Pastor en predikant: wat is het verschil?
Eindrapport ambtsvisie Protestantse kerk
Kerkelijk werkers, pastores en predikanten: binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) moeten ze elk hun eigen plek en taak hebben. De synode van de PKN buigt zich volgende week vrijdag over het rapport ”Ruimte voor Woord en Geest”, dat de drie „beroepsprofielen” omschrijft.
Om wat voor rapport gaat het precies?
”Eindrapport ambtsvisie” luidt de ondertitel van ”Ruimte voor Woord en Geest”. Eerder al sprak de synode over de „groeiende variatie” van werkers in de kerk, die regelmatig tegen „belemmeringen” aanlopen. In 2019 stond de nota ”Mozaïek van kerkplekken” op de agenda. Een daaropvolgende nota onderscheidde drie beroepsprofielen. Het nu voorliggende rapport vertaalt deze naar de praktijk. Daarbij gaat het om de context waarin het werk plaatsvindt, het werk- en denkniveau dat daarbij hoort en de daarvoor benodigde opleiding. De nieuwe profielen sluiten overigens nog niet goed aan op de bestaande opleidingen, aldus het rapport.
Drie beroepsprofielen dus. Betekent dit dat er drie categorieën werkers in de kerk zijn?
Nee, het rapport onderscheidt in hoofdlijnen twee categorieën. De eerste is de kerkelijk werker. Deze is actief op een deelterrein van de gemeente. Denk bijvoorbeeld aan jeugdwerkers, ouderenwerkers, diaconaal en missionair werkers. Daarnaast zijn er pastores en predikanten die actief zijn „in en voor het geheel van de gemeente”.
Wat onderscheidt de pastor van de predikant?
Het gaat, zo stelt het rapport, om „hetzelfde ambt met in de basis dezelfde werkzaamheden, maar in verschillende contexten. In de praktijk zullen ze waarschijnlijk allebei ”dominee” genoemd worden.”
Bij het werk van pastor hoort werk- en denkniveau 6. Dit kan worden bereikt door een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs. Bij het werk van predikant hoort werk- en denkniveau 7 (master) of 8 (gepromoveerd). Pastores werken „in minder complexe contexten” en hebben lichtere verantwoordelijkheden dan een predikant.
Dat klinkt nogal abstract. Wat betekent dit in de praktijk?
Het rapport noemt als voorbeeld een kleine, stabiele dorpsgemeente. Deze zoekt een voorganger voor 40 procent, die kan bouwen aan de contacten die zijn gelegd met dertigers in de kaartenbak. De gemeente, die een duidelijke confessionele identiteit heeft, wil een pastor beroepen.
Een andere dorpsgemeente, onder de rook van een universiteitsstad, is zeer divers. Zij bestaat behalve uit oorspronkelijke dorpsbewoners ook uit hoogleraren en universitair medewerkers die in het dorp zijn neergestreken, evenals klimaatactivisten. De gemeente zoekt een predikant voor 60 procent.
Wie bepaalt straks of een gemeente een pastor of een predikant nodig heeft?
Bij een vacature kijkt de gemeente onder begeleiding van een consulent of de context vraagt om een pastor of een predikant. De consulent wordt toegerust om te helpen bij het opstellen van een gemeenteprofiel waaruit blijkt of een pastor dan wel predikant passend is.
Functioneren kerkelijk werkers, pastores en predikanten helemaal los van elkaar?
Nee, dat is niet de bedoeling. Het woord ”samenwerking” komt in het rapport meer dan tachtig keer voor. Daarbij gaat het zowel om samenwerking tussen gemeenten als tussen de werkers in de kerk. ”Ruimte voor Woord en Geest” noemt als voorbeeld onder meer een gespreks- en gebedsgroep van kerkelijk werkers, pastores en predikanten in een stad, evenals een exegesegroep waarin pastores en predikanten elkaar maandelijks ontmoeten en „inspiratie opdoen”.
Sommige kerkelijk werkers hebben op dit moment preek- en sacramentsbevoegdheid. Hoe passen zij in het nieuwe plaatje?
