Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een door God bekeerde ouderling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een door God bekeerde ouderling

Het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente Scherpenisse tijdens ouderling C.M. Kleppe

21 minuten leestijd

Ds. W.C. Lamain schrijft in zijn boek ‘Overdenkingen’ het volgende over ouderling C.M. Kleppe: ‘Als jongen mocht ik in de weg van Gods voorzienigheid ook in het Thoolse land komen. In Scherpenisse kwam ik in aanraking met vier kinderen van de onder Gods volk zeer bekende Jacob van de Velde, in welke familie ik reeds kwam toen ik achttien jaar was. Er was jaren geleden op die plaats een door God bekeerde ouderling, met name Kees Kleppe, een zeer vooraanstaand mens in het burgerlijk leven. Hij was wat men noemde een dijkbaas, aan wie veel toebetrouwd was. Maar wat meer zegt, een mens die door God bekeerd was en als ouderling jaren diende in die gemeente. Een ouderling met genade en gaven versierd, die, tot hij negentig jaar was, in de gemeente driemaal mocht voorgaan.

De eerste berichten over een ‘afgescheiden gemeente’ in Scherpenisse
Iedere burgerlijke gemeente moest in de negentiende eeuw een jaarverslag opmaken voor de Rijksoverheid ‘ingevolge artikel 182 der wet van den 29sten junij 1851 (Staatsblad) no 85’ en dat zenden aan de hogere overheid. In het ‘Verslag van den toestand der Gemeente Scherpenisse over het jaar 1861 door Burgemeester en Wethouders dier Gemeente den Gemeenteraad aangeboden in april 1862’ staat bij kerkelijke zaken te lezen:
‘Overigens begonnen in den loop van het jaar 1861 eenige afgescheidenen in een daartoe gehuurd locaal geregeld godsdienstige bijeenkomsten te houden, die bijeenkomsten ofschoon van tijd tot tijd ook door sommige niet afgescheidenen bijgewoond vinden echter niet dien bijval, welke men zich daarvan welligt had voorgesteld en het is te verwachten dat het getal bezoekers, meerendeel door nieuwsgierigheid gelokt, eerder zal verminderen dan toenemen’.

De plaats van samenkomst was de grote landbouwschuur achter het huis van C.M. Kleppe, aan de Achterweg nummer 27, nu Wilhelminastraat. Kleppe woonde in de Kerkstraat. In de gemeenteraadsnotulen van februari 1860 staat vermeld:

‘Cornelis Marinus Kleppe, landbouwer, vraagt 26 ½ vierkante ellen gemeentegrond, grenzende aan zijn erf, in erfpacht mogen bezitten, voor de gemeente hoegenaamd geen waarde heeft. Gemeenteraad gaat akkoord’.

