De blijdschap van de engelen
Mij werd een vraag toegestuurd over Lukas 15. Lukas 15 is het hoofdstuk waarin drie bekende gelijkenissen staan: het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon. In vers 7 wordt gesproken over blijdschap in den hemel, en in vers 10 wordt gesproken over blijdschap voor de engelen Gods. De volgende vraag werd gesteld: “Hoe weten de engelen over één zondaar die zich bekeert? God is alwetend, maar de engelen toch niet?”
De beantwoording van deze vraag brengt tot onderzoek van Lukas 15. Een zeer rijk hoofdstuk, waaruit we slechts enkele facetten naar voren zullen brengen. Allereerst staan we stil bij de aanleiding tot de gelijkenissen en het geschil dat zich daarbij voordeed, vervolgens de boodschap van de drie gelijkenissen, en ten slotte de vraag wat de blijdschap van engelen en mensen voor ons betekent.
Een opmerkelijk samenzijn
Lukas 15 schetst het beeld van een maaltijd. In de vier evangeliebeschrijvingen wordt over meerdere maaltijden geschreven waaraan Jezus heeft deelgenomen. Mogelijk was deze maaltijd georganiseerd door een farizeeër, en zaten er een aantal farizeeën aan tafel. Jezus en Zijn discipelen zaten ook aan tafel. Daarnaast zijn er van alle kanten tollenaars en zondaars toegelopen en aan de tafel terechtgekomen.
Zijn die tollenaars en zondaars voor de mááltijd gekomen, waarbij het dan goed uitkomt dat ze ook iets over Gods Woord horen? Nee, het is hier omgekeerd. Zeer nadrukkelijk staat er dat deze tollenaars en zondaars kwamen om Hem te horen. Ze kwamen niet in de eerste plaats voor de maaltijd. Een maaltijd konden ze zelf wel organiseren en financieren. Ze kwamen met hun lévensvragen bij deze Rabbi van Nazareth. Ze kwamen om geestelijke leiding en geestelijk onderwijs. Het waren tollenaars die blijkbaar niet genoeg hadden aan hun materiële leven dat draaide om geld en goed. Ook waren ze verrast dat er een rabbi was Die hen niet verachtte, maar hen ontving.
Jezus heeft namelijk een actieve rol in de ontvangst van hen. Het is Zíjn huis niet 1 . Híj heeft de maaltijd niet georganiseerd. Maar blijkbaar heeft Hij hen zo gastvrij en vriendelijk tegemoet getreden, dat het was alsof Hij de Gastheer was. Hij heet hen welkom. Ja, Hij éét met hen als teken van vriendschap, genegenheid, gemeenschap. Zo keken de farizeeën en schriftgeleerden er ook tegenaan: Deze ontvangt de zondaars en eet met hen (vs. 2).
Deze opmerking is geen neutrale constatering. Nee, de farizeeën en schriftgeleerden reageren uiterst negatief op het samenzijn van Jezus en de tollenaren en zondaars: Ze murmureerden, zo staat er. Ze morren onder elkaar over Jezus’ gedrag. Vol verachting kijken ze immers neer op alles wat tollenaar en zondaar is? Die verachting komt nu ook op Jezus terecht. Dat blijkt als ze verachtelijk en afstandelijk zeggen: Déze ontvangt de zondaars en eet met hen.
Jezus reageert op een bijzondere wijze. Hij reageert door hen drie verhalen te vertellen: het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon. Hij betrekt vanaf het eerste moment Zijn hoorders (de farizeeën en schriftgeleerden!) bij de verhalen, door de eerste twee verhalen met een vraag te beginnen: Wat mens onder ú… (vs. 4) en Of wat vrouw…. (vs. 6).
De essentie van de drie verhalen
Jezus vertelt drie verhalen, waarin vijf overeenkomsten te vinden zijn. Dat geeft vrijmoedigheid om te zeggen dat die vijf overeenkomsten de kern van Zijn prediking vormen en bij de uitleg van de gelijkenissen het zwaarste accent dienen te krijgen.
1. In de drie gelijkenissen gebruikt Hij beelden van het verachte onder Israël. Het herderswerk was een verachtelijk beroep. De vrouw die een drachme verloor was een arme vrouw: haar enige bezit was tien drachmen, tien keer het loon van een dagloner, die ze mogelijk als bruidsschat had ontvangen en als ketting om haar hals droeg. Uit het feit dat ze alles doet om die ene drachme terug te vinden, blijkt haar armoede. De jongste zoon heeft zich, net als de tollenaars, op een zeer beledigende wijze losgerukt uit de sociale verbanden van gezin, familie en dorpsgemeenschap, en zich verlaagd tot het werk van varkenshoeder.
