Aristoteles: hoogste welzijn van mens ligt in de staat
De mens is een sociaal wezen en vindt zijn bestemming en optimaal welzijn in de staat. Dat is de overtuiging van de Griekse filosoof Aristoteles (384 v.Chr.-322 v.Chr.). Zijn Politica, een van de monumenten van de politieke klassieke filosofie, is voor het eerst in het Nederlands vertaald.
De Grieken waren de eersten die zich met filosofie en wetenschap en ook met politiek en samenlevingsverbanden bezighielden. Meer in het bijzonder was het de Griekse staatsvorm van de polis, die vanaf de achtste eeuw voor Christus actieve deelname van de burger aan het politieke leven stimuleerde en de reflectie op de rol van burger en staat bevorderde. In de uitvoerige inleiding op de Politica van Aristoteles wordt uit de doeken gedaan hoe er in Griekenland een historische politiek-filosofische traditie zich heeft ontwikkeld, vanaf Homerus tot en met Sokrates en Plato, twee directe voorlopers van Aristoteles.
Plato
Een prominent figuur in de politieke filosofie was Plato, mede door zijn boeken Staat en Wetten. In het eerste boek ontwikkelde Plato een absolutistische staatsvorm, waarin het menselijk geluk nauw verbonden is met het leven in een staat. De staat moet door filosofen worden geregeerd want deze hebben als elitaire intellectuele groep kennis van het goede. Bij Plato moeten de goden als legitimatie van de gerechtigheid dienst doen, hoewel de rode draad in zijn staatsfilosofie pragmatisch is. In zijn laatste grote politieke verhandeling, Wetten, kent Plato een belangrijke rol toe aan de godsdienst ter bevordering van de saamhorigheid: wie haar regels niet naleeft, wordt ter dood gebracht. Het is Sokrates overkomen, omdat hij de goden van de staat niet gehoorzaamde.
Deugdenethiek
Bij Aristoteles oogt het allemaal redelijker en minder totalitair. Hij heeft geen behoefte om een ideale staat te construeren (met alle gevaren voor de vrijheid, zoals bij Plato). Ethiek en politiek zijn bij hem nauw verbonden, de eerste vindt zijn voltooiing in de tweede. Alle handelen is volgens Aristoteles gericht op een doel, op welzijn of geluk (eudaimonia). Dit omschrijft Aristoteles als een ‘activiteit van de ziel overeenkomstig haar voortreffelijkheid’ (arête). Opvallend is hoe weinig religieus Aristoteles denkt en alles verwacht van een deugdenethiek. De tegenwoordige herleving van de deugdenethiek in conservatieve kring valt voor een groot deel op hem terug te voeren.
Kenmerkend voor Aristoteles is dat de polis de hoogste en meest soevereine gemeenschap is. Ieder mens is erop gericht om te overleven en samen te leven met anderen in een situatie van vrede en rust. Het begrip ‘vriendschap’ (philia) is bij de Griekse filosoof van belang omdat deze de sociale cohesie en solidariteit bevordert. De band in de samenleving wordt bestendigd wanneer mensen in saamhorigheid samenleven en worden bestuurd door mensen die de gaven van praktische wijsheid hebben gekregen om goed te besturen.
Wat dat betreft, zijn de tijden weinig veranderd. Aristoteles verwoordt een oer-menselijke behoefte die steeds in dit werk blijkt. In de samenleving is er geen gelijkheid, mede door kennis, komaf en materieel welzijn. Er zijn vrijen en onvrijen (in de Griekse tijd: slaven), arbeiders en intellectuelen. Het meest ideale is voor Aristoteles een situatie waarin mensen vrije tijd hebben om zich aan het intellectuele, bezinnende leven te wijden.
Maar, zo is de sociale insteek van zijn werk duidelijk, de intellectuele kwaliteiten moeten de bestuurders dienstbaar stellen aan de polis.
Aristocratie en democratie
Aristoteles analyseert scherp de verschillende staatsvormen en verdedigt een praktische mengvorm van aristocratie en democratie.
Aristocratie wil zeggen dat de besten (aristoi) leiding geven. Democratie zorgt ervoor dat macht en welzijn evenwichtig verdeeld zijn.
