Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk

Interview met prof. dr. P.B. Schnabel

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Neutraliteit bestaat niet. Ook niet in de wetenschap. Toch behoort wetenschap onafhankelijk te zijn. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een onderzoeksbureau dat deel uitmaakt van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met de directeur, prof. dr. P.B. Schnabel, praten we over de relatie tussen politiek en wetenschap.

Tussen politiek en wetenschap bestaat een spannende relatie. De wetenschap wil of moet onafhankelijk zijn, terwijl de politiek beleidskeuzes maakt en daarbij onderzoekers te hulp roept. Kun je als onderzoeker of onderzoeksinstituut wel onafhankelijk zijn als je onderzoek doet voor de regering?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is één van de drie planbureaus. De twee andere bureaus zijn het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB). Alle drie de planbureaus zijn ambtelijke diensten van een ministerie. Het SCP is in 1973 opgericht en maakt onderdeel uit van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het SCP is dus formeel niet onafhankelijk. Dat het SCP in 2010 de uniforme huisstijl van de rijksoverheid aangemeten kreeg, zou gezien kunnen worden als een bevestiging daarvan.

Materieel is het SCP echter een onafhankelijk onderzoeksinstituut. Deze onafhankelijke positie staat ook niet ter discussie. Publicaties worden niet ter goedkeuring aan de minister van VWS voorgelegd. Dat geldt ook voor de andere planbureaus. Er is nooit iemand geweest die aan een minister heeft gevraagd wat hij het planbureau nu weer heeft laten zeggen. Integendeel, ministers worden juist geconfronteerd met onderzoeksresultaten van het SCP: “Minister, heeft u in een rapport van het SCP gelezen dat…” Dit gebeurt zowel door oppositie- als coalitiepartijen. Uit de wijze waarop de Tweede Kamer gebruikmaakt van SCP-publicaties, blijkt dat het SCP een gezaghebbend onafhankelijk onderzoeksinstituut is. Niet alleen de politiek, maar ook de media en de wetenschap pakken de onderzoeksresultaten van het SCP op.

Wie bepaalt het onderzoeksprogramma van het SCP?
Het onderzoeksprogramma wordt door het SCP in overleg met vooral de verschillende ministeries opgesteld. Het SCP kan ook zelf onderwerpen in het programma opnemen.
Het werkprogramma wordt uiteindelijk in het kabinet besproken. De onderzoeksvragen die vanuit de overheid komen, beslaan meestal een breed terrein. Aan het SCP wordt overgelaten op welke wijze het onderzoek moet worden uitgevoerd en hoe en wat er gerapporteerd zal worden. Dat is de verantwoordelijkheid van de directeur van het SCP.

Hoe wordt de onafhankelijkheid van het SCP gecontroleerd?
Onafhankelijkheid is moeilijk te meten. Een paar jaar geleden is er een audit (evaluatie) geweest. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft toen geëvalueerd of het onderzoek van het SCP de wetenschappelijke én maatschappelijke toets der kritiek kan doorstaan. Uit deze evaluatie bleek dat de wetenschappelijke kwaliteit van het werk van het SCP goed is en dat er ook veel aandacht is voor de maatschappelijke relevantie. In de praktijk blijkt dat het SCP niet vast zit aan een politieke kleur of kabinet. De directeur van het SCP gaat ook niet weg als er een nieuw kabinet komt met een andere politieke samenstelling.

Welke eisen mogen politici stellen aan het SCP?
SCP-onderzoek dient te voldoen aan hoge wetenschappelijke eisen. Het moet echt altijd goed opgezet en uitgevoerd onderzoek zijn.
Dat is ook te controleren in het onderzoeksverslag. Absolute objectiviteit is onmogelijk.
Onderzoekers zijn zelf deel van de samenleving en beïnvloed door de tijd waarin ze leven. Maar onderzoek mag niet vanuit een bepaald vooroordeel of politiek standpunt worden verricht.

Wordt SCP-onderzoek wel eens misbruikt door politici om hun eigen opvattingen te ondersteunen?
Politici maken gebruik van onderzoeksresultaten als het hen uitkomt. Dat is begrijpelijk.
Ze zoeken een onderbouwing voor hun politieke opvattingen. Het komt nauwelijks voor dat politici misbruik maken van onderzoeksresultaten. De SCP-rapporten zijn namelijk openbaar, zodat alle partijen er kennis van kunnen nemen. In het politieke debat zullen onjuiste conclusies worden weersproken en ter discussie worden gesteld.

