“Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd”
Pleidooi voor hoopvolle doopcatechese in deze tijd
Hoe dragen we het christelijk geloof over aan de jeugd? In een samenleving die grotendeels seculier is geworden, wordt het geven van onderricht in de christelijke geloofsleer en bijbelse ethiek er niet makkelijker op. Jongeren komen volop in aanraking met ethiek en moraal die haaks staan op wat hen van huis uit, op school en in de kerk wordt voorgehouden. Dit artikel is een samenvatting van een lezing over hoopvolle catechese in deze tijd.
Als eerste refereer ik aan een betoog van ds. W. Visscher uit Amersfoort, waarin hij schrijft over de toenemende zorg in seculiere kring over kinderen die geen liberale, vrije opvoeding ontvangen:
‘Denk aan de discussie over het besnijden van jongetjes. Dat is volgens seculiere mensen toch wel erg, dat zo’n lichamelijke ingreep plaatsvindt terwijl die kleine kinderen daar niet eens zelf over beslissen. (…) In het Verenigd Koninkrijk heeft iemand als Richard Dawkins al een comité opgericht dat stevig aan de weg timmert en dat alle godsdienstige opvoeding wil verbieden. In Nederland bepleit Herman Philipse al jaren afschaffing van religieus onderwijs. Kinderen moeten, volgens deze mensen, een liberale en vrije opvoeding ontvangen. Daarna kunnen ze zelf een keuze maken om al dan niet gods dienstig te leven. Het gevecht om het kind komt eraan. ”Don’t label me”, is de strijdkreet waarmee de Engelse atheïsten de boer op gaan. Daarmee willen zij zeggen dat onze kinderen geen christelijke op voeding mogen ontvangen, want dat is tegen het seculiere denken (…),’ aldus ds. W. Visscher.2
Gedoopte tieners zijn ‘gelabeld’
De bemoeizuchtige acties van seculiere zijde met de christelijke opvoeding van kinderen, klinken volgens mij als gerommel dat een naderende onweersbui aankondigt. Als je vreest voor onweer zoek je beschutting. De beste schuilplek die ik weet te bedenken wordt gevormd door Gods beloften, die ook bij onze tieners betekend en verzegeld zijn in hun doop. Gelabelde tieners zijn het. De groeiende seculiere weerstand daartegen zal voor ons een aansporing zijn om des te meer op Gods toezeggingen in de doop te vertrouwen.
We willen alle moeite doen om dichtbij de tieners en jongeren te komen en hun tijd - en strijd (!) te kennen. Dat brengt me bij zes uitdagingen voor hoopvolle catechese in deze tijd.
1. De onmisbare nadruk op Gods doopbeloften in een tijd van zelfmanagement
We leven in een maatschappij waarin het principe van zelfmanagement alom wordt aangeprezen. Maar is dit wel zo’n goed uitgangspunt? Want het ideaal van zelfontplooiing gaat ervan uit dat het leven (grotendeels) maakbaar is. Wij mensen zijn zelf verantwoordelijk om van ons leven iets te maken.
Elk individu wordt gezien als auteur van zijn eigen levensverhaal en als manager van de eigen levensloop. Het idee van zelfmanagement is niet alleen onrealistisch. Het is ook erg onbarmhartig en in veel gevallen onrechtvaardig. Als je je levensloop zelf kunt managen, dan ben je er ook zelf verantwoordelijk voor als het fout gaat. Het is je eigen schuld. Is je relatie stuk gelopen? Dan had je een betere partner moeten kiezen. Ben je werkloos? Dan had je beter moeten presteren op je werk of een andere opleiding moeten kiezen. Alsof er niet veel in het leven is wat buiten onze controle valt. Natuurlijk is er in elk leven sprake van eigen schuld, maar niet alleen, er is ook tragiek en gebrokenheid waar je niets aan kunt doen.3
In zo’n onrealistische, onrechtvaardige en onbarmhartige samenleving groeien tieners op tot volwassen mensen. Geen wonder dat velen vóór het bereiken van de volwassenheid de strijd al opgeven. Niet elke tiener is mooi, slim, snel en assertief. En als ze het wel zijn, kunnen de omstandigheden tegenzitten. En als die niet tegenzitten, raken ze evengoed misvormd. Want we zijn niet geschapen om zelf ons leven te ontwerpen, maar we zijn bedoeld als van God afhankelijke mensen. Op grond van Gods onvoorwaardelijke beloften – in de doop aan ons en onze tieners betekend en verzegeld (we zijn gelabeld!)– mogen we weten dat onze Verlosser zich eindverantwoordelijk gesteld heeft voor het management van ons leven. Die barmhartigheid van het Evangelie vind je door de hele Bijbel heen. Vier voorbeelden:
• Want al zouden bergen wijken en heuvels wankelen, Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond van Mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer (Jesaja 54:10);
• Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn (Romeinen 8:1a);
• Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? (…) Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding (Romeinen 6:3,5);
• Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd (1 Johannes 3:1a).