De eerste kerkenraad bestond uit ouderling C.M. Kleppe (toen 35 jaar), diaken J. van de Velde (toen 24 jaar) en later was W. van Putte diaken. Zij zijn wellicht door ds. P. van Dijke uit Sint-Philipsland in het ambt bevestigd. Tijdens de kerkdiensten werd de psalmen in de berijming van Datheen gezongen, gebruikelijk bij de Ledeboeriaanse gemeenten. Of dominee Ledeboer ook in de schuur heeft gepreekt, is niet helemaal duidelijk. Hij is in 1863 overleden. Het zou dus wel hebben gekund. Volgens oudere mensen (gehoord uit overlevering) kwam hij met het pontje naar Tholen en werd hij met een koetsje gehaald in Tholen en preekte hij op verschillende plaatsen op het eiland. Oefenaar Daniël Bakker uit ’s-Gravenpolder (die eerst ‘oefende’ op zijn boerderij ‘’t Hof D’Palmboom’ en waar ds. Ledeboer een gemeente institueerde en Bakker later een kerkgebouw liet bouwen in ’s-Gravenpolder) kwam ook regelmatig oefenen in Scherpenisse. Er was ook vijandschap in Scherpenisse. Op de avond van 23 januari 1862 preekte ds. B. Sterkenburg (1809–1900) uit Giessendam in de schuurkerk van ouderling Kleppe. In de daaropvolgende nacht, werd de schuur uit vijandschap in brand gestoken. In die nacht luidde de alarmerende brandklok over het dorp. De brandweer van de gemeente Scherpenisse deed er alles aan om de brand te blussen. Maar de schuur lag ’s morgens in as. In het jaarverslag van de gemeente over 1862 werd melding gemaakt van de brand. De brand werd toegeschreven aan kwaadwilligheid. In het archief van de gemeente is de melding van de brand nog terug te vinden en ook dat de brandweerlieden na afloop van hun werk op kosten van de gemeente een borrel kregen, zoals toen de gewoonte was. De dader werd niet gepakt. Later heeft een vrouw op haar sterfbed bekend dat zij de schuldige was. Ouderling Kleppe heeft toen uit de liefde van zijn hart erop gewezen dat het zo noodzakelijk is Goddelijke vergeving van zonden te ontvangen.
De schuur scheen tegen brand verzekerd te zijn geweest. Dat werd in die tijd, ook door bekeerde mensen, niet algemeen als in strijd met Gods Voorzienigheid onderkend. Ds. Sterkenburg daarentegen was een man die wel nadrukkelijk op het zondige van verzekeren wees. Wat was het verbranden van die schuur, tegen die achtergrond bezien, dan een duidelijke sprake Gods geweest; een sprake van Hem Die tijd en wijze in handen heeft en mensen gebruikt om Zijn tuchtroede te doen gevoelen.

In het jaarverslag over 1862 staat bij “kerkelijke zaken”, dat ‘christelijk afgescheidenen in een gehuurd locaal bijeenkomen’. Het is bekend dat de eerste dopeling in de schuurkerk Cornelis Marinus Kleppe was. Hij was geboren op 12 augustus 1863 te Poortvliet. Hij was een neef van ouderling Kleppe, al was hun leeftijdsverschil ruim 36 jaar. Dus de sacramenten werden ook bediend. Dan was de gemeente geïnstitueerd en als zelfstandige kerkelijke gemeente tot openbaring gekomen. In een brief van ds. P. van Dijke, gericht aan Jacob van de Velde, gedateerd 23 januari 1863 schrijft Van Dijke:

‘Geachte vriend en broeder in de Heere, Des Heeren zegen zij met u!

Ik was vanmorgen verkwikt door uwe letteren, dat ook de mijne u verkwikt hadden, door des Heeren zegen aan onwaardigen, die alles verbeurd hebben. Ik ben weer een zondag te Scherpenisse geweest en heb weer dezelfde vijandschap ontmoet, van de eerste zondag af. Dat zelfs de man in wiens schuur ik geleerd heb, voor de burgemeester is moeten komen. Als hij het niet zou laten, dan zou hij hem vervolgen, maar de man is zo gesterkt dat hij het niet laten kon al moest hij er voor sterven. Want, zei hij, de Heere heeft het mij opgelegd en wil er alles aan wagen, wat de Heere hem gegeven heeft, omdat de Heere het dubbel waardig is. De burgemeester was beschaamd en ik heb weer dezelfde God gevonden aan sterkte in mijn ziel, om mijn werk onder de duivel uit de hel te verrichten. Ik ben hartelijk verblijd, dat de Heere mij, onwaardige, in de krijg wil gebruiken. Er is een hele opwekking onder Gods volk, wat mij zeer verblijdt. Als de Heere wil en wij leven, moet ik a.s. zondag te St. Maartensdijk leren, daar heb ik maandagavond voor de eerste maal gepreekt. Er waren die avond goed duizend toehoorders in de schuur. Ik was verwonderd over Gods werken. Elk liet zijn werk staan en kwam om Gods Woord te horen, met aandacht en opmerkzaamheid. Wat de Heere er mee voor heeft weet ik niet, maar het is wonderlijk. Mijn vriend, houd toch maar moed, want wij zijn in ’s Heeren hand. De Heere is nog met ons; de duivel is boos, maar Jezus vriendelijk en goed. Mijn komst tot u zal spoedig zijn; ik word begerig om bij u te zijn, maar de dag kan ik nog niet bepalen. Och, de Heere schenke u toch maar liefde tot Zijn dienst en werk. Och mijn vriend, onze Zaligmaker is het zo waardig. Alles wat wij zijn, voor Hem te zijn, is voor u en mij, mijn hartelijke wens en bede. Mijn hartelijke groeten in de Heere, ook uw vrouw.
Uw dienaar in de Heere, P. van Dijke.

Ouderling Kleppe
Cornelis Marinus Kleppe werd geboren op 17 februari 1826 te Scherpenisse. Zijn ouders waren Cornelis Kleppe en Pieternella Koopman. Hij woonde in de Kerkstraat. Het pand wordt vanaf 1850 eigendom van Cornelis Marinus Kleppe. Vanaf 1906 is het van Cornelis Kleppe en vanaf 1949 is het van Willem Marinus Kleppe en Adriaan Kleppe. C.M. Kleppe (de eerste ouderling) trouwde op 16 november 1847 met Geertruij Bolier, een dochter van Cornelis Cornelisse Bolier en Geertruij van der Werf. Ze kregen een groot gezin. Hij was landbouwer, dijkbaas, lid van het polderbestuur en wethouder van Scherpenisse. Op het dorp noemde men hem wel ‘baas Kleppe’. In de schuur achter het huis van ouderling Kleppe werd kerk gehouden. Hij gaf catechisatie in zijn woonkamer. Rond 1870 verliet men de schuur en ging men vergaderen in het huis van diaken W. van Putte. Hij heeft vanaf 1870 de panden aan de Stoofstraat (nu Schoolstraat 2) in eigendom. In de notariële acte wordt vermeld dat de kopers te kennen hadden gegeven dat zij daar een kerk wilden bouwen. Daar is een pakhuis met huizen er achter. Die twee woningen worden verbouwd tot vergaderruimte. Dat is uiteindelijk klaar in 1877. Kleppes zoon Gerardus is nog diaken geweest en zijn zoon Dingenus burgemeester. Op 6 juli 1910 stierf zijn vrouw Geertruij Kleppe-Bolier op de leeftijd van 81 jaar. Ze waren 62 jaar getrouwd geweest.
Ouderling Kleppe en diaken Van de Velde werden voor het eerst genoemd als afgevaardigden van Scherpenisse op de Algemeene Vergadering van de Ledeboerianen op 18 september 1865 te Bruinisse. Ook waren ze aanwezig bij de vergaderingen te Middelburg (8 mei 1867), Benthuizen (11 september 1867) en Middelburg (9 september 1868).
Op 3 juni 1874 reisde men weer naar de Algemeene Vergadering te Bruinisse. Ook werd diaken W. van Putte, samen met ouderling Kleppe, afgevaardigd. In de acta worden ze genoemd: op 11 april 1883 te Middelburg, op 18 juni 1884 te Middelburg, 25 februari 1885 te Middelburg 20 juni 1888 te Middelburg, 19 juni 1889 te Middelburg, 11 juni 1890 te Middelburg en 24 juni 1891 te Middelburg.
In 1869 verenigen (landelijk) de Christelijk Afgescheidenen en de Gereformeerde Kerken onder het Kruis tot de Christelijk Gereformeerde Kerk. De gemeenten van ds. P. van Dijke, eerst ook aangeduid als ‘Christelijk Afgescheidenen’ door de burgerlijke overheid, kunnen zich niet vinden in die vereniging en bleven dus apart. In een rekwest van 18 september 1872 aan koning Willem III, waarin ‘verzocht werd om herstel in de voorrechten van en erkenning als voortzetting van de aloude Gereformeerde Kerk’, wordt ook Scherpenisse genoemd als gemeente van ds. P. van Dijke. De minister van Justitie deelde mee vooralsnog geen termen aanwezig te achten om aan het ‘onbestemde verzoek’ te voldoen. Vanaf die tijd droegen de gemeenten van P. van Dijke wel de naam ‘Oud Gereformeerde Kerk’. Ze wilden dus blijven bij de grondslag van de oude Gereformeerde Kerk van voor de Franse Revolutie, de kerk der Reformatie in ons land. Zo ook Scherpenisse! Zo werd ook Scherpenisse ten tijde van ouderling Kleppe, aangeduid als ‘Oud Gereformeerde Kerk’.
In het jaarverslag van de burgerlijke gemeente Scherpenisse komen we nog iets opmerkelijks tegen. In het jaar 1876 staat vermeld bij “kerkelijke zaken”: ‘Overigens worden hier ook eenige afgescheidenen van twee verschillende rigtingen gevonden die geregelde godsdienst oefening houden doch niet erkend zijn en ook geen eigen leeraar hebben!’
In het jaarverslag van de gemeente over 1881 staat vermeld bij “kerkelijke zaken”:

