Trots op Wilhelmus
Onder de titel Als een goed instrument, prijkt op een leer-werkboek over het Wilhelmus de ondertitel oudste en mooiste volkslied. Is dat niet wat onbescheiden of op zn minst chauvinistisch? Oudste is redelijk snel te achterhalen. Het schijnt dat de tekst van het zeer korte Japanse volkslied ouder is, maar kijk je naar de volksliederen om ons heen, dan wint het Wilhelmus het glansrijk.
Het Wilhelmus is waarschijnlijk ook wel het langste volkslied met z’n 15 coupletten. Maar ‘mooiste’ is een subjectieve karakterisering. Een korte rondblik langs de buurlanden laten grote verschillen zien in diepgang, geloof en betekenis. Ook het nog jonge Europese volkslied heeft wel een mooie melodie, maar kan qua tekst niet in de schaduw staan van ons Wilhelmus.
De subjectieve aanduiding ‘mooiste’ kan zeer aannemelijk gemaakt worden, wanneer je wat meer over het Wilhelmus weet. Daar schort het helaas te vaak aan. In dit artikel wil ik een bepaald aspect van het Wilhelmus belichten: structuur en strekking. Dat er in het Wilhelmus meer dan 130 directe en indirecte Bijbelverwijzingen staan, laat ik rusten.
Dat Filips van Marnix van Sint Aldegonde de dichter is geweest neem ik van harte aan. En dat het Wilhelmus gedicht moet zijn tussen november 1568 en april 1572 is af te leiden uit de tekst. Wanneer je voor de datering ook acht geeft op de context, kom ik tot een nadere bepaling: vroege zomer van 1571.
Kern
Als je de 15 coupletten van het Wilhelmus in een paar zinnen zou moeten samenvatten, hoeveel trouwe SGP’ers zouden daar uit komen? Zouden veel lezers weten, dat de titel van het genoemde boek “Als een goed instrument” een citaat is uit het tweede couplet?
De meeste zangers zullen weten dat het lied over Willem van Oranje gaat, Willem van Nassau. Je zingt dat in het eerste couplet: Wilhelmus van Nassouwe en een Prinse van Oranje. Koningin Beatrix heeft het Wilhelmus terecht een lied van Oranje-Nassau genoemd, een familielied dus. Maar Marnix heeft met het Wilhelmus de banden tussen Prins en volk hechter gemaakt. Vertegenwoordigers van het Nederlandse volk waren immers al in 1568 naar De Dillenburg gereisd om Willem te vragen het leiderschap van het Nederlandse volk op zich te nemen. De banden met het huis van Oranje-Nassau en het Nederlandse volk zijn dus oud, al zo’n 444 jaar! Behalve de band tussen Oranje en Nederland beklemtoont het Wilhelmus ook de band met God. Bij de wortels van de Nederlandse staat ligt dat drievoudige snoer: God, Nederland en Oranje.
Driedeling op basis van naamdicht
Dat het lied handelt over Willem van Nassou, blijkt ook uit de structuur. De Prins wordt ook sprekend ingevoerd. Het is algemeen bekend dat het Wilhelmus een naamdicht is, een acrostichon. Dat was geen uitzondering in de tijd van de Rederijkers. Knappe dichters vlochten allerlei kunstzinnige structuren en andere zaken in hun dichtwerken. De eerste letters van de vijftien coupletten vormen samen de naam van de hoofdpersoon Willem van Nassov. De v en de u hadden in de 16e eeuw hetzelfde spellingteken. Er zijn uitleggers geweest, die op basis van het acrostichon een driedeling in het Wilhelmus toepasten: 6 – 3 – 6 . Daar hoeven we niet lang over te praten. Couplet zes zou dan bij het eerste, en zeven bij het tweede deel horen. In het zesde couplet begint de Prins met het bekende gebed “Mijn schild ende betrouwen” en dat gebed loopt door tot het einde van het zevende couplet. Na zeven zou je toepasselijk een ‘Amen’ kunnen zingen. Het geeft geen pas een gebed doormidden te knippen ter wille van een vermeende structuur. Deze driedeling wijzen we af. Het naamdicht heeft slechts functie te beklemtonen dat het Wilhelmus over Willem van Nassou gaat.