Allemaal ‘levensloopbeloften’ die ons leven managen. Vanwege de onbarmhartige idee van zelfmanagement die onze tijd stempelt, zullen wij naar onze tieners kijken als jongeren die door God zijn gestempeld (gelabeld!).
De catechese in onze tijd zal daarom – misschien wel meer dan ooit - doopcatechese zijn: catechese die gedragen wordt door Gods onvoorwaardelijke, want levenwekkende, beloften.
2. Van tieners nu wordt veel meer ‘gevraagd’ dan toen hun (groot)ouders jong waren.
Mede als gevolg van de grote nadruk op zelfmanagement en het ontwerpen van je eigen leven, wordt van tieners nu veel meer ‘gevraagd’ dan toen hun (groot)ouders jong waren. Denk bijvoorbeeld aan:
• Schoolkeuze: in veel gezinnen mogen 12-jarigen meebeslissen over het antwoord op de vraag naar welke middelbare school zij zullen gaan;
• Ze moeten zichzelf profileren. Het fenomeen ‘personal branding’ (jezelf in de ‘markt’ zetten als een goed merk) begint al heel jong: de mooiste foto’s komen op Hyves en niet alleen het aantal vrienden wordt trots vermeld...;
• Ze moeten hun weg zoeken in het open (!) medialandschap. Waar kijken en luisteren we naar en waarheen surfen we op internet (en waarheen niet…)?;
• Op veel scholen en sportclubs is het niet vreemd om als 13-jarige seks te hebben met je vriend(inne)tje. Wil je dat (al) of wil je dat niet?
Als ouders en ouderen houd je daarbij je hart vast. Kunnen tieners dat allemaal aan? Dat is een spannende vraag. Maar belangrijker is de uitdaging om onze tieners zo jong als ze zijn, geestelijke bagage te geven die hen de goede wegen wijst. Zeg niet te snel dat ze te jong zijn voor deze bagage. We kennen immers de geschiedenis van Samuël. Toen hij een jaar of vijf, zes was, bracht moeder Hanna hem naar het heiligdom, om hem daar aan de dienst van God te wijden. Denk niet dat het daar toen geestelijk een veilige omgeving was. De zonen van de oude priester Eli misbruikten in de tabernakel niet alleen hun priesterambt, maar ook de vrouwen die bij toerbeurt daar de buitenboel kwamen doen.
Maar de jonge Samuël diende de Heere en toen hij een jaar of 12 was, maakte God bij hem een nieuw begin in Israël. In een visioen openbaart de Heere zich aan Samuël en geeft hem een verantwoordelijkheid, waarvan wij zouden zeggen: dat kan zo’n jongen toch nooit aan? God rekent blijkbaar anders. In een geestelijk en moreel verworden tijd begint God iets nieuws bij een jonge tiener.
Het boek Apostel van de Hoge Alpen beschrijft het werk van de predikant-evangelist Felix Neff (1797-1829) in een geestelijk dorre tijd. Ik citeer een kostelijk getuigenis over tieners uit één van zijn brieven die in dit boek staan: ‘De zielen die hier het meest zijn gevorderd zijn de kleine meisjes van elf tot dertien jaar en meestal nog jonger. (….) Deze jonge meisjes stichten en onderwijzen zelfs herhaaldelijk volwassen personen die tot bekering zijn gekomen, of die althans van de noodzaak hiervan overtuigd zijn! Neem nu Alexandrine, een zusje van Emilie, dat dertien jaar oud is. Onlangs sprak zij zo overtuigend tot twee oudere meisjes van achttien tot twintig jaar, dat deze beide tot tranen toe bewogen waren. Elke dag helpt ze mij, zonder dat ik me dat zelfs bewust ben, het werk des Heeren te bevorderen.’ (100,101).
Laten er in de catechese duidelijke oefenplekken zijn voor het dragen van verantwoordelijkheid. Maak tieners verantwoordelijk voor bepaalde onderdelen in de catechese en via de catechese in het gemeenteleven. Zo kunnen de tieners oefenen in verantwoordelijkheid en toewijding. Een vorm van geestelijke wapenrusting die hard nodig is.
3. Zoek heel bewust naar mogelijkheden om van lekmomenten toewijdingsmomenten te maken.
Met ‘lekmomenten’ bedoel ik die situaties waarin een tiener zich afvraagt of hij/zij wel verder wil met ‘het geloof’ of ‘de kerk’. Volgens onderzoekers is deze hele periode (12-16 jaar) te zien als één groot lekmoment. In deze tienerjaren groeit de eventuele beslissing om ‘afscheid te nemen’. Twee of drie jaar later maken ze die negatieve keuze definitief.
Er is onder ons veel zorg over geloofsafval en kerkverlating. In Johannes 6 was dat ook gaande. Velen volgden Jezus niet langer. In die situatie kijkt de Heere de kring van twaalf rond en vraagt: Willen ook jullie soms weggaan? Bij alle mogelijke bedoelingen hiervan is in elk geval ook dit bijzondere, dat Jezus in zo’n trieste tijd van afval ruimte schept voor een hernieuwde toewijding! Mogelijk was er bij één of meerdere van de discipelen ook aarzeling gegroeid. Ongetwijfeld waren onder de afhakers vrienden en bekenden, misschien wel een broer of zus. Maar als Jezus dan vraagt: Willen jullie soms ook weggaan?, dan verandert het mogelijke lekmoment in nieuwe toewijding!
Het is bekend dat bepaalde leeftijdsfasen in de tienertijd extra gevoelig zijn om kerk en geloof los te laten: de zogeheten overgangsmomenten van 12, 16 en 18 jaar. Bij die constatering kun je het laten en klagen dat we in zo’n moeilijke tijd leven enz. Denkend aan Johannes 6, kun je in de christelijke gemeente ook ruimte scheppen om tieners en jongeren juist rond die overgangsmomenten de gelegenheid te bieden een toewijdingsmoment te beleven.4 Als ouderen beseffen we vaak onvoldoende dat voor een tiener elke dag op school vol valkuilen kan zijn. Zo’n jongere moet soms volharden te midden van agressief ongeloof in de klas of vóór de klas.
Spottende leraren hebben grote impact!
Daarom is het van groot belang dat catechese in onze tijd echt ruimte biedt voor geestelijke en praktische toewijding. In hoopvolle verwachting, omdat God Zijn belofte van wedergeboorte en bekering vaak juist in jonge tieners waarmaakt. Eigenlijk hopen we van de catechese hetzelfde als van elke eredienst: dat er niet alleen ruimte is voor het rationele, maar ook – als een geschenk – ruimte voor het relationele. Bevindelijke catechese dus, om het eens klassiek te zeggen.
4. Laat ook de catechese de bijbelse eenheid van leren en vieren, van begrijpen en beleven, van verstand en gevoel, royaal weerspiegelen.
Het heil dat door onze Heere Jezus Christus verworven is, wil gekend en beleefd worden. Christelijk leren is altijd met hoofd en hart verbonden. Modern gezegd: het wil tegelijk rationeel en relationeel zijn. Klassiek gezegd: leren wil bevindelijk kennen zijn. Wat je leert uit de Schrift, daarvan wil je ook met hart en ziel ‘bevinden’ (‘gewaarworden’, ‘ervaren als innerlijke overtuiging’) dat het niet alleen voor anderen, maar ook voor jou ware waarheid is die vermaant, troost, bemoedigt en je uiteindelijk het eeuwige leven binnenleidt.
Dat dubbele van leren en vieren klinkt ook door in het Hebreeuwse woord voor ‘kennen’ (jadah – hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor de huwelijksgemeenschap van man en vrouw: Adam bekende zijn vrouw Eva…). Jongeren en ouderen willen de waarheid niet alleen weten maar ook beleven. Dat is een bijbels verlangen. Denk ook aan de waarschuwing van Paulus in 1 Korintiërs 13: al was het dat ik alles van het evangelie wist wat te weten is – maar ik had de liefde niet, ik ware niets. Met ‘liefde’ bedoelt Paulus hier de hartsrelatie met God door Jezus Christus. Die kunnen we niet organiseren. Maar het is wel onze verantwoordelijkheid om begrijpen (het rationele) en beleven (het ‘bevinden’ van Gods waarheid) dicht bij elkaar te houden. In onze op hoge prestaties gerichte tijd is daar een extra reden voor. Vanwege het moeten presteren in de hectiek van het leven (ook al als tiener!) is er een diepe hunkering naar het existentiële, het echte, de passie, de eigen beleving, de innerlijke rust.
Laat het hele catechese-uur iets – of liever iets meer dan iets – van deze eenheid van leren en vieren, van hoofd en hart weerspiegelen.
Dit is om meer dan een reden belangrijk.
Want de kerk heeft veel problemen om jongeren die meer ‘doeners’ zijn en niet zoveel denken en praten over geloofszaken te bereiken en vast te houden. Voor hen is een relationele, ‘harte-lijke’ catechese zonder meer nodig.5
5. De noodzaak van missionairapologetisch leren.
Hiermee bedoel ik dat wij ons zullen oefenen in het zoeken naar goede antwoorden op (moeilijke) vragen. In onze multireligieuze en multiculturele tijd is niets van het christelijk geloof vanzelfsprekend. Dat is het nooit geweest. Toen onze dorpen nog duidelijk christelijk waren, leek het daar wel op. Een moslim in Bergschenhoek was een uitzondering en voor boeddhisten moest je echt naar Rotterdam.
Dat is nu echt anders. Als uw dochter naar een niet-reformatorische VMBO gaat, dan kan ze zo maar – ook op een christelijke VMBO school – naast een paar sympathieke moslima’s met hoofddoekjes terecht komen die haar vragen waarom Jezus eigenlijk zo belangrijk is. En of God dan echt een zoon heeft gekregen? Met wie had Hij dan seks? (Ze bedoelen dat niet spottend – waarschijnlijk wel verwijtend). Dan is het toch verdrietig als onze jongeren alleen maar zeggen dat ze dat nu eenmaal zo geleerd is. Daar zijn sympathieke moslimmeisjes niet mee geholpen en het christenmeisje in de klas heeft wekenlang last van akelige twijfelvragen. Want ja, die meisjes met hoofddoekjes zijn toch echt aardig en waarom eigenlijk Jezus? En dat God een Zoon gekregen heeft – ja, dat is toch eigenlijk ook wel vreemd. Daar tobt ze misschien wel maandenlang mee – of langer.
Het zoeken naar antwoorden op zulke vragen is wat ik noem apologetisch-missionair leren (letterlijk: geloofsverdediging met het oog op het winnen van anderen voor Christus – die anderen kunnen overigens je eigen kinderen zijn…). Als bijbelse motivering voor dit apologetisch- missionair leren verwijs ik naar de ‘methode Paulus’: voortdurend probeerde hij Joden en Grieken met argumenten te overtuigen en hun twijfels weg te nemen. En de aanbeveling van Petrus is ook maar voor één uitleg vatbaar: heiligt de Christus in uw harten als Heere, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u is (1 Petr.3:15). Met ‘hoop’ bedoelt Petrus niet ons subjectieve gevoel, want dat is er niet altijd, maar de objectieve waarheid van het evangelie. ‘Hoop’ is een samenvattend woord daarvoor.