‘Eene kerkelijke gemeente namelijk ene Hervormde met een gebouw tot uitoefening der openbare eeredienst. Overigens worden hier ook eenige afgescheidenen van twee verschillende rigtingen gevonden die geregeld godsdienst oefeningen houden doch niet erkend zijn en ook geen eigen leeraars hebben’.

Ook in het jaarverslag over 1882 wordt nog gesproken over twee richtingen. In de latere verslagen niet meer.
Het boerderijtje van Jacob van de Velde (Noordstraat 15) werd in de volksmond (en ook op kaarten met oude veldnamen) aangeduid als ‘Het Heilig huis der Bakkerianen’. Zijn er dan twee plaatsen waar godsdienstoefeningen werden gehouden? In het huis bij diaken W. van Putte en in het huis of de schuur bij diaken Jacob van de Velde? Of werd er bedoeld dat er van twee richtingen (ds. P. van Dijke en ds. D. Bakker) predikanten kwamen preken? Het is niet helemaal duidelijk. Toen ds. P. van Dijke op 3 maart 1883 overleed, werd Scherpenisse genoemd bij de twintig gemeenten waar hij regelmatig voorging en de sacramenten bediende. Er werd vermeld dat de gemeente van Scherpenisse toen 300 zielen telde. Er waren drie oefenaars: David Janse (Middelburg), Diedericus Wijting (Goes) en Jan Vader ( Aagtekerke). Ds. D. Janse uit Middelburg heeft vele malen het Woord bediend in Scherpenisse. Hij heeft een preekregister nagelaten: hij preekte driemaal te Scherpenisse op de zondagen 1 april 1883; 13 januari en 6 juli 1884; 25 januari, 7 juni en 22 november 1885; 20 juni 1886; 31 juli 1887; 29 juli en 16 december 1888 en tenslotte op 9 februari 1890. Hij heeft toen ook wellicht de sacramenten bediend. Oefenaar Jan Vader, eerst te Aagtekerke en later te Meliskerke, bleef wat afzijdig staan. Er was na 1891 enige verwijdering tussen de predikanten Janse en Wijting enerzijds en oefenaar Vader anderzijds. Scherpenisse volgde oefenaar Vader en zo kwam het, dat ds. Janse na 1891 niet meer in Scherpenisse voorging.

