Macht en onmacht van Satan
2
Voor de duivel geen winst
Ik wijs op een andere geschiedenis waarin de macht van Satan zich demonstreert, Paulus had in de gemeente van Korinthe met veel zegen mogen arbeiden. In moeilijke dagen, als de apostel het erg moeilijk had, omdat de zaak van het Koninkrijk naar het scheen in Korinthe geen voortgang maakte, toen heeft de Heere, hem bemoedigd met zijn belofte: ik heb veel volk in deze stad. En dat bleek ook, want het Woord was ook hier een kracht Gods tot zaligheid. Maar de moeilijkheden bleven niet uit. Het is altijd weer waar, dat waar God Zijn tempel bouwt daar bouwt Satan zijn kapel. Wat men van de apostel, de geestelijke vader van de gemeente zei was niet mooi: schrijven kon hij wel, maar zijn preken was niet veel; in de grond der zaak tast meer dan één de apostel in diens roeping aan. Zelfs zijn er, die vinden, dat Paulus op de zak van de gemeente liep en dat terwijl hij dag en nacht arbeidde om niemand lastig te vallen. En er is nog heel wat meer aan de hand. In de tweede brief (2 : 10 v.) schrijft Paulus nu over vergeving. Wat er precies is gebeurd, weten wij niet. Maar Paulus vermaant om de man, die zich misdragen heeft ook te vertroosten, opdat hij door al te overvloedige droefheid niet verslonden zou worden, wij zouden zeggen om te zorgen, dat déze man er niet onderdoor zou gaan. Als de gemeente van Korinthe de overtreder vergeeft, dan vergeeft Paulus ook, in het aangezicht van Christus.
Duivelse hersenspoeling
De door de duivel bezetenen zijn het zelf niet meer, die spreken en handelen. Het is als hebben zij een duivelse hersenspoeling ondergaan; in het centrum van hun persoonlijkheid zijn zij aangetast. Door de zonde is het beeld Gods in de mens verdorven. Enige weinige ’vonkskens’ zijn overgebleven, die tonen, van hoe hoge komaf de mens is. Hij blijft Gods schepsel. En dat overblijfsel wordt door demonische invloeden verder afgebroken en vernield. De boze geest héérst in het hart van de mens, als had hij het volste recht. Hij speelt er de baas als 't ware; hij tyranniseert de arme mens, die geen raad weet. Eén van de aangrijpendste voorbeelden is de bezetene van Gadara, toonbeeld van menselijke ellende; hij scheurt zich de klederen van het lichaam; niemand kan hem binden, dag en nacht zwerft hij rond, op de bergen en in de grafspelonken, schreeuwende en zichzelf met stenen verwondende (Mare. 5 : 4v.). In deze man is een concentratie van demonen, waarbij de zeven duivelen, die Maria Magdalena kwelden in het niet zinken. Deze mens is niet geestesziek of misschien moet ik schrijven, niet alleen geestesziek, maar de duivel heeft deze mens geheel geannexeerd voor zijn dienst; hij maakt deze mens tot spreekbuis, van Satan. Als Christus in deze wereld komt zendt de Heere van de hemel zijn heirscharen van engelen om de heerlijkheid Gods en het heilrijke Evangelie te verkondigen en uit te zingen. Geen wonder, dat in de dagen van Christus de demonen bij drommen komen opzetten om front te maken tegen Christus. Als Christus komt, dan beeft het rijk van de boze op zijn grondvesten. Satan gevoelt zich door Christus bedreigd. Zijt gij gekomen om ons te verderven voor de tijd? Ik weet, wie gij zijt, de Heilige Gods. Hij weet, dat hij te doen heeft met Hem, die elk ogenblik de duivel in de afgrond (abyssos)werpen kan. Tegenover de Machtige Christus staat een machteloze duivel. Jezus bestraft de storm en Jezus bestraft de koorts en Jezus bant de boze geesten uit (Luc. 4 : 35v.). In de synagoge was een man met een geest van een onreine duivel (demon). Hij riep in grote angst: Wat heb ik met U te doen. Jezus de Nazarener? De duivelen en de goddelozen beven bij de aanblik Gods, alsof zij reeds de hel, het onuitblusselijke vuur en de toekomstige kwellingen gevoelen (Calvijn op Matth. 8 : 29). De overste der wereld is uitgeworpen (Joh. 12 : 31); dat weet de duivel en daarom siddert hij. Hij heeft geloof, maar het is een geloof van vijandschap en duisternis, het is een duivels geloof dat tegen God in werkt en van God af. Satan beult zijn slaven af en de kwellingen der ziel is niet minder te vrezen dan de martelingen des lichaams, hoe hard en wreed die ook zijn (Calvijn op Mare. 5:3). De duivel is gekomen om der mensen zielen te verderven, Christus om der mensen zielen te behouden.
En waartoe? Opdat de satan over ons geen voordeel zou behalen want zijn gedachten zijn ons niet onbekend. De hele gemeente is de duivel een doom in het oog. En Paulus siddert bij de gedachte, dat de gemeente van Korinthe of ook maar één lid van de gemeente de duivel ten prooi zal vallen. Satan is er op uit, onenigheid zaaien in de gemeente, verwarring tussen Paulus en de gemeente (2 Kor. 2 : 10v). Maar hier krijgt Satan geen kans. Paulus kent de gedachten van Satan, d.i. de listen en lagen, die hij de gemeente legt. In dat woord gedachten zit de bedriegerij van de mens, Paulus vergeeft en dan grijpt de duivel er naast, zodat de Satan geen voordeel krijgt. Satan zoekt door zijn listen de gemeente te 'nemen’, zodat zij dupe worden van zijn plannen. Maar gelukkig wie met Paulus iets van de listen en lagen des Satans — door schade en schande menigmaal— heeft leren verstaan, al zal hij met de diepten des Satans niet bekend zijn (Op. 2 : 24). Wie zal zich kunnen verdedigen, die niets weet van de strategie van de verleider bij uitnemendheid, van de aartsvijand van Christus en Zijn Kerk? En zou de grootste list van Satan niet deze zijn, dat hij de mens er toe zoekt te brengen te geloven dat de duivel niet bestaat?
In dezelfde brief schrijft Paulus over Satan, die zich zelf verandert in een engel des lichts (2 Kor. 11 : 14); dit in verband met valse apostelen. Net zo min als de profeten van het Oude Testament neemt Paulus een blad voor zijn mond, als hij hier met een verschrikkelijke beschuldiging komt over de valse apostelen, die zichzelf als super-apostelen beschouwen, maar het zijn bedriegers en leugen-apostelen. Zij zijn niet dienaren (diakenen) van Christus, maar dienaren van Satan. Zij hebben zich vermomd als dienaren der gerechtigheid, maar het zijn bedriegers, die de waarheid verdraaien. Zo vreemd moet u dat niet vinden, schrijft de apostel, want hun baas is net zo. Hij vermomt zichzelf als een engel des lichts. De valse profeten weten zich goed te camoufleren om de indruk maar te maken, dat zij dienaren der gerechtigheid zijn. En zijn bedoelingen zijn niet onbekend; er is maar één doel, de ondergang van het koninkrijk van Christus, de ruïnering van Gods wereld en het verderf van de mens.
Zware geestelijke strijd
Satan gaat rond als een briesende leeuw, maar hij gaat ook rond op de akkers, waar hij het onkruid zaait en wie heeft er erg in? Eerst later, soms lange tijd later verwondert men zich over het onkruid in de akker. Waar komt dat vandaan? Waakt en bidt want de duivel slaapt nooit en stoot toe op het meest onverwachte moment.
Gods kerk heeft de strijd, niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, machten, geweldhebbers der wereld, tegen de geestelijke boosheden in de lucht (Ef. 6 : 12).
Wij hebben niet met mensen te doen, waarschuwt de apostel. Strijd met mensen is erg genoeg en daardoor worden wij menigmaal zeer in de engte gedreven, maar strijd met mensen is niets in verhouding met de duivelse machten, waarmede wij te doen hebben. De duivel wordt eerst genoemd en zijn listige omleidingen (Ef. 6: 11), waardoor hij de mens in slavernij houdt. De apostel beschrijft het gesloten eenheidsfront van het rijk des bozen. Het gaat om de geweldhebbers dezer eeuw, de machten die de wereld beheersen (kosmokratoren), der duisternis dezer eeuw (d.i. van dit ondermaanse), de geestelijke boosheden in de lucht. Er moeten bovenmenselijke en bovenaardse tegenkrachten aan te pas komen, zal de mens niet kansloos zijn in die strijd om leven en dood. En de enige wapens, die baten, zullen moeten betrokken worden uit een andere wereld, dan die beneden is, uit een andere wereld zullen zij ons moeten worden aangereikt en uitgedeeld, zullen wij niet machteloos en weerloos staan. Bediend uit de hemelse voorraadkamers!
