Meditatie
Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Johannes 21:17m
Geliefde lezer,
In ons tekstwoord treffen we Jezus met zeven van Zijn discipelen op de oever van de zee van Tibérias. Op paasmorgen heeft Hij Petrus in zijn kindschap hersteld. Hij zal hem nu in zijn ambt herstellen. Vooraf stelt Hij enkele diep ontdekkende vragen aan Petrus. Wijzend op de andere discipelen vraagt Jezus: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij liever dan dezen? Alsof de Heere vraagt: ‘hebt u Me meer lief dan dat de andere discipelen Mij liefhebben?’ Immers vaak scheen uit zijn krachtige woorden dat hij meer liefde tot Jezus had dan de andere discipelen. Bijvoorbeeld, toen de Heere aangaf dat ze allen geërgerd zouden worden aan een lijdende en stervende Christus, getuigde Petrus in zelfverheffing: Al werden zij ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden (Matth. 26:33). Ook uit zijn krachtige daden scheen vaak dat hij meer liefde tot Jezus had dan de andere discipelen. Hij nam als enige in Gethsémané het zwaard om Jezus te verdedigen.
Door deze ontdekkende vraag zal Petrus leren dat zijn krachtige woorden en werken meer uitingen waren van zijn vurige karakter dan van godsvrucht. Volk, kunt u uzelf boven Petrus stellen? Moet u ook niet bekennen vaak meer vuur dan Geest te hebben? Wat was er over van de krachtige woorden en daden van Petrus in de zaal van Kájafas toen hij zijn Meester driemaal verloochende? Toen bleek de sterke eikenboom Petrus een bevend rietje. Toch vraagt de Heere nu niet: ‘Waarom hebt u Mij driemaal verloochend?’ Hij vraagt ook niet: ‘Wat is er nu terecht gekomen van uw krachtige woorden en daden?’
Wij beoordelen mensen vaak aan hun woorden en daden. Door mooie woorden en krachtige daden kunnen we nog heel wat lijken. Maar de Heere zoekt naar waarheid in het binnenste. Jezus weet dat Petrus Hem liefheeft. Hij lokt hem nu uit om dit in het openbaar te belijden. De liefde van Gods kinderen tot God is wederliefde, want Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft (1 Joh. 4:19). Hoe meer kennis we van God in Christus hebben, hoe inniger de liefde tot Jezus is en hoe vuriger we verlangen naar Zijn gemeenschap. Maar ook: hoe meer kennis we hebben van Christus, hoe groter de smart over de zonde is en hoe groter de droefheid is als we Zijn gemeenschap missen.
Wat zal de droefheid van Petrus groot geweest zijn toen Jezus door kruis en graf onbereikbaar voor hem was. Wat zal de vreugde en verwondering onuitsprekelijk geweest zijn toen de opgestane Levensvorst hem bezocht op Paasmorgen toen hij bitterlijk bedroefd was omdat hij Hem verloochend had.
Op de eerste vraag van Jezus antwoordt Petrus: Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb. In dit antwoord klinkt nederigheid door. Want hij geeft geen antwoord op de vraag of hij Jezus meer lief heeft dan de andere discipelen. Hij kan zich niet verheffen boven zijn broeders. Bovendien blijkt uit het Grieks dat hij een ander woord voor liefde gebruikt dan Jezus. De Heere vroeg of Petrus Hem volkomen lief heeft. Maar Petrus gebruikt een woord dat een zwakkere vorm van liefde weergeeft. Hij moet bekennen dat hij Jezus lief heeft, maar durft niet belijden dat hij Jezus liefheeft zoals Hij het waardig is. Moet de Kerk niet vaak belijden: ‘Heere kon ik U maar liefhebben zoals U het alleen waardig bent!’
De Heere zet het ontleedmes van ontdekking nog dieper in de ziel van Petrus. Diepere ontdekking is nodig om te leren dat veel dat voor liefde tot Jezus wordt aangezien emotie is. Hij zeide wederom tot hem ten tweeden male: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? De Heere vraagt nu niet meer: ‘dan dezen’? Wel gebruikt de Heere nog steeds het woordje voor volkomen liefde. Op deze tweede vraag geeft Petrus hetzelfde antwoord: Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb. Hij durft niet hoog van zijn liefde tot Jezus te getuigen. Maar de liefde die er is durft hij niet te ontkennen.
Hij zeide tot hem ten derden male: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? Nu gebruikt de Heere het zwakke woord voor liefde dat Petrus ook gebruikte. Met andere woorden: Petrus, heeft u Mij dan wel lief?
Deze vraag snijdt door het hart van Petrus. Hij wordt bedroefd. Het lijkt dat de Heere twijfelt aan zijn liefde tot Hem terwijl Jezus zijn Liefste is. Lezer, u zult ook weten hoe u in verwarring raakt als iemand die u liefheeft twijfelt aan uw liefde. Hoe kan Petrus zijn liefde tot Jezus bewijzen? In de zaal van Kájafas heeft hij tot drie keer toe zeer stellig – onder vervloeking van zichzelf – getuigd: ik ken den Mens niet. Nu heeft hij al twee keer beleden Jezus lief te hebben. Wanneer sprak hij de waarheid? Toen? Nu? Wat hebben de ontdekkende vragen Petrus geleerd? Dat er geen pleitgrond is in hemzelf. Maar dat de enige pleitgrond in Christus Zelf ligt. Daarom: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Hij beroept Zich op Gods alwetendheid. Deze kan tot grote schrik zijn. Maar voor een eerlijk gemaakte zondaar die zichzelf een raadsel is, wiens geweten hem beschuldigt, wiens levenswandel hem aanklaagt, wiens daden niet overeen komen met zijn belijdenis, maar die niet kan ontkennen dat Jezus alles voor hem is, is Gods alwetendheid een bron van troost. Petrus geeft zich buigend, op hoop tegen hoop, over aan het oordeel van Jezus: Heere, Gij weet alle dingen. Gij kent mijn onverbeterlijk zondige bestaan, mijn verschrikkelijke karakter, mijn ontrouw en mijn ongeloof. Daarom ben ik niet Uw liefde maar Uw gramschap dubbel waardig. Maar toch, ik heb U lief. Hier is Petrus in zichzelf niets en is Jezus alles voor hem. Op die plaats kan alleen de Heere Zijn kinderen brengen. Deze belijdenis van Petrus is aangenaam voor Jezus. Hij ziet Zijn werk, de glans van Zijn liefde, in Petrus. Petrus wordt op deze belijdenis niet weggestuurd als ambtsdrager maar in zijn ambt hersteld. Jezus vertrouwt Zijn kudde, die Hij uit de verkiezende handen van Zijn Vader ontving en die Hij kocht met Zijn dierbaar bloed en verloste uit de klauwen van satan, aan Petrus toe. Deze les was nodig om niet te heersen over de kudde maar hen, als de minste der broederen en de grootste der zondaren, te dienen in de liefde.
Hoe meer de onderherders ontdekt worden aan zichzelf, hoe meer ze afwijzen van zichzelf en wijzen op de getrouwe en liefdevolle Opperherder. Die ondanks hun bokkenbestaan nooit zal laten varen het werk dat Zijn hand begon. Hij zal niet rusten voordat al Zijn schapen bij Hem in de hemelse schaapskooi zijn. Daar zullen ze in eeuwige aanbidding zingen: want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed (Openb. 5:9).
Geliefde lezer, kunt u de belijdenis van Petrus nazeggen? Indien het niet zo is, weet dan: Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking: Maranatha (1 Kor. 16:22).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's