Aan kerkelijk werkers wordt in de toekomst geen preekconsent meer verleend. Het is hun wel toegestaan „op incidentele basis voor te gaan in een bijzondere dienst, zoals in een verzorgingshuis of in een jeugddienst. Dit gebeurt dan (…) onder supervisie van een predikant of pastor.”
Kerkelijk werkers die nu in feite functioneren als voorganger van een gemeente kunnen hun kennis, inzichten en vaardigheden laten toetsen. Op die manier kunnen ze een officiële erkenning van de kerk krijgen voor hun werk- en denkniveau. Met zo’n erkenning kunnen ze beroepbaar gesteld worden en officieel als pastor aan de slag. Het rapport wijst ook op mogelijkheden voor de pastor om door te groeien naar predikant.
Wat zegt het rapport over roeping en beroepbaarheid?
Het desbetreffende hoofdstuk zet in met het groeiende tekort aan „professionals” in de kerk en geeft aan dat de plaatselijke gemeente de „meest logische plek” is om in beeld te krijgen welke mensen een mogelijke roeping hebben. Het spreekt daarbij van het „scouten en werven van studenten”.
Studenten (hbo en wo) die kerkelijk werker, pastor of predikant willen worden, moeten zich vanaf de start van hun studie inschrijven in het kerkelijk album van de Protestantse Kerk. Ze geven daarmee onder meer toestemming voor een onderzoek naar de geschiktheid voor een kerkelijke functie. Dit zou voor pastores en predikanten moeten bestaan uit een assessment en vier gesprekken met de toelatingscommissie. Een assessment laat zien „wat nodig is in het leer- en ontwikkeltraject van de kandidaat”.
De synode spreekt vrijdag over het rapport. Een hamerstuk?
Nee, dat zal het zeker niet zijn. Eerdere besprekingen in het ambtstraject namen veel tijd in beslag. Komende vrijdag zijn vrijwel de hele ochtend en middag uitgetrokken voor de bespreking van ”Ruimte voor Woord en Geest”. Het moderamen (bestuur) houdt er rekening mee dat de besluitvorming niet voor het einde van de middag kan plaatsvinden. De agenda vermeldt namelijk om 19.00 uur: Mogelijk vervolg wegens uitloop.
,,Warme begeleiding vanuit de classis”
Het rapport ”Ruimte voor Woord en Geest” biedt onder meer kleine gemeenten goede mogelijkheden om in te spelen op ontwikkelingen waar zij mee te maken hebben.
Dat stelt ds. A.P. van der Maas uit Wemeldinge. Als classispredikant van de classis Delta, die circa 165 gemeenten telt in onder meer Zeeland en Goeree-Overflakkee, was hij betrokken bij de opstelling van de notitie.
„Dit rapport biedt niet dé oplossing voor het grote tekort aan predikanten en kerkelijk werkers. Wel doet het recht aan de diversiteit van werkers in de kerk. Er zijn mensen met verschillende kwaliteiten en opleidingsniveaus die zich geroepen weten om te werken in dienst van Gods Koninkrijk. Het is goed dat de rechtspositie van alle werkers –om het even werelds te zeggen– nu beter geregeld wordt.”
Ds. Van der Maas wijst erop dat werkers in de kerk in uiteenlopende fasen in hun leven verschillende mogelijkheden kunnen hebben. „Het kan zijn dat een predikant op een bepaald moment denkt: het zou voor mij goed zijn om een poosje op een pastorplek te gaan werken. Aan de andere kant kunnen zijinstromers die beginnen op een pastorplek, gaandeweg verder studeren en zich ontwikkelen om uiteindelijk predikant te worden.”
De classispredikant onderstreept het belang van samenwerking tussen zowel werkers in de kerk als tussen gemeenten. „Misschien kunnen een predikant, een pastor en een kerkelijk werker gezamenlijk een aantal kleine gemeenten bedienen, elk met hun eigen expertise. Ik hoop dat die collegiale samenwerking meer op gang komt.”
