Gelooft gij nu?
Jezus antwoordde hun: Gelooft gij nu? Johannes 16:31
De discipelen van de Heere Jezus, uitgezonderd Judas Iskáriot, zijn allen leerling geworden op Jezus’ leerschool. Ze waren gelovigen vanaf het moment dat ze uit de duisternis getrokken waren tot het licht van Christus. Ze waren bedeeld met het ware geloof. Ze werden geroepen tot het ambt. Het zijn deze mannen die, door de Heilige Geest geïnspireerd, het Nieuwe Testament hebben geschreven, met Paulus. Dat moet ons al veel te zeggen hebben. Kennelijk zijn het deze mannen, met Paulus, die bij uitstek door de Geest bekwaam gemaakt zijn om de weg der zaligheid uiteen te zetten. De leidingen van Gods Geest met juist deze mannen zijn dan ook een belangrijke bron van onderwijs aangaande de leidingen van Gods Geest met Zijn Kerk. We hoeven niet te rade te gaan bij menselijke geschriften of levensbeschrijvingen van Gods kinderen om te weten hoe de Heere Zijn Kerk leidt. Gods Woord is duidelijk genoeg, maar ons verstand is verduisterd. We hebben het licht van Gods Geest nodig om het te verstaan.
In het leven van de discipelen is een moment aangebroken dat Christus hen een ernstige en indringende vraag stelt: Gelooft gij nu? Een bijzondere vraag. Wie zou toch aan een gelovige de vraag stellen: Gelooft gij nu? Wie gelooft is toch zalig? Wie gelooft zal toch het eeuwige leven beërven? Daar behoeven toch verder geen vraagtekens bij geplaatst te worden? Christus is echter wijzer dan al ons verstandelijke geredeneer over het geloof. En Hij acht het nodig Zijn discipelen deze vraag te stellen. En dat op een bijzonder moment. Kort daarvoor heeft Jezus tot hen gesproken over de vragen die in hun hart leven. Zij bespraken met elkaar wat het betekende dat Jezus gezegd had dat er een tijd zou aanbreken dat zij Hem niet meer zouden zien, omdat Hij tot Zijn Vader zou gaan. Die woorden begrepen zij niet, en Jezus antwoordt hun voordat zij de vraag aan Hem gesteld hebben. Hij betoont Zich dus de Hartenkenner, de Alwetende. Hij bewijst dat Hij hun zielenraadsels kent, en onderwijst hen. En dan zeggen de discipelen die meenden Zijn onderwijs te verstaan: Zie, nu spreekt Gij vrijuit en zegt geen gelijkenis. Nu weten wij dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node dat U iemand vraagt. Hierom geloven wij dat Gij van God uitgegaan zijt.
Hierom geloven wij! Gij zijt van God uitgegaan. Nu begrijpen we de verborgenheid, nu verstaan we het wonder. Nu weten we het. O, wonder, U bent van God uitgegaan, want U weet alle dingen. Maar dan lezen we: Jezus antwoordde hun: Gelooft gij nu? Een vermanende onderwijzing. O, Mijn discipelen, denkt u dat u het nu verstaat? Is uw geloof nu zo sterk en krachtig? Staat u nu vast in het geloof?
We moeten deze woorden wel goed verstaan. Jezus vraagt niet of het beginsel van geloof in de harten van de discipelen oprecht is. Maar Hij wijst hen erop dat zij toch meer zullen moeten leren kennen. Het geloof van de discipelen is nu gericht op de alwetendheid van Jezus, waardoor zij weten dat Hij van God uitgegaan is. Maar de discipelen hebben meer nodig dan een Jezus Die hun gedachten leest en een Jezus Die van God is uitgegaan. De discipelen moeten nog achter het geheim komen. Wat is het geheim? Dat vijanden met God verzoend worden, op grond van Christus’ gerechtigheid, omdat God het wil! Daarom onderwijst Christus hen op een eerlijke, ontdekkende wijze: Zie, de ure komt en is nu gekomen, dat gij zult verstrooid worden, een iegelijk naar het zijne, en gij Mij alleen zult laten. En nochtans ben Ik niet alleen; want de Vader is met Mij.
