Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Vrijheid van godsdienst gebaat bij seculiere staat’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Vrijheid van godsdienst gebaat bij seculiere staat’

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vrijheid van godsdienst is gebaat bij een seculiere staat. Maar laat die staat werkelijk neutraal zijn en godsdienst als onvervreemdbare kern van de waarde van de mens beschouwen. Er is echter geen absolute waarborg van het grondrecht van religievrijheid. Burgers, religieuze groeperingen, staat en rechtsspraak zullen in toenemende mate met conflicten te maken kunnen krijgen.

Dat is de teneur van het proefschrift van dr. Henk Post, Vrijheid van godsdienst in een democratische samenleving. Het recht van de individuele persoon in een spanningsveld van rechten en vrijheden (Boom Juridische Uitgevers, Den Haag; 448 blz.; € 79,00), waarop hij op 19 november in Tilburg promoveerde.

Het is inmiddels zijn vierde proefschrift, na eerder in de economie, de theologie en de letteren te zijn gepromoveerd. Dr. Post volgt de SGP al sinds jaar en dag kritisch in wetenschappelijke publicaties. Zijn laatste proefschrift In strijd met de roeping der vrouw (2009) belichtte het vrouwenkiesrecht binnen de SGP. Ook in het huidige proefschrift gaat hij – in de vorm van een casus – in op de juridische procedures rond het vrouwenlidmaatschap. Cruciale vraag daarbij is: Mag de SGP bij het weren (zij het niet uitroeien…) van vrouwen uit de partij zich beroepen op de vrijheid van de godsdienst?
Volgens de Hoge Raad (9 april 1010) raakt het afwijzen van het passieve kiesrecht door de SGP het hart van het democratisch functioneren van de staat. De SGP is immers geen religieuze maar een politieke organisatie. Zij kan zich daarom niet beroepen op de vrijheid van godsdienst.
Ook het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) schaarde zich achter deze opvatting en verwierp op deze basis de klacht van de SGP tegen het besluit van de Hoge Raad. Uiteindelijk wijzigde het Hoofdbestuur van de SGP op 16 maart 2013 het Algemeen Reglement door een nieuw artikel in te voegen waarin het geslacht geen verhindering meer mag zijn voor kandidaatsstelling in de partij.

Bedreigd bezit
Daarmee zit de lezer midden in de kern van de nieuwe studie van de promovendus. Dr. Post begint zijn proefschrift met de volgende zin: ‘Godsdienstvrijheid is in de publieke ruimte voor de ene burger een onrustig en bedreigd bezit en voor een ander een bron van ergernis.’
Door de ontzuiling, secularisatie en de opkomst van de islam zijn er toenemende conflicten over godsdienst ontstaan, die ten diepste over vrijheidsrechten gaan. Godsdienst wordt gezien als een bedreiging van de seculiere staat en democratie, beide immers verworvenheden van de hoog geroemde Verlichting. Er is de laatste decennia een toenemende intolerantie jegens moslims, joden en christenen.
Dr. Post zet uiteen hoe sterk de vrijheid van godsdienst verankerd is in diverse internationale verdragen. Er is sprake van een belangrijke rechtsnorm. Religievrijheid is niet zo maar een politiek grondrecht maar een beginsel dat gegrond is in de persoon en waarde van de mens. De menselijke waardigheid of heiligheid (gebruikt in profane en niet religieuze zin) is zelfs de grondslag van het recht.
Van die (geestelijke, innerlijke) kern moet de staat afblijven. Zij kan geen religie opdringen noch afnemen, reden waarom het ook de mens vrij staat om van religie te veranderen.