Ds. Van der Maas erkent dat er ook haken en ogen aan zo’n samenwerking zitten. „Samenwerken betekent een stukje zelfstandigheid opgeven. Dat is een leerproces.” Als classispredikant zal hij gemeenten daarin bijstaan. „In het hele proces zijn de coördinatie en het meedenken vanuit de classis van belang. Uiteindelijk moet de classis toestemming geven voor het beroepen van een pastor of predikant of het openstellen van een vacature voor kerkelijk werker. Dat gaat in goed overleg. Ik zie het als een vorm van warme begeleiding vanuit de classis.”
„Gemeenteleden zien mij hier als hun dominee”
Dick Vos is al vele jaren als kerkelijk werker actief binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Als de synode van de PKN het rapport ”Ruimte voor Woord en Geest” aanneemt, kan hij naar verwachting pastor worden.
In 1992 volgde Vos de vierjarige Evangelische Bijbelschool in Doorn. Na afronding daarvan ging hij als jeugd- en evangelisatiewerker aan de slag in de hervormde gemeente in het Brabantse Heusden. Later werkte hij als evangelist en pastoraal werker in onder meer Zierikzee en Nieuw-Vennep. Intussen volgde hij de opleiding pastoraal werk aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE).
In 2006 werd Vos kerkelijk werker in de hervormde gemeente in Genemuiden. Zes jaar later werd hij als voorganger verbonden aan de hervormde gemeente in het Groningse Oostwold, die op papier ongeveer 170 leden telt. Naast deze functie (50 procent) verricht hij kerkelijk werk in andere noordelijke gemeenten.
In Oostwold doet Vos –getrouwd en vader van acht kinderen– vrijwel al het werk van een predikant. „Mensen zien mij hier als hun dominee. Ik heb preek- en sacramentsbevoegdheid, mag huwelijken sluiten en ambtsdragers bevestigen. Ik mag alleen geen consulent zijn. De preekbevoegdheid geldt voor de hele classis. In Twijzelerheide, waar ik ook pastoraal werk doe, mag ik officieel niet voorgaan, omdat dit net buiten de classis ligt. Dat is een van de kromme eindjes van de huidige regeling.”
Vos zegt dat hij in het verleden het verlangen had om predikant te worden. „Na de CHE heb ik de bachelor aan de Protestantse Theologische Universiteit gedaan. Ik ben ook begonnen aan de predikantsmaster in Groningen, maar hield dat niet lang vol. Het lukte niet naast het werk in drie gemeenten.”
Dat het rapport ”Ruimte voor Woord en Geest” drie werkers in de kerk onderscheidt–kerkelijk werker, pastor en predikant– noemt Vos „verduidelijkend. Er is in de praktijk een categorie kerkelijk werkers ontstaan die net zoals ik als voorganger werken. Ik vind het mooi dat die nu als pastor een gelijkwaardige plek krijgen naast de predikant, met dezelfde rechtspositie.”
Route
Het rapport geeft voor de huidige kerkelijk werkers met preek- en sacramentsbevoegdheid een route aan om pastor te worden. Vos verwacht daarvoor op grond van zijn opleiding en ervaring zonder meer in aanmerking te komen.
Daar is hij om meerdere redenen blij mee. Hij wijst er onder meer op dat een kerkelijk werker werknemer is van een kerkenraad. „Dat maakt je positie als ”ambtelijk tegenover” van de gemeente soms lastig. Bij een predikant, en straks ook bij een pastor, ligt dat anders. Dat vind ik geestelijk gezien winst.”
Als „voordeel” noemt Vos ook dat een pastor beroepbaar is, in tegenstelling tot een kerkelijk werker. „Dat biedt meer mogelijkheden voor mobiliteit. Ik zou nu kunnen solliciteren op een functie in een andere gemeente, maar dan neem ik zelf het initiatief. Dat is anders dan wanneer je een beroep van een gemeente krijgt. Ik vind het waardevol dat die mogelijkheid, als het rapport wordt aangenomen, er voor pastores straks komt.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 2024
Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 2024
Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's