Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herinneringen uit een fotoalbum (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herinneringen uit een fotoalbum (1)

Ds. Elbert van de Berekamp (1821-1904)

16 minuten leestijd

De fotografie bracht een heel nieuwe manier van het onderhouden van contacten. Onder welgestelde mensen kwam eind negentiende eeuw de gewoonte op om foto’s uit te wisselen. De kartonnen fotokaartjes konden in een album worden geschoven en zo worden  bewaard. Een handige vorm van relatiebeheer in een tijd dat de mail nog niet bestond en de telefoon nog niet was ingeburgerd. Een verhuizing naar een ander deel van het land betekende dat je elkaar maar weinig zag. Een verhuizing naar een ander land was zelfs meestal een afscheid voor het leven.

Een negentiende-eeuws fotoalbum biedt een inkijkje in het netwerk van de eigenaar. Een bijzonder exemplaar is het album van Klaas Harms Talen (1815-1911), die van geboorte afkomstig was uit Staphorst en daar ook is overleden. Hij was een zoon van Harm Klaas Talen (1786-1851) en Aaltje Jans Mokken (1794-1827) en in 1846 gehuwd met Klaasje Mussche (1820-1908), dochter van Klaas Mussche (1775-1820) en Geertje Lamberts (1784-1877).
K.H. Talen was predikant in Emmen (1846-1847, Houwerzijl-Zoutkamp (1847-1849), Onstwedde (1849-1868), Nieuwleusen (1868-1870) en Staphorst (1870-1896). Onder de foto’s in zijn album treffen we ook een exemplaar aan van een bijzondere collega van Talen, evenals hij boerenzoon en afgescheiden predikant. Deze predikant diende slechts één gemeente en kreeg na zijn bevestiging nooit weer een beroep. Toch arbeidde hij met bijzondere zegen. Zijn naam was Elbert van de Berekamp en hij was afkomstig uit het gelijknamige gebied onder Nijkerk.

Afkomst en jeugd
Elbert van de Berekamp is geboren op 9 maart 1821, “welk jaar een jaar was van geestelijke zegeningen over Nijkerk”, zoals hij later in zijn memoires getuigde. In 1821 vond een opwekking plaats. De Hervormde Gemeente van Nijkerk werd in die tijd gediend door de predikanten B. Moorrees (1780-1860) en Joh. Schoonderbeek (1770-1827), twee onverdacht rechtzinnige dominees. Elbert was het oudste kind in het gezin. Zijn vader Aalt Elbertsen van de Berekamp was landbouwer op de Beerekamp en verbouwde onder meer tabak. In 1827 overleed moeder Johanna Gerrits, haar man met vier kinderen achterlatend. Mede daardoor had de jonge Elbert veel gedachten over dood en eeuwigheid. Als hij later weer het zware klokgelui over Nijkerk hoorde, was het alsof hem werd toegeroepen: “Bereid uw huis, want gij gaat sterven”. Elbert kende naar eigen zeggen veel angst en benauwdheid. Als hij de oude , grijze schoolmeester aanzag, dacht hij wel: “man, wat zijt gij gelukkig”. De onderwijzer, die overigens toen Elbert naar school ging nog geen zestig jaar oud was, werd “als een vroom man erkend”. Van zijn twaalfde tot zijn zeventiende had Elbert zielsgestalten die hij niet kon verklaren. Maar toen hij zeventien was, huurde zijn vader een knecht “van een slecht karakter en losse zeden”, die een noodlottige invloed op de jonge Elbert had. De “lust tot ijdelheid” werd in hem opgewekt. Het dienen van de Heere verloor zijn aantrekkingskracht.

