Wie is Hij ‘Die geleden heeft’?

Dan moeten we terug naar artikel 2: ‘en in Jezus Christus, Zijn enig- geboren Zoon, onze Heere’. Wie is Hij toch? Over deze vraag is veel te doen geweest. Is Jezus ook echt God? Zo spitste de vraag zich toe in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis. Tweemaal heeft een kerkvergadering te Nicea (in 325 en in 381) zich hierover krachtig uitgesproken. We hebben er één van onze oude geloofsbelijdenissen, namelijk van Nicea, aan overge- houden: ‘De Heere Jezus is van hetzelfde Wezen als de Vader’.

In onze Heidelberger komt dit geloofsar- tikel ook aan de orde. Dan wordt duidelijk dat ‘Wie is Hij’ van levensbelang is. ‘Opdat Hij, uit kracht Zijner Godheid, , den last van den toorn Gods, aan Zijn mensheid zou kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en weder- geven’ (antwoord 17). God heeft Zijn Zoon gezonden in gelijkheid van het zondige vlees. . Zo alleen kon de zonde veroordeeld worden (Rom. 8:3). Want de ziel die zon- digt, die zal sterven (Ez. 18:4).

Lezer, mag u hier bevindelijk iets van verstaan? Dan is het nodig om persoonlijk aan de zonde te worden ontdekt. Want door onze zonde onteren wij God. Hij eist daarom dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedt. ‘Wie is Hij’ Die ons van dit recht- vaardig oordeel kan verlossen? Is dit uw zielenvraag geworden?

Wie is Hij?

Deze vraag heeft eerder geklonken. Dat was uit de mond van de blindgeborene (Joh. 9:36). Zou Jezus de Zoon van God zijn? De man had het ervaren, toen zijn ogen waren genezen. Maar juist daarin werd hij ernstig op de proef gesteld. De belijdenis dat Jezus Gods Zoon is, namen zijn ouders niet voor hun rekening. Ze lieten hem vallen. De Joden merkten wel dat de blindgeborene voor deze belijdenis werd ingewonnen. Maar ze konden dit getuigenis niet accepteren. Ze wierpen hem daarom uit de synagoge.

‘Wie is deze Jezus’? In alle strijd werd deze vraag bij de blindgeborene temeer opgebonden. Hij had immers Zijn onweder- standelijk werk ervaren. Er was een stille liefdestrekking in zijn hart gelegd.

Lezer, kent u daar ook iets van? Hoe meer deze man die trekking voelde, hoe meer alle wegen doodliepen. Wat een nood om te doorworstelen: buiten Jezus is geen le- ven, maar een eeuwig zielsverderf. Hoe zal ik toch deze welverdiende straf ontgaan en wederom tot genade komen? (HC vraag 12). Zou Jezus dan ook míjn krankheden op Zich nemen? Zou door Zijn striemen dan ook mij genezing worden? Deze man werd ingewonnen om in Jezus de Messias te zien. Maar de bestrijders noemden de gedachte alleen al godslasterlijk. Wat een zware bestrijding. Hoe zal God dán ge- noegdoening ontvangen?

We zijn de lijdensweken ingegaan. Zijn dit de vragen waarmee u bezet bent?

Opzoekende liefde

Jezus ziet zulke zielen dolen. Hij peilt de last waaronder ze gebukt gaan. Daarom zoekt Hij ze op. Zo deed Hij ook bij de blind- geborene. Met een korte vraag legde Hij precies bloot, waar het in al zijn zielennood op vast zat: ‘Gelooft gij in den Zoon van God?’ Met het eerlijke antwoord: ‘Wie is Hij, opdat ik in Hem geloven moge?’. Hem te missen, en zonder Hem niet te kunnen. Zó mogen ze hun hart voor Hem uitstorten.

Hoor wat Jezus zegt: ‘En gij hebt Hem ge- zien, en Die met u spreekt, Dezelve is het’. Jezus was al met hem bezig en maakt Zich nu bekend. En de kracht van dit ‘geloven’ gaat alleen van Hem uit. De man geloofde en aanbad, in sprakeloze verwondering. Want deze is de Zaligmaker, de Messias.

Ja, Hij is - let op zijn verwoording - ‘de Zoon van de levende God’. Zo getuigt God de Vader het ook: ‘Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb’ (Matth. 3:17). En de Geest getuigt het in het hart: ’Wien heb ik nevens U omhoog?

Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten’ (Ps. 73:13, berijmd).

Kom lezer, Wie is deze Jezus nu voor ú? Hoe nodig Hem te kennen en vervolgen te kennen. Het is Zijn liefste werk om Zich te openbaren. In Zijn lijdensgangen buigt Hij onder Gods rechtvaardig oordeel. Hij buigt zo diep om ook de diepst gezonkene te kunnen redden. Zo verklaart Hij dood- schuldigen Zijn borgliefde. Ja, zo is deze Jezus. Want Hij zal ál Zijn volk zalig maken van ál hun zonden.

Dit is het eerste deel in een serie over artikel 4 van de Apostolische geloofsbe- lijdenis: ‘...Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begra- ven, nedergedaald ter helle’.

ds. G.W.S. Mulder, Ridderkerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen