Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van grijze naar groene dorpen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van grijze naar groene dorpen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vergrijzing, ontgroening en bevolkingsdaling zijn trends die impact hebben op grote delen van het Nederlandse platteland en dorpsleven. Welke impact hebben deze trends op de leefbaarheid en in het bijzonder op de sociale cohesie in dorpen? Hoe staat het bijvoorbeeld met de zorg voor ouderen in vergrijsde dorpen? In dit een artikel geef ik een analyse en enkele aanbevelingen waar de SGP haar voordeel mee kan doen.

Wat is sociale cohesie? Sociale cohesie wordt door Schnabel gedefinieerd als “de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid in de samenleving”. Sociale cohesie heeft dus betrekking op de binding tussen burgers en hoe dit zich in de praktijk uit, zoals de betrokkenheid in de samenleving en participatie in verenigingen.

Door demografische en maatschappelijke ontwikkelingen op het platteland als krimp, vergrijzing, schaalvergroting en individualisering groeit de druk op sociale cohesie, omdat het gezien wordt als een middel om met deze trends om te gaan. Zo kan een hoge mate van sociale cohesie bijdragen aan het behouden van voorzieningen of dat een dorp vanwege het aangename gemeenschapsleven toch aantrekkelijk blijft om er te blijven wonen. Tegelijkertijd dreigen de ontwikkelingen en trends ook de sociale cohesie aan te tasten, bijvoorbeeld doordat voorzieningen verdwijnen die voorheen als belangrijke ontmoetingsplek fungeerden, of door het wegtrekken van dorpsbewoners. Gemeenten dienen hierop te anticiperen. Maar omdat sociale cohesie een breed en abstract begrip is, is het vaak niet duidelijk met welke concrete maatregelen sociale cohesie kan worden beïnvloed.1

Allereerst gaat dit artikel in op de verschillen tussen stad en platteland ten aanzien van sociale cohesie. Ten tweede wordt een kort overzicht gegeven van een aantal maatschappelijke en demografische trends die van invloed zijn op sociale cohesie. Ten derde wordt op een tweetal trends verder ingezoomd, namelijk vergrijzing en bevolkingskrimp. Het artikel sluit af met een blik op de toekomst en een aantal aanbevelingen om sociale cohesie op het platteland te versterken.

VERSCHILLEN TUSSEN STAD EN PLATTELAND

Het overheersende positieve beeld is dat dorpsbewoners leven in een hechte gemeenschap waarin ze voor elkaar klaarstaan en naar elkaar omkijken, met sociale controle als mogelijke negatieve kant. Onderzoek naar sociale cohesie onder plattelandsbewoners bevestigt dat rooskleurige beeld: de bewoners gaven aan blij te zijn dat de sociale controle minder sterk is geworden en roemden de saamhorigheid en hulpvaardigheid. Op het platteland kijken mensen nog naar elkaar om, was de gedeelde mening.2 Later toonden de onderzoekers aan dat de sociale samenhang op het platteland significant hoger is dan in de stad.3

Dat dorpsbewoners meer sociale samenhang ervaren in hun directe woonomgeving dan stedelingen, komt onder andere doordat zij vaker in grondgebonden woningen wonen, relatief vaak lang op dezelfde plek verblijven en ouder zijn.


Zo kan een hoge mate van sociale cohesie bijdragen aan het behouden van voorzieningen of dat een dorp vanwege het aangename gemeenschapsleven toch aantrekkelijk blijft om er te blijven wonen.


Het aandeel grondgebonden woningen, veelal eengezinswoningen, daalt langzaam, wat ten koste zou kunnen gaan van de saamhorigheid tussen bewoners. Ook stijgt het aandeel kwetsbare ouderen voor wie contacten in de buurt of het dorp minder vanzelfsprekend is, wat eveneens de saamhorigheid kan aantasten en tot toenemend isolement kan leiden.

Vermeij en Mollenhorst lieten in 2008 zien dat plattelandsbewoners in het algemeen minder sociaal isolement ervaren dan stedelingen (10% van de dorpelingen versus 15% van de stedelingen). Bepalend voor het gevoel van isolement is de mate waarin mensen contact hebben met buren, familie en vooral met vrienden.4 Mensen op het platteland bleken meer contact met buren en buurtgenoten te hebben dan stedelingen.5 De meeste contacten hebben mensen met familie en met vrienden en kennissen. Ook met deze groepen onderhouden mensen op het platteland vaker contact dan stedelingen. Maar die sociale cohesie kan worden bedreigd.

TRENDS

In de onderzoeksliteratuur wordt een aantal demografische en maatschappelijke trends benoemd die zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan op het platteland en van invloed zijn op sociale cohesie. Het gaat om demografische krimp, ontgroening, vergrijzing, komst van nieuwe bewoners, veranderde omgangsvormen, verstedelijking, individualisering, toegenomen arbeidsparticipatie, secularisatie, schaalvergroting van voorzieningen, toename van de mobiliteit en digitalisering.


Mensen op het platteland bleken meer contact met buren en buurtgenoten te hebben dan stedelingen.