Gelukkig kwam de Heere Zelf weer terug op wat Hij was begonnen in het leven van Elbert van de Berekamp. Op een don derdagavond in februari van het jaar 1839 vroeg ds. S.J. de Hoest (1804-1877) of er ook waren die met Pasen belijdenis wilden doen. Deze vraag liet Elbert niet los, maar om belijdenis te doen was meer nodig. “Het is toch maar de groote zaak dat wij bij God in genade aangenomen worden, anders zijn wij voor de eeuwigheid reddeloos verloren.” De volgende zondag kwam de Heere over tijdens een preek van ds. C.C. Callenbach (1803- 1873) over het lijden van de Heere Jezus in Gethsémané en in de namiddag in de eenzaamheid onder het lezen van een gedeelte uit De Godvruchtige avondmaalganger van ds. Petrus Immens. Elbert zag in dit licht dat ook zijn vroegere zielswerkzaamheden genadige bemoeienissen Gods tot zijn eeuwig zielenheil waren en niet, zoals hij had gevreesd, algemene gewetensovertuigingen die als een morgenwolk verdwijnen. “De ontdekking van dit, tot hiertoe voor mij verborgen heilgeheim, bracht mij waarlijk in verwondering, aanbidding en dankzegging, zoodat mijne ziel als zwom in de zee van Gods onbegrijpelijke liefde en de genade van den allerdierbaarsten Heiland Jezus Christus, waardoor deze dag mij waarlijk een Pniël of Bethel was; een dag waarop ik den Heere Jezus als mijn Heer en Heiland in Zijn onbegrijpelijke liefde en genade geloovig mocht omhelzen (...)”.
De eerste die mocht horen wat God Elbert deed ondervinden, was zijn oude meester. Ontnuchterend was voor Elbert de reactie van een oude tante, die zelf ook de Heere Jezus mocht kennen. Ze wenste hem meer ontdekking toe, een wens die Elbert op dat moment niet ten volle begreep. Later kwam hij hier wel achter. Van de Berekamps levensbeschrijving die hij veertig jaar na zijn bekering schreef, toont ons allerlei facetten van het geestelijk leven. Wat het boek waardevol maakt, zijn de authentieke ervaringen die gepaard gaan met nuchtere geestelijke lessen. Naar aanleiding van de eerdergenoemde opmerking van zijn oude tante merkt hij op: “Deze ontmoeting heeft van achteren mij wel veel tot opmerking en leering gediend, want ik het opgemerkt dat er wel eens oude vromen zijn, die voor vaders en moeders in Israël gehouden worden en dit gaarne willen zijn, die in hun verkeer met jongere gelovigen veel te veel hun eigen bevinding op den voorgrond plaatsen, en minder rekening houden met Gods Woord. Zij breken zeker meer af dan zij opbouwen, dewijl zij enigermate gelijk zijn aan de kleer- maker, die alle kledingstukken zou willen maken naar dezelfde maat of patroon”. Deze wijze les laat onverlet dat Elbert later inzag dat zijn oude tante gelijk had. We laten weer hem zelf aan het woord: “Maar dat ik zo weinig mezelf kende in het algeheele bederf des harten voor God, dat wist ik waarlijk niet”. Deze les te leren was “een harde zaak” voor de jonge Elbert, zo schreef hij later, maar het was profijtelijk.
Van de Berekamp noemde met name boeken van Krummacher, Immens (De godvruchtige avondmaalganger) en Brakel (De Redelijke Godsdienst) als boeken die voor hem onderwijzend, vertroostend of corrigerend waren. Friedrich Wilhelm Krummacher (1796-1868) was predikant in het huidige Wuppertal (onder meer in Elberfeld), Berlijn en in Potsdam als hofprediker. Hij was een Duitse Réveilpredikant. Elbert van de Berekamp las in ieder geval F.W. Krummachers prekenserie over Salomo en de Sulamitische en preken over Elia en Eliza. Hij leende deze boeken van de Nijkerkse hoofdonderwijzer Abraham Koebrugge.