Scherpenisse meer aan de kant van de Kruisgezinden
Dus er was iets gebeurd in Scherpenisse. In augustus 1880 werd op Sint-Philipsland een Algemeene (Synodale) Vergadering gehouden. Oefenaar Jan Vader was er met een diaken uit Aagtekerke. Na de vergadering werd er een kerkdienst gehouden waarin ds. Van Dijke zou preken en dopen. Ds. Van Dijke vroeg aan Vader tijdens de vergadering of hij na de bediening van de doop de gemeente wilde toespreken. Het was toen niet ongebruikelijk dat na een sacramentsbediening door een predikant, een oefenaar een woord sprak. Hoewel het Vader veel benauwdheid kostte, voldeed hij aan het verzoek. Toen hij de preekstoel beklom, voelde hij Gods machtige en vriendelijke hand. Hij voelde het zo, dat de leraar zelf hem in de bediening had gesteld buiten Walcheren. En wat meer was: hij gevoelde Gods goedkeuring hierop. In die dagen overnachtte hij met zijn medeafgevaardigde in Scherpenisse. Daar ontmoette hij ouderling C.M. Kleppe. Deze viel hem, zo hij later schreef, diep in het hart. Veel gelegenheid voor verder contact was er deze keer niet, maar de ontmoeting met Kleppe liet hem niet meer los. Vader besloot hem eens te schrijven. In dat schrijven deelde hij Kleppe mee wel eens naar Scherpenisse te willen komen om hem en de vrienden daar te ontmoeten. Kleppe schreef dat hij meer dan welkom was, maar rekende er op dat hij dan een zondag in Scherpenisse zou voorgaan. Dat was niet Vaders bedoeling. Hij liet nu de zaak op zijn beloop en zocht ook geen contact meer met Kleppe. In juli 1881 werd in Middelburg weer een Algemeene Vergadering gehouden. Kleppe en Vader ontmoetten elkaar. Kleppe nodigde hem weer uit naar Scherpenisse te komen om te preken, maar Vader was er nog niet aan toe en weigerde. De volgende dag herhaalde Kleppe het verzoek en nu met goed gevolg. De kerkenraad van oefenaar Vader had geen bezwaar dat hij een zondag elders zou voorgaan. Op 30 juli 1881 reisde hij, in gezelschap van zijn vrouw, naar Scherpenisse, om daar de volgende zondag te preken. Hoewel met vrees en beving begonnen, heeft hij daar die zondag met veel opening mogen spreken. Hierin ontwaarde hij ‘Gods vergunning’ om ook ‘buitenlands’ voor te gaan. Tot zijn verwondering voelde hij na thuiskomst niet veel vermoeienis van de grote reis. Het was in die tijd ook werkelijk een grote reis, die te voet en per beurtschip gemaakt werd. Toen de kerkenraad hem naar zijn bevindingen vroeg, kon hij verklaren ‘nu te geloven dat hij vergunning had van het hemelhof om te trekken naar een ander land in de bediening, en dat aldaar ook van Sions kindertjes waren die ook dat getuigenis in hun harten hadden’. Toen hij weer eens in Scherpenisse voorging, voelde hij een sterke aandrang om het Amen aan het einde van zijn preek te vermenigvuldigen. Hij eindigde toen zo: ‘De Geest zegt Amen, en de bruid zegt Amen, laat dit volk en ik Amen zeggen, Amen, Heere Jezus, Amen’. Oefenaar Jan Vader was gekleed in de streekdracht van Walcheren. Hij droeg die kleding ook als hij voorging.
Met molenaar Zacharias Verhage uit Meliskerke had ouderling Kleppe ook contact. Hij behoorde ook tot de vriendenkring van oefenaar Jan Vader. Toen de Algemeene Vergadering van de Ledeboeriaanse Gemeenten in 1890 concludeerde ‘dat de kerkelijke gemeenschap met oefenaar Vader en zijn volgers afgebroken was’, besloot men zich in Scherpenisse ook aan het kerkverband van de gemeenten van ds. P. van Dijke te onttrekken. In de notulen van de Algemeene Vergadering van 24 juni 1891 te Middelburg staat bij artikel 13:

‘De vergadering oordeelt dat wegens de onwettige handelingen der kerkeraad van Scherpenisse, met ds. Fransen, de gemeenschap met deze gemeente niet kan onderhouden worden met betrekking tot de prediking en bediening der sacramenten’.