In de catechesemethode zal ruimte moeten zijn om de argumenten voor het christelijke geloof te wikken en te wegen en het gesprek met de niet-gelovige of anders-gelovige te oefenen. Maar deze belangrijke oefening baart weinig kunst als de sfeer bij de catechese die van een rechtszaal is: afstandelijk en koel.
Ook al gaat het in beide situaties om waarheidsvinding.
6. Het grote belang van persoonlijke aandacht in onze ‘digitale tijd’.
Op grond van het Tijdsbestedingsonderzoek 2010 concludeert Paul van Niekerk (hoofd kenniscentrum): ‘De 13-16 jarigen vertonen uitzonderlijk extreem gedrag’.6 Een paar cijfers: de groep besteedt dagelijks bijna 6,5 uur aan media. Ze zijn 63 minuten per dag bezig met social media, 21 minuten met fimpjes op internet en 33 minuten met gamen.
Waar het me nu vooral om gaat is dat tieners een uur per dag met elkaar communiceren via MSN, SMS, Hyves; enz. Hoe belangrijk het mobieltje voor hen is, blijkt uit de uitspraak ‘Als ik een dag niet gebeld word voel ik me ongewenst’, die onderschreven wordt door 42% van de 15-17 jarigen. Maar al dit digitale is nog iets anders dan echte persoonlijke aandacht. Een uur per dag bezig zijn met social media zegt nog weinig over echte ontmoetingen. De eenzaamheid onder tieners is groot – ondanks alle media; misschien wel door al die media!
Over het onmisbare van echte aandacht is de Bijbel duidelijk. Denk aan het gebod van naastenliefde. En ook aan de belijdenis van Paulus dat we alleen samen met alle heiligen in staat zijn iets te begrijpen van de lengte en breedte en hoogte en diepte die er is in de liefde van Christus. (Efeze 3). In verband met catechese denk ik vooral aan Lukas 1:17, waar met het oog op de eindtijd geschreven staat dat het nodig is, dat de harten van de vaderen (ouderen…) zich in liefde overbuigen naar de kinderen, ten einde voor de Heere een weltoegerust volk te bereiden op de dag van Zijn komst. Een uitspraak van Els van Dijk (directeur EH), sluit hier bij aan en is er ook een toepassing van:
‘Jongeren kunnen niet de architect van hun eigen leven zijn. Zij hebben volwassenen nodig die levenswijsheid overdragen.
Er zijn maar weinig plekken meer waar daarvoor gelegenheid is. Te vaak wordt overdragen van wijsheid versmald tot via Google informatie zoeken op internet. In onze maatschappij is de kerk nagenoeg de enige plek waar verschillende generaties elkaar ontmoeten. (…) Wij moeten verhalen vertellen van ons leven met God. We moeten vertellen wat God doet in onze ziel, of is onze eigen verbinding met God niet groter dan de zondagse pepermunt? Wij moeten jongeren weer leren verlangen, inspirerende mensen voor hen zijn. (…) opvoeden is geen emmer vullen, maar een vuur ontsteken.’
Met een variatie op Els van Dijk: Catechese is geen emmer vullen, maar een vuur ontsteken.
Uitleiding
Dan denk ik ook aan het vuur van Handelingen 2:16-18 over visioenen zien en dromen dromen. Dan zie ik groepen tieners in allerlei gemeenten naar een bijzondere kerkenraadsvergadering komen, om te vertellen hoe zij de Heere hebben lief gekregen. En hoe zij Hem nu willen dienen. Hoe zij door de Heilige Geest durven geloven dat al hun zonden vergeven zijn en blijven. En tussendoor af en toe zachtjes: Prijst de HEER’! Maar niemand van de broeders heeft daar moeite mee. Want het is echt gemeend. En dan vertellen zij verder hoe de Heere hun in de toekomst liet kijken. En met verwondering horen de ouderlin - gen en diakenen wat Jesaja al profeteerde.
