Meditatie
“O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vrezen… voor degenen die op U betrouwen…” Psalm 31 : 20
Geliefde lezers,
Op verzoek van de secretaris van BHP heb ik verschillende meditaties doorgezonden. Maar nu mijn levenseinde nadert, stuur ik u de weergave van één van de laatste preken die ik hield.
Verschillende gemeenten moesten teleurgesteld worden, waar ik nog een afspraak mee had gemaakt. Wellicht kan er op deze wijze nog iets goed gemaakt worden, al weet ik niet of ik nog leef als dit gepubliceerd wordt.
Op 2 juli j.l. preekte ik voor het laatst. Die laatste zondag ging het over Psalm 31 waar David uitroept: “o hoe groot is Uw goed dat Gij weggelegd hebt!” Te midden van geloofsworstelingen ontvangt David een heerlijk vergezicht door de verlichting van Gods Geest.
Gods Geest overweldigt hem over de grootheid van God. Nee, dat is niet van toepassing op het goed van de wereld. Daarvan geldt het spreekwoord: ‘s werelds goed is eb en vloed. Opgaan blinken en verzinken.
In Psalm 25 klinkt de vraag: wie heeft lust de Heere te vrezen? Daar lees je: het allerhoogst en eeuwig Goed. Het is dus God Zelf! Die Goedheid is een schat die de Heere voor de Zijnen heeft. Daarom kan ook vertaald worden: hoe groot is Gods goedheid. Want alleen in zijn Zoon de Heere Jezus Christus kán de Heere goed zijn voor een zondig mens. En als de grootheid van Gods goedheid hier al zo overweldigend is, hoe zal hoe zal het dan zijn als de Kerk binnenkomt in die hemelse feestzalen. Heel uitdrukkelijk staat er in de grondtaal UW goed. Dat zegt ons dat God er de oorsprong van is. Het is uit Hem, door Hem en tot Hem.
Hij had reeds gedachten des vredes van eeuwigheid. Dat grote goed is verworven door de zoen- en kruisverdiensten van Christus. Het is UW GOED en dat snijdt alle menselijke inspanningen en prestaties af. Tegelijk wijst dat op het heerlijke wonder dat het bij God ligt en bij Hem verkrijgbaar is! Hebt u het bij Hem leren zoeken? Klaagde het u aan dat u door eigen schuld God en Zijn goedheid kwijt bent.
Wie dat Grote Goed kent, al is zijn banksaldo 0,0, is onvoorstelbaar rijk. Ezau zei: ik heb veel maar Jakob zei: ik heb alles. Zou je dat hem na kunnen zeggen?
Dat Grote Goed is weggelegd en wordt als een grote schat opgespaard en bewaard. Een erfenis die in de hemelen is bewaard waar noch mot, noch roest bij komt. Daar is het ook veilig tegenover de satan die zo listig en gewiekst er op uit is om Gods kinderen van die schat te beroven.
Weggelegd in het verbond dat van geen wankelen weet, weggelegd in Christus Jezus! Maar ook gewrocht/ gewerkt in het hart van Zijn volk.
De Heere heeft het in Davids hart gewerkt en werkt het nog in zondaarsharten tot op de jongste dag. Want de overwinning klinkt reeds op Golgotha in het negende kruiswoord: het is volbracht.
David zingt ervan in Psalm 23: “Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden, Uw stok en staf zal altoos mij behoeden…. Het zalig goed mij door Uw gunst gegeven, verlaat mij niet, maar volgt mij al mijn leven.”
Is dit grote goed ook voor u weggelegd? Bent u er al begerig naar geworden of begeert u nog steeds naar het aardse slijk? Alles vergaat, maar dit grote goed krijgt steeds meer waarde voor Gods volk. Ook voor u? Ook hiervan geldt wat de koningin van Scheba uitriep: de helft is me er niet van aangezegd!
Opmerkelijk is dat wij mensen het niet uitmaken voor wie dit weggelegd is, maar dat de Heere zelf een duidelijk onderscheid maakt. Het is niet weggelegd voor alle mensen, ook niet voor de vrome farizeeër of de rijke jongeling. “Nieten en nullen wil God vervullen met het goed van zijn genade.”
Wel laat de Heere Zijn zon opgaan over bozen en goeden en regent Hij over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Maar in de Bijbel wordt steeds door de Heere Zelf de scheidslijn getrokken.
Het grote goed heeft de Heere weggelegd en bewaard voor degenen die hem vrezen. Onderzoek u daarom nauw en bidt “doorgrond Gij mij en ken mij en zie of er bij mij een schadelijke weg zij en leidt mij op de eeuwige weg.” Het gaat om degenen wiens namen staan opgeschreven in het boek des levens. Niet òmdat zij de Heere vrezen en ook niet òmdat er wat goede eigenschappen van hen zijn te noemen. Nee, gelukkig niet, want dan zou er geen mens zalig kunnen worden.
De Bijbel leert ons duidelijk dat er niemand is die goed is ook niet tot één toe. God schenkt dat grote Goed omdat in dat vrezen van Hem en betrouwen op Hem Zijn Liefde blijkt die in wederliefde openbaarkomt. Die de Heere niét vrezen hebben geen werkelijke begeerte naar dat goed, zij maken zich er geen zorgen over. Hoe ligt het in uw of jouw hart?
Is er ook dat begeren, dat zoeken met ingespannen krachten? Als je zegt: Eén ding heb ik van de Heere begeerd; zegt u daarop: daar strekt zich al mijn lust en liefde heen? Het vrezen van de Heere openbaart zich in het berouw hebben over en haten van de zonde en het wegvluchten van de zonde. Ging je de zonde haten en vlieden? Maar kwam er ook het vertrouwen en schuilen bij de Heere?
Het vrezen is geen knechtelijke vrees, waarin het gaat om loon.
Het is de echte/kinderlijke vrees die uitkomt in eerbeid en diep ontzag voor de Heere. Al is er geen hemel ter beloning en geen hel tot straf… dan toch, dan gaat het om de Heere zelf. Zo sterk op de Heere betrouwen dat je niet meer zonder Hem kunt.
Dan wantrouw je alles van deze wereld en van deze tijd maar tegelijkertijd verwacht je het enkel en alleen van Hem. Daarom waarschuwt de Heere in Jeremia 17 vers 5: “Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt”.
Er wordt weleens gezegd dat mensen zo onnoemelijk rijk zijn, terwijl ze zelf niet weten hoe rijk ze zijn. Dat is wellicht wat overdreven maar toch is er een volk op aarde dat zonder enig overdrijven dat wèl kan zeggen en belijdt: “Weg wereld, weg schatten gij kunt niet bevatten hoe rijk ik wel ben.
Ik heb alles verloren maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben. Dan zeg je: ik ben met rijkdom overladen, wereldling ik heb een schat, ik mag in weelde baden die geen wereldling bevat. Zegt u daar met mij amen op?
Als afscheidsgroet, sluiten we af met de oudtestamentische zegenbede:
De Heere zegene u en Hij behoede u, de Heere doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig, de Heere verheffe Zijn aangezicht over u en geve u Vrede!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's