Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderen der opstanding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen der opstanding

De Heere stopt de mond van de sadduceeën door hen te wijzen op zes zaken. Vier daarvan zijn vorige keer overdacht, de twee andere zullen we nu nagaan.

4 minuten leestijd

‘… en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn. En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen bij het doornbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams en den God Izaks en den God Jakobs. God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen’. Lukas 20:36b-38

Allereerst de volkomenheid van het kindschap en de zaligheid van Gods kinderen. Vervolgens de zekerheid van de opstanding der doden; en dus de zekerheid dat de mens een ziel heeft die bij het sterven niet verdwijnt maar blijft.

5. Kinderen Gods

Sadduceeën, er zal geen sprake zijn van enig huwelijk, laat staan van een leviraats- huwelijk. De gezaligden naar ziel en lichaam zullen er niet eens aan denken. Hoe aangenaam die paradijsbloem in deze eeuw ook kan zijn, Gods kinderen zijn dan ‘kinderen der opstanding’ (vers 36b) en wonen in het hemelse paradijs.

De kinderen der opstanding zullen met ziel én lichaam verheerlijkt zijn (1 Kor. 15:44; Filipp. 3:21). Ze zullen de aanneming tot kinderen ten volle deelachtig zijn. En alzo zullen ze eeuwig wonen in ’s Vaders huis. Het geredekavel van de sadduceeën is even armzalig als grof. Alsof Gods kin- deren in die eeuw nog vader en moeder zullen worden. Nee, ze zijn de engelen gelijk en verheugen zich onuitsprekelijk in hun God van volkomen zaligheid. Terwijl de lichamen van de kinderen der opstanding zullen blinken (Matth. 13:43), zullen ze Hem prijzen met al wat in hen is. Dat zal hun leven en zaligheid zijn en hun volko- men kindschap.

Scharnierpunt

De Heere heeft in Zijn antwoord tot nu toe stellig gesproken. Wat de sadduceeën ook wel of niet geloofden, Hij zei hen de waarheid. Dat ze daar niet voor zouden buigen, wist Hij wel. En ook dat ze een schriftbewijs wilden, een bewijs uit de Schrift dat er een opstanding der doden zal zijn. Welnu, dat zal de Heere hun geven. Nu pas. Waarom nu pas? Omdat door dát schriftbewijs onweerlegbaar álles wat de Heere gesproken had waar zal blijken. Het was een scharnierpunt - de mond van de sadduceeën zou gestopt worden, hun leugenleer ontmaskerd. Jezus neemt een schriftbewijs uit Exodus, één van de boeken van Mozes. Dat was natuurlijk omdat de sadduceeën meenden dat alleen de boeken van Mozes absoluut gezag hadden. En dan nog voornamelijk wat de HEERE rechtstreeks tot de man Gods gesproken had. De andere oudtes- tamentische boeken waardeerden ze wel, maar gezaghebbend waren die voor hen niet. En daar lag nu precies het probleem voor de farizeeën. Die wezen in de dispu- ten over de opstanding der doden op bijvoorbeeld Jesaja 26:19-22, Daniël 12:2 en Hosea 13:13. Maar de sadduceeën schoven dat aan de kant. Nee, zeiden ze, geef ons een bewijsplaats door Mozes geschreven. En dat konden de farizeeën niet.

Wat zullen de sadduceeën met verbaasde ogen geluisterd hebben naar wat de Heere zei: ‘En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen...’ (vers 37a). Niet alleen de profeten maar ook Mozes. Het is reeds bij Mozes te lezen. Heeft u er nooit erg in gehad, sad- duceeën, wat Mozes u aanwees? Heeft u dat met z’n allen nooit gezien? Is het niet duidelijk dat u de Schriften niet weet?

Abraham, Izak en Jakob

In Exodus 3 vers 6 beschrijft Mozes hoe de Engel des HEEREN hem verscheen in een vlam des vuurs uit het midden van een braambos en tot hem sprak: ‘Ik ben de God uws vaders, de God Abrahams, de God Izaks en de God Jakobs’.

De Joden hadden grote eerbied voor de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob. De sadduceeën ook. Welnu, zegt de Heere Jezus, Mozes noemt God ‘de God van Abraham, Izak en Jakob’. Hij noemt Hem zo, omdat God Zichzelf zo noemde (vers 37b). Noemt God Zich naar doden die sinds lang begraven zijn, naar mensen die - volgens de sadduceeën - niet meer bestaan? Maar waarom zei God dan niet ‘Ik was’? Waarom zei Hij ‘Ik ben’? ‘Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob?’ Waarom sprak Hij in de tegenwoordige tijd? Zeker, de drie patriarchen waren ook tóen allang begraven, eeuwen geleden, in de spelonk van Machpela. In dat geheiligd graf rust hun stof tot op deze dag. Maar zij bestaan nog steeds. Zij leven omdat hun zielen leven. Nog steeds is God hun God. Hij is eeuwig de God van Abraham, Izak en Jakob, hun Verbonds-God.

‘God is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen’ (vers 38).

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 2022

De Saambinder | 20 Pagina's

De kinderen der opstanding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 2022

De Saambinder | 20 Pagina's