Maar met hun jonge enthousias me klinkt het nog tien keer aanstekelij ker. ‘Ja’, zegt Anneloes terwijl haar ogen schitteren, ‘dan hoeven jullie niet meer na te denken over catechisatie en jeugdwerk. Want daar zal iedereen door God geleerd zijn. En op vervuilde vliegvelden zullen wijnstokken bloeien. En waar de HSL liep, lopen dan kinderen te knikkeren.
En er zal geen haat meer zijn. En geen ruzie.
Geen milieuproblemen. Zwaarden worden ploegscharen en handgra naten tuinver - lichting.’ Daarna zongen de broeders samen met de tieners één van hart en ziel een loflied tot Gods eer.
Noten
1 De auteur is verder oud-voorzitter van de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond en thans betrokken bij het HGJB-Centrum voor Catechese. Eventuele reacties op deze bijdrage kunt u e-mailen naar: w.markus@filternet.nl.
2 W. Visscher, ‘De slag om onze kinderen komt er aan’, in: Reformatorisch Dagblad, 2 juli 2010.
3 Ontleend aan: Arjan Markus, Adieu God, over het afscheid van de persoonlijke God, p. 63 e.v.
4 In de tweede druk van mijn boekje Catechese Nu heb ik daar meer over geschreven.
5 Zie hiervoor ook de column van Stefan Paas in CV-Koers, mei 2010.
6 Een onderzoek in opdracht van SPOT, Nederlands centrum voor tv-reclame.
---
Naschrift van de redactie
Het artikel hierboven is niet geschreven met het oog op allerlei politiek-maatschappelijke vragen. Evengoed hebben de door ds. W. Markus genoemde zes uitdagingen voor hoopvolle catechese in deze tijd wel allerlei politiek-maatschappelijke consequenties.
Het zou een goede zaak zijn als vanwege de zorg voor de jonge generatie, ook in het publieke domein wordt gesproken over de gevolgen van de verschillende trends die in dit artikel worden gesignaleerd. Daarbij denken we mate name aan:
• Het groeiende gevaar dat christenouders van overheidswege beknot worden in hun keuze om hun kinderen op te voeden luisterend naar wat de Bijbel hen aanreikt;
• De ontmaskering van deze overheidsdwang om christelijke opvoeding weg te zetten als indoctrinatie;
• Het gevaar van het maakbaarheidsdenken en van de nadruk op zelfmanagement voor een evenwichtige groei naar volwassenheid. Een belangrijk gegeven voor goed jeugdbeleid!
• De keuzestress die vanuit de samenleving al als een last op jonge tieners rust. Het is van groot belang dat de jeugdzorg dit beseft en jongeren daarin bijstaat.
• Samenhangend met het vorige punt: de verwarring van het open medialandschap voor tieners en jongeren. Hoe gaan we op een goede manier om met die openheid in onderwijs en jeugdbeleid?
• Het grote gevaar van een consumptieve levenshouding voor jongeren (en ouderen!).
• Samenhangend met het vorige: het toenemend gemis aan mogelijkheden om jongeren echte verantwoordelijkheid te laten dragen in de samenleving. Ook dit is een belangrijk punt voor effectief jeugdbeleid.
• Ook in het maatschappelijke leven is het van belang om hoofd en hart bij elkaar te houden. Laat niet alleen het (economisch-)rationele beslissend zijn voor beleidskeuzen in de zorg voor jongeren.
• Het verdient aanbeveling dat kerkenraden die op uitnodiging een gesprek voeren met het College van Burgemeesters en Wethouders in hun burgerlijke gemeente, voorgaande punten inbrengen in dat gesprek, het liefst toegelicht met voorbeelden uit de lokale praktijk. Bedenk dat gemeentebesturen door de ingezette decentralisatie in grotere mate verantwoordelijk worden voor jeugdzorg en jongerenbeleid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2011
Zicht | 84 Pagina's