Roeping en opleiding
Van de Berekamp kwam uit een echte Hervormde familie. Zijn vader was er zelfs diaken. Wat betreft de prediking was er voor Van de Berekamp geen reden om zich af te scheiden. Meerdere malen noemt Van de Berekamp dat preken van ds. Callenbach hem tot onderwijs waren. Hij bezocht vanaf 1839 zondagavondgezelschappen bij ds. Callenbach in de pastorie. Ook over ds. S.J. de Hoest schrijft Elbert later met achting. In 1846 maakte hij voor het eerst kennis met een afgescheiden meubelmaker, met wie hij bevriend raakt. Van de Berekamp voelde sympathie voor de gesmade Afgescheidenen, schrijft hij, maar zag vanwege de plaatselijke kerkelijke situatie geen reden om uit de Hervormde Kerk te vertrekken. Een jaar later vroeg Harm Gort (1802-1849), een schipper die van Hoogeveen op Nijkerk voer, aan Elberts afgescheiden vriend of deze ook iemand kende die zin had om te leren bij ds. W.A. Kok. De afgescheiden predikant Wolter Alberts Kok leidde in Hoogeveen predikanten op. Dit deed hij enkele jaren samen met ds. J. Bavinck, de vader van de latere hoogleraar Herman Bavinck. De meubelmaker vertelde de schipper dat hij onder de Afgescheidenen niemand kende die in aanmerking kwam, maar noemde wel de naam van Elbert van de Berekamp. Gort wilde daarop graag een gesprek met Elbert. Uit interesse, niet zozeer vanuit een roepingsbesef, bewilligde Van de Berekamp hierin. Hoewel er op dat moment geen sprake was van roepingsbesef veranderde dat wel in het jaar dat volgde. Enkele keren ervoer Van de Berekamp een duidelijke roeping door middel van 1 Thessalonicenzen 5:24 (Hij Die u roept is getrouw). De nuchtere vader Van de Berekamp dacht dat het een bevlieging was, die mede door Elberts zwakke gezondheid alleen maar in een teleurstelling kon eindigen. Zes jaar eerder had Elbert een periode gekend waarin hij meende spoedig te zullen sterven en dat was ook niet uitgekomen. Zijn vader en ook zijn zussen zagen niets in het voornemen te gaan studeren voor predikant bij de Afgescheidenen. Deze situatie leverde Elbert veel strijd op. Gelukkig ondervond hij steun van zijn stiefmoeder, een dochter van zijn oude schoolmeester. Het duurde enkele jaren voordat Elbert van de Berekamp daadwerkelijk naar Hoogeveen ging. Naast de tegenstand in zijn omgeving speelde ook het gebrek aan zekerheid of het goed was om voor de Afscheiding te kiezen een rol. Cruciaal in het keuzeproces was de heftige bejegening door ds. Callenbach op een avond na de catechisatie. Hierbij moet bedacht worden dat Van de Berekamp jaren later vanuit een terugblik schreef. Gebeurtenissen die dienen tot rechtvaardiging van onze keuzes worden in ons geheugen onbewust ingepast in een schema.
Op donderdag 19 december 1848 vertrok Elbert van de Berekamp met schipper Gort van de Nijkerker sluis naar Genemuiden. Daar vroor het schip vast. De volgende dag wandelden ze in de vrieskou naar Hoogeveen, een wandeling van zeven uur. Elbert vond een kostadres bij de koperslager J. Smitt (1806-1853). De studie viel niet mee voor de gebrekkig opgeleide Van de Berekamp. In 1849 ging hij nog een keer met Gort terug naar Nijkerk voor familiebezoek. In Nijkerk aangekomen werd Gort geveld door de cholera, waaraan hij na enkele dagen overleed. Elbert van de Berekamp verloor in hem een trouwe vriend.
Na een jaar studie begon Van de Berekamp voor te gaan in verschillende gemeenten. Tijdens de kerstdagen van 1850 ging hij voor in de kleine Afgescheiden gemeente van Staphorst. Hier zal hij leden van de familie Talen, de familie van de in de inleiding genoemde eigenaar van de fotoalbum, hebben ontmoet. K.H. Talens vader, oom en broer maakten gedurende een aantal jaren deel uit van de Afgescheiden kerkenraad. Op het moment dat Van de Berekamp in Staphorst voorging, stond K.H. Talen in Onstwedde.

Predikant in Grootegast
Op 16 september 1851 legde Van de Berekamp zijn eerste examen af voor de curatoren van de Drentse opleiding van ds. W.A. Kok. Een van de curatoren maakte het hem erg lastig. Van de Berekamp vond de curator zelfs erg vijandig. In de maanden daarna ging hij weer voor in verschillende gemeentes, onder meer in Uelsen en Emmelenkamp in Bentheim. Op zondag 28 maart 1852 ging Van de Berekamp voor het eerst voor in Grootegast. In de tijd daarna kreeg hij zowel van Dokkum als van Grootegast een beroep. Van de Berekamps weg werd naar het Groningse Grootegast geleid. Dat ging gepaard met veel strijd. Op 9 mei 1852 werd Van de Berekamp door ds. T.F. de Haan in Grootegast bevestigd. De Haan preekte naar aanleiding van Mat theüs 4:18-20 over de plichten van de evangeliedienaar en van de gemeente. Van de Berekamp deed intrede met de woorden uit 1 Korinthe 2:1 en 2, waarin hij zowel zijn gebrekkige wetenschappelijke vorming en zijn gebrek aan spreektalent als de kern van zijn prediking vertolkt vond. Een half jaar na zijn intrede trad Elbert van de Berekamp in het huwelijk met Jantje Vossema (1841-1899), een Groningse bakkersdochter. Ze ontvingen zeven kinderen, waarvan er één jong overleed. De laatste 38 jaren van haar leven was de predikantsvrouw veel ziek. Van de Berekamp schreef in 1879 dat hij de eerste acht jaren in Grootegast veel zielenstrijd had. Hij voelde zich “arm aan wijsheid en gaven” en dacht soms dat de kerkenraad zich vergist moest hebben bij het beroep en hem met iemand anders had verward. Wel getuigt hij toch ook steeds weer bemoediging te hebben ervaren. In 1859 werd in Grootegast een christelijke school gesticht. Van de Berekamp spande zich hier zeer voor in vanuit de overtuiging dat deze stichting “tot heil van het opkomende geslacht en zoo tot welstand en bloei der gemeente” was. Het ging niet zonder beproeving. De zomer van 1859 was heet en droog met veel schade aan het gewas, terwijl er ook veel ziekte en sterfte onder de bevolking was.