Scherpenisse komt na 1891 niet meer voor in de notulen van de Ledeboeriaanse gemeenten. Dus hadden ouderling Kleppe (zijn gemeente was nu een vrije gemeente) en oefenaar Vader contact met ds. Elias Fransen, predikant van de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis (de Kruisgemeenten), te Lisse en later Barneveld. Ds. E. Fransen kwam gedurende twaalf jaar regelmatig in de gemeente Scherpenisse preken. Na die twaalf jaar moest Kleppe van ds. Fransen zeggen dat hij in al die jaren één keer gehoord heeft dat ds. Fransen over aardse dingen sprak. Eigenlijk was Scherpenisse dus een op zichzelf staande gemeente geworden, die nauw contact had met de gemeenten van ds. Fransen. Bij die kruisgemeenten hoorden ds. A. Janse en de oefenaars, later predikanten, C. Pieneman en H. Roelofsen; later ook de jonge oefenaar G.H. Kersten. Ouderling Kleppe was eerst niet zo’n voorstander van het samengaan van de gemeenten van wijlen ds. Ledeboer en de Kruisgemeenten in oktober 1907 te Rotterdam. Hij bleef liever bij de ‘oude’ Ledeboerianen. Daarom heeft de gemeente van Scherpenisse zich pas later aangesloten bij het kerkverband.
Kleppe had de gewoonte elke donderdag naar Sint-Maartensdijk te gaan, daar werd beurs gehouden. Daar regelde hij de zaken voor zijn landbouwbedrijf, de verkoop van zijn producten. Hij ging dan na afloop van zijn zaken naar Willem Kloet, die daar leiding gaf aan een gezelschap van Gods kinderen. Zo ontmoette hij daar op een keer ds. H. Roelofsen. Hij zei: ‘Dominee, de Vereniging van 1907 maakt mijn gemeente herderloos. Wanneer komt u eens preken? ‘ Dominee Roelofsen zei: “Ik kom, maar het kan wel een tijdje duren”. Uiteindelijk brak de lang verwachte dag aan. De kerk zat vol. Maar toen het tijd was, was iedereen er, behalve ds. Roelofsen. Maar na een tijd kwam hij en verontschuldigde zich, want hij was door zwaar weer bij het Thoolse veer opgehouden. Hij sprak de gemeente toe onder deze woorden …’Te laat’…. Groot was de indruk die deze predicatie van Gods knecht op de mensen maakte. Toen ds. Roelofsen op een andere keer naar Scherpenisse kwam om te preken, had hij het moeilijk. Hij had geen tekst. Toen hij het kerkgebouw binnen stapte, vloog er een zwaluw rond. Bij het zien van dat diertje, gaf de Heere hem de tekst uit Psalm 84 vers 4 over de zwaluw, die zijn nest bouwt bij Gods altaar. Hij trok de lijnen door naar de rijkdom van Gods huis, Zijn nabijheid.
In 1914 zette C.M. Kleppe zijn handtekening onder het uittreksel van de notulen van de ledenvergadering, dat de gemeente opgenomen was in het kerkverband van de Gereformeerde Gemeente (in Nederland).

Contacten met andere kinderen
Gods Ouderling Kleppe leidde de gemeente met vaste hand. In Sint- Maartensdijk kwam elke zondag en ook wel in de week een gezelschap bijeen onder leiding van Willem Kloet. Tijdens een dorpsfeest reed de jonge Krijn van Gorsel als een heraut op z’n paard met andere jongens door het dorp, om het feest aan te kondigen. Willem Kloet werd gedrongen om voor de bekering van een van die jongens te bidden. Na enkele weken werd Krijn in het hart gegrepen. Hij ging daarna met zijn ouders naar het gezelschap, waar hij later ook wel eens voor Kloet moest lezen. Na het overlijden van Kloet, in 1918, is Krijn thuis preken gaan lezen, wat uiteindelijk resulteerde in het vormen van een vrije gemeente. Willem Kloet behoorde ook tot de geestelijke vrienden van ouderling Kleppe. Het was toen niet gebruikelijk dat de ambtsdragers periodiek aftraden en dan weer herkiesbaar waren. Het standpunt in de Ledeboeriaanse kringen was dat je voor heel je leven in het ambt gesteld was, geroepen door de grote Ambtsdrager.

In het boekje In de voorhoven des Heeren van Joh. Westerbeke wordt vermeld: ‘Waarschijnlijk had ouderling Kleppe toch de meeste zeggenschap in zijn gemeente. Hij had ook in de burgerlijke gemeente nog wel wat te zeggen, omdat hij ‘dijkmeester’ was. Zijn taak was dan, om bij harde storm de dijken te inspecteren. Zo werd hij een keer bij een zeer harde storm op een zondagmorgen door de burgemeester uit de kerk geroepen. Hij was begonnen met het lezen van de preek. Er werd toen aan Van de Velde gevraagd of hij de preek wilde lezen. Maar hij weigerde dit. Hij liet toen enkele verzen zingen, maar bij het vierde vers stond Van de Velde op en heeft de preek uitgelezen en met gebed geëindigd. In het boek ‘Heraut van de hemelse Koning’, door L. Vogelaar wordt ook nog iets over C.M. Kleppe vermeld. Het gaat over de periode dat Kleppe en Vader steeds meer contact zochten en kregen met de Kruisgezinde predikanten:

Ds. E. Fransen schreef begin 1894 vanuit Lisse, wellicht aan ouderling C.M. Kleppe te Scherpenisse: ‘Onder de leiding van Gods voorzienigheid wordt mij in mijn veelvuldige arbeid nog een tweede medearbeider toegevoegd, zo het schijnt een Israëliet, waar geen bedrog in is, ene Pieneman.

Ook met ouderling L.J. Potappel had hij regelmatig contact. In de brieven van Potappel aan Van Gorsel wordt zijn bezoek aan Kleppe gemeld. In het boek van A.J. Smits over Potappel staat in de 59ste brief uit 1915:

‘Ook zijn wij bij Kleppe geweest. Hij had een zondag nogal goed gesteld mogen zijn. De Heere en Zijn dienst was nog zijn verlustiging geweest. Hij heeft weer driemaal mogen voorgaan’.

In de 62ste brief schrijft Potappel, dat de vrouw van Andreas Kloet in Westkerke is overleden (februari 1915). In de 70ste brief schrijft Potappel over zijn bezoek aan Scherpenisse tijdens de biddag, maart 1915, als ds. H. Roelofsen daar voorgaat. Ook ging Potappel dan ook altijd bij ouderling Kleppe op bezoek. Hij schrijft aan Van Gorsel:

‘Zo dacht ik, vriend, u deze morgen een woordje te mogen schrijven, voor ik uit uw ouderlijk huis naar Stavenisse zou gaan. Daar ik toch denk dat u wel uitziende zult zijn, hoe het gisteren op Scherpenisse is gegaan. Daar ik meen het u toch geschreven te hebben, dat ds. Roelofsen daar biddag zou houden. Nu, dat is dan waar mogen zijn. Ik ben, zo ik u gisterenmorgen schreef, er nog heen mogen gaan en mocht een weinigje overgeven gewaar worden, aangaande die bij ons drijvende mijn, zo een verwoestend instrument. En kreeg het zo, onder de voorzienigheid van een albesturend Wezen, te zien liggen afdrijven, dat het zomaar langs de berm van de dijk dreef. En alles was verwonderd, die er bij waren om de wacht te houden, dat het niet ontploft was. En zo zijn wij gisterenmorgen in de kerk mogen komen. Adriaan is met mij gekomen en wij hebben vannacht samen bij uw ouders geweest. En gisteren nogal aangenaam onder de waarheid mogen zijn. Hoewel soms mijn ziel toch nog veel bedroefd was, dat wij elkander niet zagen, daar wij anders samen uit- en ingingen bij dat volk, onder de waarheid. O, dan moet u op dat gebied werkelijk veel missen, maar toch kan de Heere het goed maken met hetgeen Hij wil, en met niets meer en beter dan met Hem Zelf. Nu, gistermorgen nam de dominee zo zijn voorafspraak uit Psalm 73, het eerste vers, hoe God Israël goed was, degenen die rein van hart waren. Daar bracht hij lieve eigenschappen uit voort. Hoe het geen reinen van hart zijn, die zeggen dat ze geen zonden hebben, “want die”, zegt Johannes, “is een leugenaar”. Maar dat dat mensen waren die oprecht tegen de zonden werden, en zichzelf als onreinen leerden kennen. Van zichzelf onrein, een walg kregen, en het reinigend bloed van Christus nodig kregen en blijven hebben om gewassen te worden”.