Zo breekt de Griekse filosoof een lans voor een samenleving waar het middenveld sterk is. Burgers zijn daarbij min of meer elkaars gelijken, wat bewaart voor partijstrijd. ‘Een gemeenschap berust immers op vriendschap: met zijn vijanden wil een mens niet eens samen op reis gaan. Een samenleving wil zo veel mogelijk bestaan uit leden die gelijk en gelijkwaardig zijn, en dat is de middenklasse het meest.’
Stabiliteit, continuïteit, bestuurlijk inzicht hebben bij Aristoteles de voorkeur boven alle regeringsvormen waar rijkdom, macht en vriendjespolitiek de boventoon voeren. De Griekse filosoof waardeert de democratie, maar waarschuwt om niet te lang bestuurlijke functies aan een beperkt aantal mensen en voor een langere periode toe te kennen.
Het gevaar van tirannie ligt dan in beide gevallen op de loer.
Niet voor niets komen tirannen vaak uit volksleiders voort. ‘Er is namelijk een situatie mogelijk waarin het volk zowel als aanzienlijken krijgen wat ze willen. Dat iedereen de mogelijkheid krijgt te regeren, is het democratische aspect, dat de ambten in feite door aanzienlijk worden bekleed het aristocratische. Maar dat kan alleen wanneer niemand meer aan een ambt geldelijk voordeel kan behalen.’
Religieuze beoordeling ontbreekt
Het boek is een aanrader voor degenen die zich willen inspireren door de klassieke wijsheid over staat en samenleving. Zoals het advies om niet meer geld uit te geven dan er binnenkomt en overschotten te verdelen onder het volk. ‘Nauwelijks heeft volk deze ontvangen of het vraagt alweer om hetzelfde. Zulke armenzorg verdwijnt in de spreekwoordelijke ‘bodemloze put’.’
Een minpunt is de afwezigheid van elke religieuze beoordeling van politiek en samenleving. Typerend voor het Griekse denken is dat kennis en inzicht (phronèsis) leidt tot beoefening van deugd en moraal. Ondanks alle inzicht in de kwade drijfveren van de mens, blijft het Griekse denken optimistisch. Aristoteles verwacht alles van opvoeding en (intellectuele) vorming. Wanneer mensen kwaad doen, is dat het gevolg van falend inzicht. ‘Dat de omvang van ieders geluk (eudaimonia) wordt bepaald door de mate van inzicht en voortreffelijkheid die hij heeft bereikt, en door de mate waarin hij hiernaar weet te handelen, is voor ons een uitgemaakte zaak.’ ‘Goed en deugdzaam worden mensen zeker door drie factoren: aanleg, gewoonte en rede.’
De Grieken hadden besef van schuld en tragiek (zie de befaamde treurspelen!), maar zondebesef kenden zij niet, want dat is een (christelijk) openbaringsbegrip. Kennis is een goddelijke eigenschap (daarmee heeft de mens deel aan de godheid), al geloven de Griekse filosofen niet in het bestaan van een persoonlijk God (maar hoogstens in een onbewogen Beweger, een kosmische intelligentie). Voor Aristoteles is God een ‘onbewogen Beweger’ die het heelal als het ware op de wijze van kosmische intelligentie in stand houdt, maar die geen persoonlijke relatie onderhoudt met het geschapene. Er is geen groter tegenstelling denkbaar tot de christelijke God, Die juist bewogen is met de mens en Zijn Zoon naar deze wereld stuurde. De incarnatie blijft voor de Griek een ergernis en dwaasheid.
Dat neemt niet weg dat we veel van dit boek kunnen leren. De politieke filosoof Henk Woldring heeft wel eens gezegd dat alle politiekfilosofische inzichten door de geschiedenis heen in grote lijnen niet meer dan een uitwerking van de politieke denkers in de klassieke oudheid zijn geweest. Het werk van Aristoteles is een monument in de geschiedenis van het politieke denken en de uitgave verdient mede door de annotatie en de inleiding alle lof.
N.a.v. Aristoteles, Politica, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Jan Maarten Bremer en Ton Kessel; Historische Uitgeverij, Groningen, 2012; 368 blz.; € 38,75.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2012
Zicht | 100 Pagina's