Het wonder van Grootegast
Na de geestelijke donkerheid die Van de Berekamp eind 1859 ook persoonlijk had ervaren, werd 1860 een wonderlijk jaar. Mede door ontmoetingen en een gezegende preekbeurt en verblijf in Kampen voelde hij dat “de koperen deuren en grendels van de geestelijke gevangenis mijns gemoeds” werden weggenomen. Van de Berekamp getuigt in zijn levensbeschrijving: “Ik had zelden den moed gehad om er deze en gene wat van te verhalen; het was alsof er een gordijn geschoven was voor het bevindelijke eigendom van mijn eigen leven. Maar nu was de voorhang als gescheurd en ik mocht in het heiligdom inzien en ook gedurig met vrijmoedigheid toegaan tot Gods genadetroon. God is wijs en groot in alle Zijne wegen: “Wie is wijs, hij neme deze dingen waar, om verstandelijk te letten op de goedertierenheid des Heeren.””
De vrede en blijdschap die Van de Berekamp gedurende een aantal maanden had mogen smaken, ebde weer wat weg in augustus. Hij besloot op een zondag in het midden van augustus te preken over Johannes 3:18 (de wind blaast, waarheen hij wil). Hij was niet bijzonder bepaald bij deze tekst, maar had hiervoor gekozen, omdat hij hier al eens eerder over had gepreekt. In de week na deze dienst hoorde hij dat een kerkganger aan zijn zonden was ontdekt; een ander was tot ruimte gekomen. In de maanden erna werden velen toegebracht. In september, oktober en november werden circa twintig mensen na belijdenis voor kerkenraad toegelaten als lidmaat. Al spoedig hoorde men van verscheidene ontdekte zondaren. Van de Berekamp: “De meesten dezer bekommerden kwamen ook na meerder of minder angst over hunne zonden en langer of korteren zielestrijd tot geloof, licht, vrede en blijdschap in den Heere. En de lust om met psalmgezang God te verheerlijken was als onverzadiglijk”. In deze maanden zocht Van de Berekamp naar teksten voor de prediking die geschikt waren om de zuigelingen in de genade met melk te voeden. “Ik zocht naar de beginselen der leer, naar zulke teksten die de ellende, verlossing en dankbaarheid leerden. Bijzonder trachtte ik de groote liefde en genade van den eeuwig gezegenden Heiland veel voor te stellen, gelijk ik daar altijd voor mijzelven de meeste vrede bij had en nog heb, n.l. om veel van den Heere Christus als den eenigen weg, de waarheid en het leven te spreken, dewijl ik ook voor mijzelven in de loop van mijn leven er veel, zeer veel genot en zielesterkte van heb gehad, dat ik in mijne jeugd veel op den Heere Jezus zag, met Hem werkzaam was, en alles alleen van Hem verwachtte. Ook heb ik aangaande anderen de overtuiging gekregen, dat zij de gelukkigste christenen zijn, en in belijdenis en wandel de beste, die het klaarste inzicht hebben in den persoon en het werk van den Zaligmaker, wat Hij is en deed, om zondaren te verlossen en zalig te maken.” Te midden van de opwekking kwam W. Ornée, bijbelcolporteur namens het Britsch- en Buitenlandsch Bijbelgenootschap te Amsterdam naar Grootegast. Het genootschap was in 1843 gesticht als filiaal van het bijbelgenootschap in Londen. Het Britse bijbelgenootschap was een product van het internationale Réveil. Dankzij deze organisatie werden in de tweede helft van de negentiende eeuw in Nederland grote aantallen Bijbels tegen lage prijzen verkocht. Ornée belegde met instemming van ds. Van de Berekamp gezelschappen in Grootegast en omgeving en verkocht veel Bijbels. In het voorjaar had de gemeente te behoeve van de school al een aantal Bijbels gratis gekregen van dit bijbelgenootschap. Ornée stelde zijn bestuur in Amsterdam op de hoogte van de opwekking in Grootegast en bleef ongeveer een jaar, waarna hij zijn werk voortzette in Zeeland.
Ook in 1875, 1885/1886 en 1894 vonden er opwekkingen plaats in de gemeente van ds. Van de Berekamp. In deze jaren deden tientallen mensen belijdenis voor de kerkenraad en werden toegelaten als lidmaat. In 1875 verscheen Karsten, de dertienjarige zoon van de predikant, met een duidelijke belijdenis voor de kerkenraad. Van de Berekamp over de belijdeniskandidaten van 1875: “Wij hadden den 1 Januari 1875 kerkeraadsvergadering en de drie eerste bekeerden deden belijdenis, waaronder één onzer kinderen, en juist den 30 Juni de zestigste, welke wij allen aannamen tot lidmaten op hunne verklaring, dat zij zich als zondaar voor God hadden leeren kennen, en op den Heere Jezus alleen hunne hoop stelden tot vergeving der zonden, en dat het de keuze huns harten was om met de zonde en den werelddienst te breken, en voor den Heere te leven”.