Zijn sterven
Tot en met de nieuwjaarsmorgen van 1916 heeft ouderling Kleppe de leesdiensten geleid. Hij had bijna 55 jaar voorgegaan. Op het einde van de dienst sprak hij de woorden uit Psalm 72 vers 20 uit: ‘De gebeden van David, den zoon van Isaï, hebben een einde’. Deze woorden werden voor hem waarheid, want na die tijd ging hij niet meer voor in de gemeente. Op 24 februari 1921 kwam voor ouderling Kleppe het einde van zijn aardse loopbaan. Hij mocht door de doodsjordaan gaan naar dat eeuwige Jeruzalem daar boven, waar geen strijd en verdriet meer zal zijn en een mens verlost zal zijn van zijn eigen ik. Hij mocht 95 jaar worden. Zo had hij veel werk mogen verzetten voor de gemeente van Scherpenisse en ook in het maatschappelijk leven. Hij had ook vele malen de ‘Algemeene Vergaderingen’ van de Ledeboerianen bezocht, samen met een ambtsbroeder en zo de gemeente daar vertegenwoordigd. In de Zierikzeesche Nieuwsbode van 2 maart 1921 stond het volgende vermeld:
‘SCHERPENISSE, Onder zeer veel belangstelling is Maandag ter aarde besteld de oudste ingezetene dezer gemeente, dhr. C.M. Kleppe, oud-weth. en oud-voorz. van den dijkraad en sedert een 60-tal jaren ouderling der oud-geref. kerk. Wat vooral de aandacht trok was, dat er onder de vele lijkgangers een 12-tal vrouwen waren. Aan de groeve werd het woord gevoerd door ds. Fraanje van Barneveld. Des avonds werd in de geref. kerk door genoemde pred. een lijkrede gehouden’. Naast de oude Hervormde Kerk van Scherpenisse zijn nog graven te vinden van Kleppe zijn vrouw en van hem en van zijn 10 kinderen; een grafkelder waar ze allen in begraven liggen.

Geraadpleegde literatuur
1. Lamain, W.C., Een terugblik, deel II, Uitgeverij Het Anker, Zwijndrecht 1981.
2. Westerbeke, Joh., In de voorhoven des Heeren. Uit het leven van Jacob van de Velde, Uitgeverij Middelburg, 1994.
3. Davidse, P., Een onwaardige dienaar, uit het leven van Jan Vader, De Groot Goudriaan Kampen, 2002.
4. Wijting, D., Zijn veel bewogen leven en de rijk gezegende arbeid van den nu zalige heer P. van Dijke, in leven gereformeerd leeraar te St.-Philipsland, De West-Friese Boekhandel Ede, 1969.
5. Acta van de Classis Tholen en de Acta van de Particuliere Synode Zuid van de Gereformeerde Gemeenten.
6. Smits, A.J., Levensbeschrijving en brieven van L.J. Potappel, in leven ouderling van de Oud Gereformeerde Gemeente te Stavenisse, Den Hertog B.V. Houten, 1984.
7. Duvekot, J.W. en Kleppe, C.M., Gods trouwe zorg, de geschiedenis van 150 jaar Gereformeerde Gemeente Scherpenisse 1861-2011, uitgave van de kerkenraad Gereformeerde Gemeente Scherpenisse, 2011.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015

Oude Paden | 64 Pagina's

Een door God bekeerde ouderling

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015

Oude Paden | 64 Pagina's