Er komt een tijd in het leven van de discipelen dat zij verstrooid zullen worden, en Christus alleen zullen laten. Zij zullen aan Hem geërgerd worden. Wat een les! Gelooft gij nu? Er zal een tijd komen in uw leven dat u het zonder Mij kunt stellen. U zult bij Mij vandaan vluchten. Ergernis zal uw hart vervullen, als u erachter komt dat u niet zomaar zult delen in Mijn heerlijkheid. U zult geërgerd worden als u uw dierbare Jezus gebonden, geslagen, gegeseld en gekruisigd ziet worden. Dan komt u erachter dat u niet als een vriend gerechtvaardigd wordt, maar als een vijand. Niet als iemand die tot Jezus vlucht, maar als iemand die bij Jezus vandaan vlucht. Gelooft gij nu? Wel, dat geloof verdient de zaligheid niet. Ik zal de zaligheid verdienen, voor u, terwijl u Mij alleen laat. Terwijl u vlucht, zal Ik trouw zijn aan de last die Mijn Vader Mij heeft opgelegd. En Mijn Vader heeft een behagen in Mijn werk. En nochtans ben Ik niet alleen; want de Vader is met Mij. Al zal Hij Zijn lieflijk aangezicht niet laten zien als Hij Zijn gramschap over Mij uitstort, toch weet Ik dat Hij een behagen heeft in Mijn werk.
O, wat ligt de zaligheid van Gods Kerk toch vast in Gods welbehagen! Het verkiezend welbehagen van eeuwigheid, maar ook het Vader lijke welbehagen dat God heeft in het werk van Christus. Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen. U zult Mij alleen laten, maar de Vader is met Mij. Want het behaagt Hem mij te verbrijzelen. Het heeft Zijn Goddelijke goedkeuring en instemming als Ik Mij als Lam zal opofferen. Daarom ben Ik niet alleen, al moet Ik uitroepen: Waarom hebt Gij Mij verlaten?
Zie, daar moet u nu een wegloper voor zijn, om dat te gaan verstaan. Daar moet u nu achter komen, dat Christus Borg staat voor degenen die bij Christus weglopen. Wat een andere weg dan Gods kind zich had voorgesteld, toen hij in zijn eerste liefde Christus beminde! Moet u als een vijand openbaar komen om gerechtvaardigd te worden? Ja, dat is de weg waarin de discipelen het hebben geleerd. Dan wordt het u duidelijk dat u wel door het geloof (als het door God geschonken instrument), maar niet als een gelovige gerechtvaardigd wordt!
Gelooft u nu? Onderzoek u zelf eens, waarop is uw geloof gericht? Op Gods alwetendheid en op Christus profetisch onderwijs? Of op Christus’ plaatsbekledende gerechtigheid, die alleen waarde krijgt voor vijanden en weglopers? De Heere lere het u door Zijn Geest.
Onbekeerde lezer, hoewel de discipelen nog veel moesten leren, ze waren wel op Zijn school. Hoe is het met u? Hangt u nog steeds aan de wereld? Of bent u zo’n godsdienstige vijand, die zo goed weet hoe God Zijn volk bekeert maar zelf die weg niet gegaan bent? Christus spreekt tot u: Bekeert u, en gelooft het Evangelie. U bent niet verontschuldigd als u het nalaat. U gaat niet vrijuit terwijl u zich verschuilt achter het vijgenblad van onmacht. Gods Geest alleen is machtig u het leven te schenken dat u niet kunt missen. Roep tot God om Zijn Geest! En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade. Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer voor den HEERE uw God (Joel 2:13, 14).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's