Politici zijn vaak gericht op de korte termijn, ze willen snel positieve resultaten zien. Wetenschappers hebben over het algemeen een oriëntatie op de langere termijn. Levert dit spanningen op?
Het SCP doet veel periodiek onderzoek, bijvoorbeeld om de twee of zelfs vier jaar. Politici willen soms de frequentie verhogen. Dat heeft echter meestal niet zoveel zin. Nieuw beleid leidt niet direct tot veranderingen. Daar is tijd voor nodig. Het effect van nieuwe wetgeving is pas na verloop van tijd meetbaar. Een voorbeeld hiervan is de evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wet is in 2007 van kracht geworden. De politiek wilde in 2009 een evaluatie van deze wet. Op zo’n korte termijn kun je echter nauwelijks resultaten meten. Nu in 2011, vier jaar later, is dat veel beter mogelijk. Het is begrijpelijk dat politici zo snel mogelijk willen weten wat het effect is van nieuwe wetgeving. Wanneer er verkiezingen zijn, willen ze kunnen zeggen wat ze hebben bereikt.
Het SCP-onderzoek wil altijd politiek of maatschappelijk relevant zijn. Het SCP meet bijvoorbeeld periodiek het vertrouwen van de burger in de politiek en de regering. De regering heeft het SCP gevraagd dit te doen. Dergelijke onderzoeken hebben politieke betekenis. Het vertrouwen van de burger in de regering is immers een graadmeter voor het functioneren van het kabinet. Als het met het vertrouwen tegenvalt, melden we dat uiteraard ook. Het rapport voor het kabinet is hetzelfde als voor iedere burger die het wil lezen. Dat kan ook altijd via onze website (www.scp.nl).

Sommige onderzoeken zijn in eerste instantie vooral voor beleidsmakers relevant. Het SCP-onderzoek naar de uitvoering van de Wmo is bijvoorbeeld ook voor beleidsmakers op gemeentelijk niveau van belang. Wat gaat goed en waar is bijstelling van het beleid nodig? Maar wanneer blijkt dat de Wmo slecht functioneert, zijn de uitkomsten van dergelijke onderzoeken ook voor de landelijke politiek een signaal dat er wat moet gebeuren.
In het vorige kabinet was er een ministerie voor Jeugd en Gezin. Het SCP heeft toen zelf besloten ook weer gezinsonderzoek te doen. Het ministerie is er niet meer, maar het Gezinsrapport 2011 is onlangs uitgekomen. Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat de financiële positie van gezinnen onder druk staat. Dit onderzoek kan ertoe bijdragen dat hierover een maatschappelijke en politieke discussie ontstaat.
Het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad besteedden veel aandacht aan dit thema. Uit hun berichtgeving blijkt gelukkig altijd dat ze verder lezen dan alleen het persbericht.

Hoe gaat u om met kritiek op SCP-onderzoek?
Onderzoeksresultaten die niet welgevallig zijn, worden meestal niet bekritiseerd, maar genegeerd. Vanuit wetenschappelijke kring komt er gelukkig weinig kritiek op het SCP. In 2002 kreeg het SCP kritiek omdat het de opkomst van Pim Fortuyn niet had voorzien.
We hadden in het verleden al wel gewezen op het bestaan van groot ongenoegen onder een deel van de bevolking, maar de opkomst – zeer plotseling – van Fortuijn was niet te voorspellen, net zo min als de aanslag die op hem gepleegd is. We beschrijven wat er feitelijk aan de hand is en welke ontwikkelingen zich voordoen in de tijd. De toekomst kun je niet voorspellen. De naam ‘planbureau’ kan tot de gedachte leiden dat Nederland vanuit een centraal perspectief moet worden gebouwd. Deze naam komt uit de jaren veertig van de vorige eeuw toen de oprichter van het Centraal Planbureau, de latere Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen, nog dacht aan een sterk centraal geleide wederopbouw van de economie. Dat is uiteindelijk niet gebeurd.
Om misverstanden te vermijden noemt het SCP zich internationaal dan ook liever The Netherlands Institute for Social Research.