Dankbaarheid en zegen
Op 17 juli 1878 gebeurde er iets waar Elbert van de Berekamp al in 1849 over gedroomd had, maar wat niet bepaald in de lijn der verwachting lag. Hij kreeg van ds. J.J. Gobius du Sart (1818-1894) en de kerkenraad toestemming om voor te gaan in de Hervormde Kerk van Nijkerk. Dat was bijzonder, een afgescheiden predikant, die als jongeman de Hervormde Gemeente had verlaten, mocht preken in de gemeente waarmee hij dertig jaar eerder had gebroken. Er zal geestelijke herkenning zijn geweest. Ds. Gobius du Sart was een geestverwant van Kohlbrugge. Niets van de mens en Christus centraal was ook het motto van de preken van Van de Berekamp. Volgens de gereformeerde predikant Isaac de Wolff (1901-1976) in diens boekje Verbondsmatige zelfbeproeving, in 1936 geschreven naar aanleiding van discussies over verbond, verkiezing en (veronderstelde) wedergeboorte in de Gereformeerde Kerken, was Van de Berekamp iemand die het verbond “troosteloos” maakte door het onder de beheersing van de verkiezing te plaatsen. Dat is een toon die we niet terugvinden in Van de Berekamps levensbeschrijving. Daar vinden we juist de nadruk op Christus en Wie Hij wil zijn voor zondaren.
Ondanks zijn geringe preektalent en beperkte opleiding heeft Van de Berekamp veel zegen op zijn werk ondervonden. De gemeente van Grootegast groeide sterk in de 46 jaar dat hij hier stond. Er werden dochtergemeenten gesticht in Oldekerk, Kornhorn en Lutjegast.
Albert Sake Schaafsma (1863- 1937) was één van de jonge mensen die door middel van de prediking van ds. E. van de Berekamp vanuit de wereld werden getrokken tot Gods wonderbare licht. Zijn leven veranderde radicaal en op 28-jarige leeftijd ging hij studeren in Kampen en werd predikant.
Van de Berekamp werd in 1898 ziek en besloot uiteindelijk emeritaat aan te vragen. Hij preekte op 30 oktober afscheid naar aanleiding van Handelingen 20:34. In totaal had hij meer dan zesduizend keer het Woord bediend in meer dan honderd verschillende plaatsen. Ouderling De Vries sprak namens de gemeente en liet de dominee toezingen Psalm 121:4. De gemeente bood hem “een stoffelijke huldeblijk” aan. De schrijver van het verslag in de regionale pers sprak de wens uit dat ds. Van de Berekamp nog lang van de welverdiende rust mocht genieten. Na zijn emeritaat ging Van de Berekamp met zijn vrouw inwonen bij het gezin van zijn schoonzoon ds. W.H. Folkerts en zijn dochter Maria in het Groningse Niezijl. Zijn vrouw overleed in het volgende jaar. Van de Berekamp stierf na een kort ziekbed op 22 augustus 1904 op de leeftijd van 83 jaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

Oude Paden | 64 Pagina's

Herinneringen uit een fotoalbum (1)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

Oude Paden | 64 Pagina's