultuur, wetenschap en religie. De kracht van zijn werk is dat hij breekt met de oude gedachte dat wetenschap of secularisatie godsdienst overbodig maken. Hij stelt haarscherp dat veel jonge mensen op zoek zijn naar bevrediging van hun spirituele zoektocht. “Dit komt vaak voort uit een diepe ontevredenheid over een leven dat volkomen binnen de immanente orde is opgesloten. Men ervaart dat dit leven leeg is, vlak, verstoken van een hoger doel” (ST 667). De ethiek van authenticiteit is gericht op het individu, ten koste van institutionele religie. Taylor stelt dat de westerse samenleving in historische zin altijd doordrongen zal blijven van het christendom, maar de vanzelfsprekendheid is verdwenen. Hij benoemt dat met ‘de terugtocht van de christenheid’. Daarmee bedoelt hij “dat het voor mensen steeds minder gewoon zal worden om tot een geloof te worden aangetrokken of daar trouw aan te blijven op basis van een krachtige politieke identiteit of groepsidentiteit, of vanuit het besef dat ze maatschappelijke essentiële ethiek ondersteunen” (ST 676, 677). Taylor betitelt het volgende dilemma als vals, namelijk dat je óf volkomen in deze wereld aanwezig bent en dus niet werkelijk in God kunt geloven, óf je leeft binnen de moderniteit in zekere zin als vreemdeling (ST 745). Hij schetst daarmee een positie in de cultuur die ook voor de christen actueel is: je mag en moet je plaats weten in de moderne cultuur, maar tegelijkertijd deze kritisch tegemoet treden vanuit de bijbelse normen. Daarbij is grondige kennis van deze cultuur en haar secularisering een vereiste, willen onze argumenten ook hout snijden.


Noten
1 Charles Taylor, Een seculiere tijd; vertaald door Marjolein Stoltenkamp en ingeleid door Ger Groot; uitgeverij Lemniscaat Rotterdam, 2009; 1146 blz.; prijs € 59,95. Twee jaar geleden verscheen in het Nederlands van Charles Taylor, Bronnen van het zelf. De ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit, vert. Marjolijn Stoltenkamp; ingeleid door Joep Dohmen; uitgeverij Lemniscaat Rotterdam, 2007; 773 blz., prijs € 59,95; zie ook de interessante studie van Ingeborg Breuer, Taylor; vertaald door Hessel Daalder; (serie Kopstukken Filosofie); uitgeverij Lemniscaat, 2005; 156 blz.; (tweede druk); prijs € 12,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2009

Zicht | 60 Pagina's

Een grondige diepteboring van de secularisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2009

Zicht | 60 Pagina's