De Tweede Kamer is bezig aan een proces van parlementaire zelfreflectie. Naast de kortademigheid van het politieke bedrijf, het al te zeer gericht zijn op verwerven van publiciteit, de stortvloed aan schriftelijke en mondelinge Kamervragen, is een van de klachten dat de Kamer onvoldoende gebruikmaakt van onderzoeken en rapporten van instellingen als het SCP, de WRR, het PBL, het CPB, de SER, de Ombudsman en de Algemene Rekenkamer. Soms is het heel duidelijk dat een politicus geen onderzoek en geen feiten nodig heeft om een standpunt in te nemen.

Volgt u het debat over deze zelfreflectie?

Ik heb vorig jaar het debat over parlementaire zelfreflectie zelf mogen leiden in de Tweede Kamer. De Kamer is zich bewust van deze kortademigheid, maar feitelijk verandert er niets. Er is een cultuur van meer spoeddebatten en meer vragen stellen. Politici richten zich steeds meer op de actualiteit. Om in the picture te blijven, moeten politici ook voortdurend scoren. De rol van de media is van groot belang. De politiek verpersoonlijkt. In toenemende mate worden standpunten op emotionele wijze verwoord. In plaats dat iemand zegt dat hij het met de ander oneens is, zegt hij dat hij het spuugzat is, et cetera. Dit wordt versterkt door de ontzuiling. Partijen hebben over het algemeen geen vaste achterban meer. Ze moeten vechten voor elke stem. Hierdoor komt de nadruk steeds meer op scoren te liggen.

Het SCP doet ook veel onderzoek naar maatschappelijke participatie. Welke ontwikkelingen ziet u?
In Nederland wordt ten opzichte van andere landen nog altijd veel vrijwilligerswerk gedaan. Van vrijwilligers wordt wel steeds meer verwacht. Vroeger bemoeiden ouders zich bijvoorbeeld alleen met de school tijdens ouderavonden.
Nu zijn ouders betrokken bij voorlezen, pauzewacht, luizencontrole, excursies, enzovoorts. De toegenomen individualisering hoeft niet negatief te zijn voor de betrokkenheid. In de grote steden is 50% van de huishoudens een eenpersoonshuishouding. Juist dan is het erg belangrijk te investeren in contacten, actief te zijn en voor anderen wat over te hebben. Maar met een steeds hogere arbeidsparticipatie, een druk huishouden en minder vrije tijd wordt de inzet van vrijwilligers wel steeds moeilijker.

Waar ligt volgens u de uitdaging voor de toekomst?
Nederland moet vooral investeren in onderwijs en innovatie. Het kabinet zegt wel steeds dat Nederland een kennisland moet zijn, maar er wordt niet genoeg in geïnvesteerd. Singapore, Zweden en Finland doen dat bijvoorbeeld wel.

Daarnaast is de mantelzorg een punt van aandacht. Deze kun je nauwelijks verder uitbouwen, gelet op de stijgende arbeidsparticipatie en ver uit elkaar wonende familie. Het sterke maatschappelijke middenveld van vroeger is verdwenen en komt ook niet meer terug. In SGP-kringen is de organisatiegraad nog hoog. Intern heeft men veel steun aan elkaar, maar naar buiten toe is men gesloten. Het is van belang een balans te vinden tussen sociale samenhang en sociale controle. Mensen willen wel contacten, maar niet meer het idee hebben dat ze in alles worden gecontroleerd.

Het kabinet moet fors bezuinigen. Wat betekent dit voor het SCP?
Onderzoek zoals het SCP dat doet is duur. Serieus onderzoek kost tijd en mankracht en dus geld. Onderzoek wordt ook steeds duurder, omdat mensen minder bereikbaar zijn.
Het vaste budget dat het SCP ontvangt is lager geworden. De helft van de omzet van het SCP is projectgeld. Dat betekent dat mensen voor de duur van een project worden aangenomen. Voor de continuïteit van de organisatie is dat problematisch.