Publiek
Tegelijkertijd is religie iets dat zich niet uitsluitend in het innerlijk van de mens afspeelt (zijn geweten), maar ook zichtbaar wil zijn, in een kerk (als gemeenschap van gelovigen) of in het publieke domein (samenleving). Godsdienstvrijheid heeft betrekking op het belijden van religie, op de praktijk van het geloven.
Het is op dat laatste terrein dat er zich steeds meer spanningen voordoen in de moderne samenleving. Dr. Post stelt ze aan de orde, zoals de SGP-kwestie van de vrouw, het boerka-verbod, de gewetensbezwaarde trouwambtenaar, de status van het bijzonder onderwijs en het ritueel slachten. Steeds meer wordt een conflict zichtbaar tussen gelovigen die hun eigen religieuze overtuigingen vrij en openlijk willen praktiseren en een samenleving die steeds minder tolerant staat ten opzichte van religie, zeker de orthodoxe variant ervan (in christendom, jodendom en islam).
Een van de kernvragen van de democratische samenleving is: hoe wordt de waardigheid van de mens, het recht van de mens om mens te zijn optimaal gewaarborgd? Alle mensen zijn gelijk en mogen zelf naar de uiteindelijke betekenis van het leven zoeken. Dat geldt alle gelovigen, van welke religie dan ook. In een van zijn stellingen zegt Post dat tot het wezen van de democratische rechtsstaat behoort dat hij pluriformiteit in de publieke ruimte waarborgt. ‘De controverses op het terrein van de godsdienstvrijheid zullen een samenleving slechts dan niet schaden als men ten principale bereid is haar pluriformiteit te aanvaarden.’
Dr. Post geeft zowel de vrijheid van godsdienst als de democratische rechtsstaat zijn volle pond. Hij fundeert de vrijheid van godsdienst niet in de exclusieve waarheid van de christelijke godsdienst maar in de persoon en waarde van de mens, een haast katholiek standpunt, zou je zeggen. Tegelijkertijd gaat hij uit van het belang van de democratische rechtsstaat, een product van vooral de negentiende eeuw, met wortels in de tijd van de Reformatie en de Verlichting. De democratische rechtsstaat kent het primaat van de individuele vrijheid en identiteit, en garandeert dat men in vrijheid tot een religieuze gemeenschap kan toetreden.
De promovendus formuleert daarmee een beginsel dat in de negentiende eeuw al door een christenstaatsman als Groen van Prinsterer is verkondigd. Hij kwam op voor het publiek recht der gezindheden als buffer tegenover een steeds machtiger wordende staat. Vrijheid van godsdienst is gebaat bij bescherming door het recht, zo was zijn fenomenale inzicht in die dagen. Als de staat werkelijk seculier wordt – waarvan we in deze tijd de getuigen zijn – dan is juridische bescherming van godsdienst helemaal van groot belang.
Liever een recht – ook nog eens internationaal verankerd – dan een gunst, afhankelijk van de luimen van politiek en overheid.

Niet gemakkelijk
Dr. Post signaleert dat godsdienst het niet gemakkelijk heeft in deze samenleving. Een geseculariseerde meerderheid is van mening dat religieuze burgers ten onrechte een uitzonderingspositie claimen. Zij beroept zich op de scheiding van kerk en staat en bestrijding van discriminatie om de publieke rol van godsdienst terug te dringen en uitzonderingen op wettelijke bepalingen die religieuze burgers genieten, op te heffen. Uitingen van religie moeten dan ook steeds meer worden verantwoord.
Omgekeerd zien religieuze minderheden zich geconfronteerd met een seculiere meerderheid die hen onder druk zet zich aan te passen tegen de eigen overtuiging in. ‘Zij ervaren een geestelijke strijd en verzetten zich tegen de eisen van de seculiere meerderheid en tegen de beperking van hun grondrecht op vrijheid van godsdienst.’ Volgens Post wordt de godsdienstvrijheid thans maatschappelijk en juridisch beproefd op een wijze, die tot een tiental jaren geleden niet voorkwam. Dit is een gevolg van de ingrijpende wijziging in het zedelijke en maatschappelijke beoordelingspatroon.

Is de situatie grimmiger geworden?
‘Het woord grimmig roept associaties op met strijd. Ik denk niet dat op alle fronten bewust een strijd wordt gevoerd tegen orthodoxe christenen. De SGP heeft ingeleverd doordat zij de vrouw niet mag weren van de kieslijst. Het beeld dat ik schets, laat zien dat de ruimte voor de islamitische geloofspraktijk in Nederland kritisch wordt bewaakt, en dat de vrijheid van godsdienst in tal van overheidsuitspraken eerder wordt beperkt dan verruimd. Ik noem het boerkaverbod waarvoor de regering nog steeds met een wetsvoorstel zou moeten komen.
De onverdoofde religieuze slacht voor joden en moslims is nog steeds toegestaan, zij het onder strengere regulering. Het is onzeker hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen.
De religieuze besnijdenis van (jonge) jongens staat eveneens onder druk. In de politiek zijn nog geen voorstellen gedaan tot een verbod, maar we moeten er rekening mee houden dat dit in de toekomst wel gebeurt. Dit zijn twee onderwerpen die het hart van de godsdienstvrijheid raken. Godsdienst is namelijk een wezenlijk element van de identiteit van de individuele persoon. Een verbod zou ook de religieuze gemeenschap in het hart treffen.