Sla acht op de spiegeling
Er is nog een fraaie structuur aangetroffen in het Wilhelmus. Een structuur die er bewust in is gebracht. Dat kan geen toeval zijn. Ik noem het de spiegeling. Vergelijk couplet 1 met 15, 2 met 14, 3 met 13 enzovoorts, en je ziet in die paren steeds dezelfde thema’s. Soms heel sterk, soms wat vager. Neem nu 1 en 15: het eren van de koning. In 2 en 14 gaat het om de ‘ballingschap’, verdreven van land en luiden, en in 14 klinkt het “al zijt gij nu verstrooid”. De volgende overeenkomst is ook treffend: “God zal u niet verlaten” (3) naast “standvastig is gebleven” (13); “bidt God nacht ende dag” (3) naast “De Heer heb ik gebeden” (13). Zo kunnen we doorgaan. Mooi gevonden, maar met welk doel? Het doel van deze structuur is de volle aandacht op couplet acht. Dat couplet blijft immers over en dat zou dan hét hart zijn van het Wilhelmus. Couplet acht gaat over David en Saul. Net zoals…. Vul de namen maar in van Willem en Alva en treffend is de overeenkomst.
Couplet acht zegt: Er is perspectief, want God heeft David tot koning in Israel verheven en hem een groot koninkrijk gegeven. David heeft er jaren op moeten wachten, maar het kwam goed.
Van dit achtste couplet kan de suggestie uitgaan, dat wat David werd geschonken ook het deel van Oranje zal worden. Dat zou heel vertroostend en bemoedigend zijn. Die gedachte zit ook wel degelijk in het Wilhelmus opgesloten. Het Nederlandse volk moest ook vertroost en bemoedigd worden na de eerste, gedeeltelijk mislukte invasie in 1568. Couplet negen schijnt op die gedachte voort te borduren: Na het zure komt het zoet. Maar dan neemt dit couplet toch een wending, want het rijk dat Willem wil verwerven, blijkt uiteindelijk een eeuwig rijk te zijn. De schijnwerper was gericht op de aardse overwinning en is dat nog wel, maar hij verbreedt zich tot …. ja, tot wat?
Een prachtige vondst om op basis van de spiegeling van de coupletten bij het ‘hart’ uit te komen, maar blijkbaar mogen we daar niet bij stil blijven staan. De horizon reikt verder, naar een hoger Koninkrijk.
Klassiek en fundamenteel
We zetten de spade nog een steek dieper in de bodem. Een heel bekende en nog zeer gangbare opbouw van een rede of een artikel komt al bij de oude Grieken vandaan. Inleiding, kern en slot. In de inleiding kun je jezelf voorstellen of het onderwerp dat je aan de orde wilt stellen. Bovendien kun je de belangstelling van hoorder of lezer prikkelen.
Een inleiding zal nooit zo lang zijn.
Daarna volgt de kern om de punten uit de inleiding uit te werken, en van argumenten of van voorbeelden te voorzien. In de kern staan de bewijzen om vanuit de inleiding tot de conclusie aan het slot te komen. De kern is als middenstuk het grootste gedeelte van de toespraak of het artikel. Zoals gezegd voert dat de lezer of hoorder naar het slot, waarin het geheel nog eens samengevat kan worden, waar vaak een conclusie staat en soms een aanbeveling wordt meegegeven.
De inleiding voor de vereniging, de toespraak bij een jubileum op de zaak, de bijdrage in de raadszaal, ze zijn heel vaak volgens dit beproefde klassieke patroon gebouwd. Zo ook het Wilhelmus. De op muziek gezette toespraak telt 550 woorden, verdeeld over 15 coupletten en 120 regels. Niet zomaar aaneen gebreid, maar kunstig geweven. De inleiding bestaat uit de coupletten I tot IV. De Prins van Oranje stelt zichzelf voor en vertelt iets over zichzelf in II.