---
Paul Schnabel
Prof. dr. P.B. Schnabel (1948), socioloog, is directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en Universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Hij is columnist van NRC-Handelsblad, Het Financieele Dagblad en de ‘Maarten’. Bestuurlijk is hij o.a. actief in het Museum Catharijneconvent, Museum Bredius, Managementcentrum VNO-NCW De Baak, de Stichting Praemium Erasmianum, het Forum Stedelijke Vernieuwing en ook is hij commissaris van Shell Nederland. Vanaf 2006 rekent de Volkskrant hem tot de top twintig van invloedrijkste Nederlanders. In 2010 ontving hij de Akademiepenning van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Enkele publicaties van Paul Schnabel zijn: Kort gehouden. Columns over welzijn en welvaart in Nederland; Land in zicht; en: Kijken tussen de oren. Psychische Gezondheid in Proefschriften 1984-2008.

---
Gezinsrapport 2011
In de meimaand van dit jaar zag het Gezinsrapport het licht. Het SCP onderzocht hoe het is gesteld met gezinnen in Nederland. Aan de orde komen onderwerpen als gezinsvorming, inkomen, opvoeding en het combineren van arbeid en zorg. Maar liefst 74% van de Nederlanders vindt het belangrijk dat kinderen opgroeien in een tweeoudergezin. Deze waardering voor het gezin is positief. Aan de andere kant: niet-gehuwd samenwonen en toch kinderen krijgen wordt door slechts 15% afgekeurd. Het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, is sinds 2008 gestegen. Ruim 6% van de kinderen groeit op in armoede: in hun gezin is onvoldoende geld voor basisbehoeften als voeding en kleding.
Tellen we de gezinnen mee met een laag inkomen, dan gaat het om 9% van alle jeugdigen.
Zij hebben vaak een minder goede gezondheid en vaker sociaal-emotionele problemen dan hun leeftijdgenoten uit rijkere gezinnen.
Moeders besteden meer tijd aan zorg voor kinderen dan vaders: gemiddeld veertien uur tegenover zes uur per week. De gestegen arbeidsdeelname leidt er overigens niet toe dat ouders minder tijd besteden aan hun kinderen. Integendeel: ouders besteden bijna twee keer zoveel tijd aan hun kinderen dan in 1980. Het combineren van arbeid en zorg ervaren de meeste ouders als druk, maar het verrijkt wel hun leven. De meeste ouders zijn tevreden over de opvoeding. Zij vinden het belangrijk dat hun kinderen zelfstandig leren denken en handelen. Daarom worden regels niet opgelegd maar uitgelegd. Ouders voeden het liefst zelf hun kinderen op. Bij de opvoeding zijn vooral grootouders en vrienden een belangrijke hulp en vraagbaak.

---
Tieners, internet en cultuur
Op 4 maart 2011 presenteerde het SCP een onderzoek over het internetgebruik voor culturele doeleinden onder schoolgaande tieners. Hiervoor zijn ruim 1.600 scholieren in de leeftijd van 12-18 jaar ondervraagd. De jeugd van tegenwoordig groeit op met digitale media. De laatste jaren is het aanbod van culturele informatie enorm toegenomen, o.a. doordat instellingen hun aanbod hebben gedigitaliseerd en online toegankelijk gemaakt. Veel ouders en docenten van middelbare scholen zien graag dat hun kinderen resp. leerlingen belangstelling tonen voor cultuur.
Het internet blijkt het belangrijkste medium voor tieners om culturele informatie op te zoeken. Als het gaat om cultuur op internet, zijn meisjes actiever dan jongens, zowel wat betreft het zoeken naar als het zelf creëren van culturele informatie. Dit hangt wel samen met hun belangstelling voor cultuur in ‘het echte leven’.
Wie offline cultureel actief is, is dat online meestal ook. Tieners hebben vooral interesse voor populaire cultuuruitingen: muziek, tv-programma’s en films. Als het gaat over culturele onderwerpen, communiceren tieners het minst over klassieke concerten en monumenten. In 2008 las tien procent van de tieners minimaal twee keer per week een online versie van de papieren krant. Minstens twee keer per week werd een nieuwswebsite bezocht door een kwart van de ondervraagde tieners, terwijl éénderde minstens twee keer per week de papieren krant las. Dit SCP-onderzoek biedt wellicht inspiratie voor docenten van christelijke en reformatorische scholen om eens na te gaan in hoeverre hun leerlingen belangstelling hebben voor cultuur en welke cultuuruitingen in deze specifieke doelgroep populair zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

Zicht | 76 Pagina's

Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

Zicht | 76 Pagina's