De vrijheid van onderwijs is een zeer gecompliceerd terrein geworden. Enerzijds betreft dit leerkrachten en ondersteunend personeel. Anderzijds gaat het om de toelating van leerlingen. Bij leerkrachten en overig personeel is het hot item seksualiteit en burgerlijke staat. Er is een uitspraak in kort geding geweest over een homodocent. Hij mocht niet worden ontslagen. Maar de kantonrechter zei erbij: nog niet. Ik heb dus nog wel verwachting dat een school een homodocent kan weren, als zij de procedure zorgvuldig voert en duidelijk maakt dat de docent niet loyaal en geloofwaardig de grondslag van de school kan uitdragen en realiseren in zijn functioneren. Het niet toelaten van leerlingen vergt eveneens een zeer zorgvuldig beleid.
De algehele trend in de samenleving is dat burgers hun identiteit als individuele persoon koesteren. Dit gaat de gezinnen van orthodoxe christenen niet voorbij. Daar komt nog een proces van modernisering bij. Scholen zullen blijvend veel aandacht moeten geven aan hun (collectieve) identiteit om die te beschermen en te onderhouden. Scholen zitten in een heel lastige situatie. Enerzijds worden ze gefinancierd met overheidsgeld en functioneren ze in het publieke domein. Anderzijds hebben ouders er recht op dat hun kinderen onderwijs ontvangen in overeenstemming met hun religieuze overtuiging.
Het gewetensbezwaar van de trouwambtenaar heeft een grimmige trek gekregen door het wetsvoorstel dat gemeenten verbiedt gewetensbezwaarden aan te stellen als trouwambtenaar. Is de situatie in haar totaliteit grimmiger geworden? Laten we steeds zorgvuldig de dialoog blijven voeren met andersdenkenden. We moeten ermee rekenen dat steeds meer medeburgers geen flauw benul hebben van wat ons bezielt. Veel meer dan in het verleden zullen we moeten uitleggen wat voor ons van wezenlijk belang is. Daarbij moeten we natuurlijk pleiten op de beginselen van de democratische rechtsstaat, die voor de ander gelden maar ook voor ons.’

U wijst op de taak van de constitutionele orde om enerzijds bescherming van de godsdienstvrijheid te bieden en anderzijds ook beperkingen op te kunnen leggen. Een juridisch haast onmogelijke opgave?
‘De constitutionele orde is het geheel van wetten, bepalingen en overheidsuitspraken die het recht vormen. Het recht omschrijft vrijheden en beperkingen aan die vrijheden.
Ten aanzien van elk vrijheidsrecht kan de staat beperkingen stellen, en gelden ook daadwerkelijk beperkingen. De kwestie is dat beperkingen kunnen worden verruimd of beperkt. Door maatschappelijke ontwikkelingen als secularisatie, ontzuiling en de instroom van vooral moslims is enerzijds de uitoefening van vrijheidsrechten lastiger geworden en zijn er anderzijds nieuwe wensen gekomen inzake beperking of verruiming. Er zijn dus diverse ontwikkelingen die de constitutionele orde zeer dynamisch maken, waardoor onzekerheden toenemen en verhoudingen tussen rechten en beperkingen schuiven.

In het huidige tijdsgewricht is dit voor christenen niet gunstig. De overheid staat niet voor een onmogelijke opgave, met dat te stellen zou zij ook niet wegkomen. Uiteindelijk komt een conflict op het bord van de rechter terecht en die moet door uitspraak te doen een oplossing voor het conflict bieden. Uiteraard kan de overheid als wetgever de (on)oplosbaarheid van conflicten en het zich voordoen van conflicten beïnvloeden. De overheid heeft als taak een vreedzaam samenleven van burgers te bevorderen.’

U constateert dat het begrip voor gewetensbezwaren van de trouwambtenaar de laatste tien jaar sterk is afgenomen. U schrijft: ‘Een uitzondering voor de gewetensbezwaarde trouwambtenaar is in strijd met de neutraliteit van de staat en de scheiding van de levenssferen.’ Betekent dit dat er eigenlijk geen plaats meer kan zijn voor een gewetensbezwaarde trouwambtenaar?
‘In mijn proefschrift zet ik uiteen dat ik niet begrijp waarom een trouwambtenaar bezwaren behoeft te hebben tegen de sluiting van een huwelijk van twee personen van hetzelfde geslacht. Je hoeft althans geen bezwaar te hebben tegen de wettelijke taak gezien de verantwoordelijkheid van de staat voor een huwelijkssluiting. Er gebeuren immers veel meer dingen waar een ambtenaar of bestuurder persoonlijke bezwaren tegen heeft en die toch plaatsvinden, zoals in veel plaatsen de openstelling van winkels op zondag. Toch zijn er SGP-wethouders en burgemeesters.
Niettemin is het niet in strijd met de neutraliteit van de staat als een gemeente gewetensbezwaarde trouwambtenaren in dienst heeft. Burgers hebben immers niet het recht een bepaalde trouwambtenaar te claimen voor hun huwelijkssluiting.’

U bepleit voor handhaving van de godsdienstvrijheid en niet opheffing daarvan in de vrijheid van meningsuiting. Zal de vrijheid van godsdienst in de toekomst steeds meer onder druk komen?
‘Religie is een blijvend fenomeen in de samenleving. De gedachte dat religie zal uitsterven, is inmiddels achterhaald. Religie zal wel van gedaante veranderen. Er zullen nieuwe uitingen komen en er zullen nieuwe eisen komen om de vrijheid van religie te verwerkelijken.
De onzekerheden zullen toenemen door de groeiende pluriformiteit van de samenleving. Op grond van mijn studie kan ik eigenlijk geen uitspraken doen over de toekomstige ontwikkeling. Een socioloog zou dat misschien wel kunnen doen. Het is meer op grond van de Bijbel dat ik niet verwacht dat we het er gemakkelijker op zullen krijgen. De geschiedenis laat wel zien dat in de verdrukking de kerk sterker wordt en het geloof krachtiger.’

De SGP heeft vanouds de leus aangehangen: ‘wel gewetensvrijheid, maar geen godsdienstvrijheid’. Kan de SGP dit onderscheid nog handhaven in de huidige democratische rechtsstaat? Zo nee, komt zij niet dan in strijd met artikel 36 van de NGB?
‘Het behoort tot de aard van godsdienst en levensovertuiging in het algemeen dat zij zich wil uiten. Als de SGP het werkelijk meent met “wel gewetensvrijheid, maar geen godsdienstvrijheid”, dan begrijp ik het bezwaar niet tegen het sluiten van een huwelijk van twee personen van hetzelfde geslacht. De gewetensvrijheid van de trouwambtenaar is toch immers niet in geding, hoogstens geldt dit voor zijn godsdienstvrijheid. Dit laatste zie ik echter niet, omdat het sluiten van het huwelijk als trouwambtenaar niet een religieuze praktijk is. De religieuze praktijk vindt plaats in de kerk en niet op de trouwlocatie van de burgerlijke gemeente.

De SGP aanvaardt onze grondwet, en daarmee onze constitutionele orde. Deze kent een neutrale staat en een scheiding van kerk en staat. De staat is ten enenmale niet bevoegd uitvoering te geven aan een theocratisch ideaal. Of de SGP hiermee in strijd komt met artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is afhankelijk van de interpretatie van dit artikel. Er bestaan nogal wat uiteenlopende interpretaties. Ik ben geen deskundige op dit terrein, maar primair is mijn overtuiging dat de kerk strijdt met het zwaard van de Geest, dat is het Woord. De kerk – en eveneens de individuele gelovige – heeft de roeping getrouw getuigenis te geven van de Waarheid. De overheid heeft principieel een andere verantwoordelijkheid.’