Individualisering heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat traditionele autonome dorpen met hechte gemeenschappen en veel sociale normen steeds meer veranderd zijn tot ´woondorpen´ met meer contacten buiten het dorp en normen en waarden die gebaseerd zijn op eigen keuzes. Ontwikkelingen en trends die hier aan hebben bijdragen zijn de komst van nieuwe inwoners en een toegenomen mobiliteit. De overgang naar het woondorp is illustratief voor veel bovengenoemde demografische en maatschappelijke trends.6 Dit artikel gaat nader in op demografische krimp en vergrijzing in relatie tot sociale cohesie. De andere ontwikkelingen en trends komen niet uitgebreid aan bod, maar zij spelen op de achtergrond wel degelijk mee.

VERGRIJZING

Uit onderzoek komt naar voren dat lokale vergrijzing een zwak negatief verband heeft met de sociale cohesie in een dorp. In dorpen waar veel ouderen wonen, ervaren bewoners minder sociale cohesie, hebben zij minder lokale contacten en doen zij minder vaak vrijwilligerswerk.

Vergrijzing betekent dus ook dat de sociale vitaliteit van dorpen geleidelijk achteruitgaat. Ook niet-ouderen blijken minder contacten te hebben in het dorp en minder bereid te zijn zich in te zetten als vrijwilliger. Zij missen mogelijk de sociale infrastructuur waarin zij zich uitgenodigd voelen deel te nemen.

Een nog groter punt van zorg is de tanende sociale cohesie in het licht van het groeiende beroep dat overheden doen op burgers in de zorg voor hun omgeving, waarbij het welzijn van ouderen een niet onbelangrijk doel is. Nu een groeiend aantal soms zeer kwetsbare ouderen zich zelfstandig moet redden, wordt veelal naar de lokale omgeving gekeken bij het zoeken naar oplossingen voor degenen die hierbij aan hun eigen netwerk niet genoeg hebben. Op hoge leeftijd krijgen veel ouderen te maken met eenzaamheid.7

KRIMP EN VOORZIENINGENNIVEAU

In de wetenschappelijke literatuur is veel geschreven over demografische krimp, over oorzaken en gevolgen, maar ook over beleidsstrategieën. Bij demografische krimp gaat het niet per definitie alleen om een afnemend totaal aantal inwoners, maar het kan ook gaan om een daling van het aantal huishoudens of van samenstellende delen van de bevolking (zoals jongeren).

In de literatuur wordt ook veel aandacht besteed aan het verdwijnen van voorzieningen, waardoor sociale cohesie op indirecte wijze kan worden aangetast. Er wordt gesteld dat krimp vooral een versterkend effect heeft op het verdwijnen van voorzieningen. In krimpgebieden is veelal sprake van een stijgende werkloosheid; de achterblijvers zien geen positieve toekomst meer voor zich. Voorzieningen raken op en verdwijnen en de kwaliteit van het zorgsysteem en het onderwijs zakt. Het is onmogelijk om in deze gebieden te innoveren en de negatieve sfeer overheerst. De leefomgeving wordt verder aangetast en het ontbreekt de overgebleven gemeenschap aan middelen en potentie om de problemen aan te pakken.8

Sociale gevolgen worden ook gemerkt in het verenigingsleven in dorpen. Men ervaart problemen bij het werven van jonge mensen voor verenigingen en er is minder animo om zich in te zetten voor het dorp. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat diverse sportaccommodaties en dorpshuizen hun deuren moeten sluiten. De sociale cohesie wordt dus duidelijk aangetast door maatschappelijke ontwikkelingen en krimp. Tevens kan er sprake zijn van een mogelijke negatieve spiraal: aantasting van de sociale cohesie heeft ook weer gevolgen voor de leefbaarheid en daarmee voor de aantrekkelijkheid van een gebied, wat weer tot migratie kan leiden en vice versa.9

BLIK OP DE TOEKOMST

Gezien de impact van demografische trends op sociale cohesie is het wenselijk dat de politiek blijft zoeken naar nieuwe vormen en bronnen van sociale cohesie. Nu draait in veel dorpen het dorpsleven in de eerste plaats rond kinderen. Deze verbanden worden vaak ervaren als erg centraal in het dorp en dus onmisbaar. Dorpsbewoners hechten daarom sterk aan de dorpsschool. Ook doen bewoners het leeuwendeel van het vrijwilligerswerk in het verband van een sportvereniging. Waar het aantal gezinnen afneemt, worden ook sociale verbanden rond kinderen minder sterk en belangrijk in het dorp. In dorpen die vergrijzen en ontgroenen, is de strijd voor het behoud van de school en de vereniging vaak moeizaam en soms tevergeefs. Gehoopt wordt dat als voorzieningen als deze behouden blijven ook de gezinnen in het dorp blijven wonen, maar dat is vaak niet het geval. En de vergrijzing zet door.

Voor de jaren tot 2040 wordt voor de perifere regio’s een voortzetting verwacht van zowel de bevolkingsdaling als de vergrijzing, die het contrast zal vergroten tussen ‘jonge steden’ en ‘oude dorpen’.

