Meelezen [1]
In deze rubriek lezen we dit jaar delen uit het boek ”De genezing van de blinde Bartimeüs” van Theodorus van der Groe. Op verzoek van de redactie schreef ds. P. Mulder een eerste kennismaking met Van der Groe en zijn boek. Zie pagina 10.
”De genezing van de blinde Bartimeüs” van Theodorus van der Groe in zeven leerredenen over Lukas 18 : 35-43
‘En het geschiedde als Hij nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat, bedelende. En deze horende de schare voorbijgaan, vraagde wat dat was. En zij boodschapten hem dat Jezus de Nazarener voorbijging. En hij riep, zeggende: Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner. En die voorbijgingen, bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel te meer: Zone Davids, ontferm U mijner.
En Jezus stilstaande, beval dat men denzelven tot Hem brengen zou; en als hij nabij Hem gekomen was, vraagde Hij hem, zeggende: Wat wilt gij dat Ik u doen zal? En hij zeide: Heere, dat ik ziende mag worden. En Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende. En al het volk dat ziende, gaven Gode lof’.
EERSTE TEKST uit Lukas 18:35-43
Vers 35: ‘En het geschiedde als Hij nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat, bedelende’.
Het is zeer opmerkelijk wat wij lezen van de schepping der wereld, in Genesis 1:2 en 3: ‘De aarde nu was woest en ledig, enz.’. Men moet dit eens en vooral recht leren verstaan, geliefden! Dat al het lichamelijke en zienlijke van God geschapen is, om ons op te wekken tot Goddelijke en tot geestelijke dingen die de zaligheid raken. Zo is het gehele werk der schepping van hemel en aarde een levendige afbeelding van dat grote werk van de herschepping of bekering van een arme, rampzalige zondaar door Christus en door de kracht en werking van de Heilige Geest. Wat wij nu in Genesis 1 van de schepping der wereld opgetekend vinden, zo gaat het er bij een arme zondaar in zijn bekering eveneens aan toe.
Vooreerst, er wordt gezegd dat de aarde, als God haar geschapen had, woest en ledig was. Dat is: gans onordelijk en ledig van alle schepselen, zonder enig sieraad of heerlijkheid. Zo is het ook met de mens vóór zijn bekering. Als God hem door middel van de aardse geboorte heeft voortgebracht, dan is hij ook wild, woest en ongeregeld en door de zonde zo bedorven en verkeerd dat hij een zeer lelijk en schrikkelijk wangedrocht is in de ogen van God en van Zijn heilige engelen; hoeveel behagen die arme mens in zichzelf ook heeft. Hij is ook gans ledig van alle genade, van alle goed, van alle troost en zaligheid en van alles wat Goddelijk en geestelijk is. Het is met die mens zoals de profeet het uitroept van het Joodse land: ‘Ik zag het land aan, en zie, het was woest en ledig; ook naar den hemel, en zijn licht was er niet’ (Jer. 4:23).
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 2025
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 2025
De Saambinder | 20 Pagina's