Het is altijd weer de persoonlijke vraag aan welke kant wij staan in die geestelijke strijd. Heeft Christus zelf, die de harten kent en de nieren proeft en die wist wat in de mens was (Joh. 2 : 25) in de kring van het volk des verbonds niet gezegd: Gij zijt uit uw vader de duivel en wilt de begeerten uws vaders doen? Dat betekent meevechten aan de verkeerde kant. Wie de zonde doet is uit de duivel en de duivel zondigt van den beginne (Joh. 8 : 44). En Paulus heeft Elymas niet gespaard: kind des duivels vol van bedrog en arglistigheid. Vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen des Heeren te verkeren? (Hand. 13 : 10).
De duivel ontziet niemand
De duivel heeft Christus niet ontzien. Hij heeft hem veertig dagen lang in de woestijn verzocht en dat was geen spelletje. Ere en heerlijkheid van beneden wordt Hem aangeboden. Satan wil de Gezondene van de Vader afhouden van de weg naar het kruis, maar de overste der wereld heeft aan Christus niets (Joh. 14 : 30). Maar al verliest de duivel het grandioos in de woestijn, hij zal terugkomen met andere verzoekingen. Het staat uitdrukkelijk in het Evangelie (Luc. 4 :13). Als de duivel alle verzoeking voleindigd had, week hij van Hem voor een tijd.
Evenmin als de duivel hebben mensen Hem ontzien. Niet achter Zijn, rug maar openlijk verklaarden zij: Gij hebt de duive (Joh. 7 : 20) en elders: Hebben wij niet terecht gezegd, dat gij een Samaritaan zijt en de duivel hebt?
De duivel en Judas
Nu zijn er in de werkingen van Satan gradaties, trappen. Een van de verschrikkelijke voorbeelden van het werk des duivels vinden wij in de levensgeschiedenis van Judas, die den Heere verraden heeft. Judas heeft jaren met Christus mogen omgaan en niemand is zover van Christus geweest als hij. 'Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En één van u is een duivel' (Joh. 6 : 70). De duivel heeft het verraad in Judas' hart gelegd, hem ertoe geprikkeld en verleid. Satan voer in Judas (Luc. 22 : 3). Na de bete, toen voer Satan in hem (Joh. 13 : 27). De duivel voer in hem, op deze wijze wordt ook gesproken over de demonen, die in de man van Gadara waren gevaren (Luc. 8 : 30). Judas is zo geheel in macht van Satan, dat hij volkomen gewillig werktuig is in diens hand, totaal door de boze in beslag genomen. Calvijn werpt hier de vraag op: De duivel had toch reeds eerder Judas’ hart vervuld? Hij wijst dan op de tegenstelling: Van de Godvrezenden wordt gezegd, dat zij meer in het geloof worden bevestigd en die toename en vermeerdering van het geloof wordt geloof genoemd. Zo is met de goddelozen. Er is geen stilstand op de weg der zonde én evenmin op de weg der genade; het is groeien in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus of het is voortdurend meer in de ban komen van Satan en de machten des kwaads, en dat als een oordeel Gods. Die onrecht doe, dat nog onrecht doe...... die gerechtvaardigd is, dat hij nog gerechtvaardigd worde. Vragen of Satan wezenlijk en werkelijk, substantieel in Judas is gevaren is volgens Calvijn niet anders dan frivole speculatie. 'Door dit voorbeeld worden wij gewaarschuwd welk een vreselijke straf hen allen wacht, die de weldaden des Heeren door misbruik ontheiligen'. (Calvijn ad. Joh. 13 : 27).
Gods Raad bestaat
Judas’ goddeloosheid gaat niet buiten Gods Raad om; niets in het gehele lijdens-programma van Christus verbreekt het plan Gods. De apostelen hebben beleden: Want in waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus die Gij gezalfd hebt beiden Herodes en Pontius Pilatus met de heidenen en de volken Israël om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou.
Het onbegrijpelijke dat hier aan de dag treedt probeerde Augustinus aldus te formuleren: De zonde gaat wel tegen Gods wil in, maar niet buiten Gods wil om. Dat neemt Judas’ verantwoordelijkheid niet weg. Het is waar: Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? Als straks Judas’ geweten opengaat en het bloedgeld hem in de zak brandt dan zegt hij niet, ik kon niet anders of Satan is de schuld, ik ben verleid, maar dan klaagt alles hem aan; hij klaagt zichzelf aan. Hij belijdt — zeker aan het verkeerde adres, hij is bij de duivel te biecht — Ik heb onschuldig bloed verraden en hij zoekt de dood om aan de afschuwelijke niet te dragen aanklacht van zijn geweten te ontkomen. En ook in deze overlegging is de duivel zijn leidsman en raadgever tot de dood.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's