Ook in recente jaren namen de verhuisbewegingen van kansrijke jongeren naar de stad nog eens toe, terwijl verhuisbewegingen van twintigers en dertigers richting de periferie afnamen. Verklaringen voor deze selectieve migratiebewegingen zijn onder meer het gestegen opleidingsniveau, het toenemende belang van de stedelijke commerciële dienstensector, waardoor werkgelegenheid zich steeds meer in stedelijke regio’s bevindt, en een toenemend aantal tweeverdieners. Voor hen wordt het steeds belangrijker om te wonen waar veel keuze is uit werk, wat nog eens versterkt wordt doordat de arbeidsmarkt in de toekomst steeds meer flexibiliteit van werkenden zal vragen.

Deze regionale vergrijzing brengt met zich mee dat in de betreffende dorpen een bevolking achterblijft op wie het verdwijnen van lokale voorzieningen meer impact kan hebben dan op meer mobiele dorpsbewoners. Ook zal in de perifere regio’s de disbalans toenemen tussen degenen die zorg en hulp nodig hebben en degenen die hen dit kunnen bieden, zowel professioneel als informeel. Hier komt bij dat het vertrekken van de jeugd als gevolg heeft dat steeds meer kwetsbare ouderen het zullen moeten stellen zonder zorgzame (klein)kinderen in de buurt. Ouderen krijgen op hoge leeftijd minder contacten en daarbij gaat lokale vergrijzing ten koste van de sociale cohesie in dorpen en de bereidheid van bewoners om vrijwilligerswerk te doen. Dit is onwenselijk vanuit de gedachte dat sociale cohesie samengaat met tal van positieve uitkomsten, zeker ook voor kwetsbare ouderen. Daarom geef ik tot slot een tweetal aanbevelingen waarmee de SGP haar voordeel kan doen om deze uitdagingen aan te gaan.

OUDEREN EN DUURZAAMHEID

Een kansrijk perspectief is om het dorpsleven in ‘grijze dorpen’ meer om ouderen te laten draaien. De aandacht zal dan verlegd moeten worden naar activiteiten en verbanden waar ook ouderen bij betrokken zijn, of die zelfs vooral op ouderen gericht zijn. Een voorbeeld hiervan is een wekelijkse maaltijd voor alle dorpsbewoners. Initiatiefnemers zullen daarbij vooral de huidige kwetsbare ouderen in het dorp op het oog moeten hebben. Ze moeten echter ook kijken hoe ze toekomstige ouderen hieraan kunnen verbinden.

Een andere bron van sociale cohesie die versterkt kan worden, is duurzaamheid. De noodzakelijke transitie naar een duurzamere samenleving zal een grote inspanning vragen en voor iedereen merkbaar zijn. Juist op het relatief lege platteland is ruimte voor vernieuwende initiatieven op het gebied van de voedselproductie en de energietransitie. De veranderingen in de leefomgeving zorgen niet alleen voor samenhang. Op het platteland kan de spanning juist hoog oplopen rond windmolens, waar (boeren)bedrijven aan verdienen terwijl omwonenden er last van hebben. Maar er zijn ook vele dorpen waar bewoners succesvol een energiecoöperatie oprichtten en op die manier collectieve middelen genereren om voortdurend aan de leefbaarheid van het dorp te kunnen werken. Goede randvoorwaarden vanuit de overheid kunnen eraan bijdragen dat deze transitie in de toekomst goed verloopt. En dat de waarden van de groene ruimte een bron worden van sociale cohesie in plaats van strijd.10


1 Pouwelse 2013, p. IV.

2 Simon et al. 2007.

3 Steenbekkers en Vermeij 2013; Vermeij en Mollenhorst 2008.

4 SCP 2017, p. 54-56.

5 Steenbekkers en Vermeij 2013, p. 283-284.

6 Pouwelse 2013, p. 10-11.

7 SCP 2017, p. 100-102.

8 SCP 2017, p. 100-102.

9 Pouwelse 2013, p. 20-23.

10 SCP 2017, p. 109-110.


Literatuur

• Pouwelse, S. (2013), Komend tot de (dorps)kern: Sociale cohesie door een ruimtelijke bril.

• Schnabel, Paul (2000). ‘Vergroting van maatschappelijke cohesie door versterking van de sociale infrastructuur. Probleemverkenning en aanzet tot beleid’. In: R.P. Hortulanus en J.E.M. Machielse (red.), In de marge. Het sociaal debat, deel 1 (p. 21-34). Den Haag: Elsevier

• SCP (2017), Dorpsleven tussen stad en land. Slotpublicatie Sociale Staat van het Platteland.

• Simon, C., L. Vermeij en A. Steenbekkers (2007). Het beste van twee werelden. Plattelanders over hun leven op het platteland.

• Steenbekkers, A. en L. Vermeij (red.) (2013). De dorpenmonitor. Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners.

• Vermeij, L. en G. Mollenhorst (2008). Overgebleven dorpsleven. Sociaal kapitaal op het hedendaagse platteland.


Arco Vuik MSc, sociaal geograaf en werkzaam bij de gemeente Gouda

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2017

Zicht | 104 Pagina's

Van grijze naar groene dorpen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2017

Zicht | 104 Pagina's