In III en IV verbreedt hij het onderwerp naar volk III en wapenfeiten IV. De inleiding bestaat dus uit twee delen, vier van de vijftien coupletten.
De kern loopt van V tot XIII en vormt dus met recht het grote middendeel, waarin de thema’s van de inleiding worden uitgewerkt. In V geeft hij meer details over zijn afkomst en geloof (I en II).
Had hij in III opgeroepen tot gebed, in VI en VII staat een gebed. Hij bidt om kracht (III) om de tirannie te verdrijven (VI). In VIII keert het thema terug uit II “om land om luid’ gebracht”, en “wederkeren in mijnen regiment” wordt in VIII “een koninkrijk gegeven in Israel zeer groot”. Ook de kern bestaat uit twee delen, want in X komen klanken uit III terug. In IV werden we herinnerd aan de Slag bij Heiligerlee en in XI is het de strijd op het Lanakerveld bij Maastricht. Andere overeenkomsten en uitwerkingen kwamen we al eerder in het artikel tegen. Het tweede deel van de kern wordt gevormd door de coupletten X tot XIII. Uitwerkingen, voorbeelden, bewijzen, ze komen allemaal voor in de kern van het Wilhelmus.
Ten slotte het slot. Als inleiding en kern tweeledig waren, zal het slot dat ook vast zijn.
Couplet XIV als afscheidslied met een aanbeveling “Tot God wilt u begeven, Zijn heilzaam Woord neemt aan”. Couplet XV is een samenvatting en conclusie. Uit het voorafgaande moge overduidelijk blijken dat ik de koning nooit heb veracht, behalve wanneer mijn gehoorzaamheid aan de hoogste Majesteit daardoor in het gedrang kwam, want men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen.
Er is geen speld tussen te krijgen, de opbouw van het Wilhelmus is eigenlijk een schoolvoorbeeld van de klassieke structuur. Toch is er meer te zeggen, want Marnix van Sint Aldegonde heeft deze klassieke structuur gebruikt om daarmee de strekking van het Wilhelmus bloot te leggen. Die strekking is in lijn met wat we eerder al zagen rond couplet VIII en het vervolg in IX.
Strekking
Om de bedoeling te begrijpen letten we op de afsluiting van de verschillende delen.
Het eerste deel sluit af in IV met de zin:
“zijn ziel in ’t eeuwig leven
verwacht de jongste dag.”
Deel twee A eindigt in IX met
“een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwe held.”
Het tweede deel van twee in XIII
“dat Hij mijn zaak wil reden (behartigen),
mijn onschuld doen bekend.”
Het beeld van een rechter doemt op, die vrijspraak uitspreekt, nadat hij de ‘verdachte’ heeft beoordeeld op zijn daden. In de context van het hele couplet denk ik aan het laatste oordeel door de Hemelse Rechter.
Deel drie dan, in XIV
“’t Zal hier haast zijn gedaan.”
1. Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitse bloed.
Den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den doed.
Een Prinse van Oranje
ben ik vrij onverveerd.
De Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
2. In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven.
Om land, om luid’ gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.
3. Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.
4. Lijf en goed al tezamen
heb ik u niet verschoond.
Mijn broeders, hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in de slag:
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.
5. Edel en hoog geboren,
van keizerlijke stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik vrij onversaagd,
als een held zonder vrezen
mijn edel bloed gewaagd.
6. Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God, mijn Heer:
op U zo wil ik bouwen
verlaat mij nimmermeer!
Dat ik toch vroom mag blijven,
Uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven,
die mij mijn hart doorwondt.
7. Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wilt doch bewaren
de trouwen dienaar dijn,
Dat zij mij niet verassen
in hunnen boze moed,
haar handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed?
8. Als David moeste vluchten
voor Saul de tiran,
zo heb ik moeten zuchten
met menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alle nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.
9. Na 't zuur zal ik ontvangen
van God, mijn Heer, dat zoet’.