In 2009 promoveerde u op het vrouwenkiesrecht van de SGP. Bent u tevreden met het recente besluit van het hoofdbestuur om het geslacht niet te laten meewegen bij de kandidatuur?
‘Toen ik mijn proefschrift over het vrouwenkiesrecht verdedigde, had ik de overtuiging dat de SGP op een zeker moment zou komen tot de aanvaarding van het passieve kiesrecht voor de vrouw. Dit gezien de ontwikkeling van de maatschappelijke positie van de vrouw in de achterban van en de meningsvorming in de partij, en gezien de theologische onderbouwing die bepaald niet onomstreden was. Of ik tevreden ben? Ik heb het oude partijstandpunt niet bestreden, wel geanalyseerd, en de beperkte houdbaarheid aangetoond.’

Lilian Janse: als er een schaap over de dam is, dan volgen er meer? Kan het Hoofdbestuur vrouwelijke kandidaten eigenlijk wel tegenhouden?
‘Het Hoofdbestuur kan vrouwelijke kandidaten niet tegenhouden met als criterium “het geslacht”. Zou het dat wel doen, dan lokt het nieuwe rechtszaken uit, die het onvermijdelijk zal verliezen. Bovendien geeft dat negatieve aandacht die bij verkiezingen gevolgen zal hebben. De SGP is een beginselpartij. Dat is zeer te waarderen in deze partij. Een beginsel is een uitgangspunt, het geeft een denk - richting aan, maar het is geen wettelijke bepaling. Zoals we dat ook zien bij de in de grondwet neergelegde beginselen als de vrijheid van godsdienst. Zo’n beginsel is geen absoluut recht. Het vraagt om een nadere uitwerking in de praktijk, waarbij rekening wordt gehouden met andere beginselen, belangen en rechten.’

U bent nu voor de vierde keer gepromoveerd. U schreef veel over de thematiek van vrijheid van geweten en godsdienst. Zijn de onderwerpen hierover nu uitputtend behandeld of verwacht u meer gelijksoortige kwesties in de toekomst?
‘Er zijn kwesties die ik niet heb behandeld, zoals het al dan niet verplichten tot vaccinatie van kinderen, of bijvoorbeeld de vrijheid thuisonderwijs te geven. De onderwerpen die ik nu heb behandeld, heb ik ook niet uitputtend behandeld, maar in het licht van het huidige tijdsgewricht. Het zedelijk en maatschappelijk beoordelingspatroon waarin de behandelde kwesties betekenis krijgen en dat in oplossingen voorziet, verkeert in een permanente staat van verandering. Kwesties kunnen zo maar van karakter veranderen, of verdwijnen van de maatschappelijke en politieke agenda, al dan niet tijdelijk, en nieuwe kwesties kunnen erop komen. In toenemende mate is de Europese dimensie hierop van invloed. Uitspraken van het Europese Hof in Straatsburg beïnvloeden rechtstreeks onze rechtsorde.’


Henk Post

Dr. Henk Post (1952) is momenteel zelfstandig gevestigd als onderzoeker, schrijver en adviseur. Na het behalen van het HBS-A-diploma aan het Christelijk Lyceum te Alphen aan den Rijn, studeerde hij bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Na zijn studie heeft hij eerst enkele jaren gewerkt in de managementsjournalistiek en daarna als pr-adviseur. In 1991 maakte hij de overstap naar de Universiteit van Tilburg, alwaar hij docent/onderzoeker werd op het gebied van internationaal management. Aan diezelfde universiteit promoveerde hij op 10 maart 1995 in de economische wetenschappen op een onderzoek naar internationalisatie van zakelijke dienstverlening. Nadat hij zich weer als zelfstandige gevestigd had, promoveerde hij vervolgens in de theologie (2006), in de letteren (2008) en recent in de rechtsgeleerdheid (2014). De dissertatie uit 2008 betreft een historisch onderzoek naar de verhouding tussen de SGP en het vrouwenkiesrecht. De laatste jaren heeft hij vooral op het gebied van de vrijheid van godsdienst gepubliceerd.


Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter Zicht

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Zicht | 100 Pagina's

‘Vrijheid van godsdienst gebaat bij seculiere staat’

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Zicht | 100 Pagina's