Daarnaar zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed,
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwe held.
10. Niets doet mij meer erbarmen
in mijne wederspoed,
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Nederland zoet!,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.
11. Als een prins opgezeten
met mijne heires-kracht,
van de tiran vermeten
heb ik de slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.
12. So het den wille des Heren
op die tijd had geweest,
had ik wel willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
Die alle ding regeert,
Die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.
13. Seer christelijk was gedreven,
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
De Heer heb ik gebeden
van mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil reden,
mijn onschuld doen bekend.
14. Oorlof, mijn arme Schapen,
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
Zijn heilzaam Woord neemt aan,
als vrome christen leven.
't Zal hier haast zijn gedaan.
15. Voor God wil ik belijden
en zijner grote Macht,
dat ik tot gene tijde
de Koning heb veracht,
dan dat ik God de Here,
de hoogste Majesteit,
heb moeten obediëren
in de gerechtigheid.
En in XV:
“De Hoogste Majesteit wint het van de koning”;
de hemel tegenover de aarde.
Dan rest ons nog het eerste deel van de inleiding,
de laatste regels van II
“dat ik zal wederkeren in mijnen regiment”.
Van Dale citeert deze regel uit het Wilhelmus en vertaalt regiment met ‘heerschappij’ of ‘bediening’. Verdam in zijn Middelnederlandsch Handwoordenboek geeft ook nog ‘regering’ als mogelijkheid. Hier is de betekenis dus vooral aardsgericht en wordt het geforceerd hierin meer te lezen. Beide verwijzingen komen voor: het aardse koninkrijk der Nederlanden en het eeuwige Koninkrijk der hemelen. Het laatste zelfs vijf keer, telkens bij de climax van een deel. Daar kunnen we niet omheen. Marnix wilde Oranje het volgende laten zeggen: De vrijheidsstrijd is gerechtvaardigd als die het koninkrijk der Nederlanden nastreeft en is van een nog groter levensbelang, van eeuwigheidswaarde, wanneer we daardoor het Koninkrijk Gods willen zoeken en dienen door Hem te gehoorzamen.
Boven het Wilhelmus staat “Een Nieuw Christelijk lied”. Behoeft dat nog toelichting? Interessant is wat op het monument ter ere en nagedachtenis van Marnix van Sint Aldegonde staat. Dat monument bevindt zich in Vlissingen, waar de familie een kasteel heeft gehad. De lijfspreuk van Marnix verduurt, in steen gebeiteld, de eeuwen en luidt “Repos ailleurs”, vertaald: “Mijn rust is elders”, of “Rust elders”.
Slot
Datering van het Wilhelmus is heel feitelijk.
Waardering voor het volkslied is subjectief.
Wie structuur en strekking van het Wilhelmus probeert te doorgronden en op zoek gaat naar de tientallen verwijzingen naar Bijbelteksten, moet wel onder de indruk komen van het Wilhelmus. Het mooiste volkslied ter wereld? Ik daag iedereen uit een mooier volkslied te noemen.
Het is jammer dat er zo weinig kennis van en over het Wilhelmus is. Onbekend maakt onbemind. Het zou een mooie taak voor scholen zijn onderwijs te geven over het Wilhelmus, de taal, de geschiedenis, de Bijbel, de godsdienst, de cultuur, burgerschapskunde. Volop vakkenintegratie, volop identiteit. Er is een prachtig project van te maken. Het Wilhelmus leert ons waarom we Nederlanders zijn en waartoe.
N.a.v. Als een goed instrument; WILHELMUS het oudste en mooiste volkslied. Leer-werkboek voor het voortgezet onderwijs, Uitgeverij De Banier, 2011, ISBN 978 90 336 09466. Onderwijseditie, prijs circa € 25,00
Het Wilhelmus; het oudste en mooiste volkslied ter wereld, uitgeverij de Banier 2012, isbn 978 90 336 32389, boekhandelseditie, prijs € 13,95
D. Lok, docent Pieter Zandt Scholengemeenschap
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2012
Zicht | 92 Pagina's