2. In de drie gelijkenissen is sprake van een ogenschijnlijk hopeloze situatie, van verlorenheid. Als een schaap van een kudde losraakte, kwam het niet in haar op om terug te keren, maar doolde het net zolang rond tot het uitgeput neerzakte op een verlaten plek, waar het uit zichzelf ook niet meer vandaan kwam. De verlorenheid van de penning spreekt voor zich. De verlorenheid van de zoon is zichtbaar in allerlei facetten, maar wordt samenvattend door de vader uitgesproken: hij was dood, hij was verloren (vs. 24).
3. Tegenover die verlorenheid staat het ongelooflijke wonder van het Evangelie dat er naar het verlorene gezócht wordt. Daar is sprake van een eenzijdige, opzoekende daad. De herder daalt af in de ravijnen. De vrouw doorzoekt haar huis met bezemen. De vader staat op de uitkijk: En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader. Nee, het is niet zo dat de verloren zoon bij zijn terugkeer rekent op herstel in zijn vorige staat. Het komt niet in zijn gedachten op. Hij ziet zichzelf nog hooguit werkzaam worden als een huurling, maar ook die hoop durft hij niet meer uit te spreken als hij in de armen van zijn vader ligt.
4. Wat zeker onze aandacht verdient (en daar heeft de vraagstelster naar gevraagd), is de vierde overeenkomst tussen de drie gelijkenissen. Er wordt een zwaar accent gelegd op de blijdschap bij de vinders. De herder roept geburen en vrienden. De vrouw roept burinnen en vriendinnen. In het huis van de vader is grote blijdschap bij de maaltijd, terwijl de oudste zoon opgewekt wordt om in die blijdschap te delen. Met andere woorden: Er is blijdschap bij de vinder. Er is blijdschap bij het gevondene (voor zover toepasbaar). Er is blijdschap bij de omstanders. Er is blijdschap in de hemel. Er is blijdschap bij de engelen.
5. Tegelijk komt de schrijnende tegenstelling in Jezus’ toepassing openbaar: de herder verblijdt zich meer over het verloren schaap dan over de 99 die niet zijn afgedwaald. De vrouw verblijdt zich meer over de ene penning die gevonden wordt, dan over de negen die nog aan haar hals hangen. De oudste zoon wil zelf niet delen in de blijdschap over zijn broer. Het behoeft geen toelichting dat Jezus hier op een uiterst scherpe wijze de tegenstelling tekent tussen het verlorene, de tollenaren en zondaren, en de farizeeën, die voor het oog niet zijn afgedwaald.
Blijdschap bij de engelen
In twee van de drie gelijkenissen wordt de hemel bij het wonder van het Evangelie betrokken. Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar die zich bekeert (vs. 7). Alzo (zeg Ik ulieden) is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert (vs. 10). Wat kunnen we van de betrokkenheid van de engelen zeggen?
De vraag is gesteld of de engelen alwetend zijn. Nee, dat beslist niet. De alwetendheid Gods is een eigenschap van God, waarvan ds. A. Hellenbroek (1658-1731) in zijn vragenboekje zegt, dat deze onmededeelbaar is. Petrus wijst op de verwondering van de engelen inzake de zaligheid van zondaren (1 Petr. 1:12, met de zeer lezenswaardige kanttekening). Maar dat zij weten van de bekering van de zondaar is tegelijk niet vreemd. Integendeel.
Het is de taak van de engelen om opzicht te houden over elk van Gods kinderen. Het waren engelen die Lot aanzetten om Sodom te verlaten (Gen. 19:15). Engelen bewaren Gods kinderen op al hun wegen (Ps. 91:11). Engelen hebben in het eindgericht de opdracht om scheiding aan te brengen tussen Gods kinderen en de goddelozen (Matth. 24:31, 25:31, etc.). Het getuigenis van Jezus over de levenswandel van de gelovigen vindt plaats voor God de Vader én voor Zijn engelen (Matth. 10:32, Luk. 12:8). Het zijn ook engelen die een actieve rol spelen bij de prediking van de heilsfeiten (Luk. 2, Joh. 20). Enzovoort.
Welnu, als de engelen zo’n grote rol hebben met het oog op het welzijn en de zaligheid van de uitverkorenen, en zo nauw betrokken zijn bij het handelen van God, ja, als Zijn boden functioneren, is het niet verwonderlijk dat de engelen delen in de blijdschap die er in de hemel is over de bekering van een zondaar tot hun Heere.
Ter afronding
Wat betekent de blijdschap van de engelen voor ons persoonlijk, nu, anno 2024? Ik noem slechts twee zaken.
1. De engelen verblijden zich over een zondaar die zich bekeert. Zijn ook wij betrokken bij het behoud van zondaren? Zeker. Een mens heeft, als het goed is, zijn handen vol aan de bekering van zichzelf. Toch mag dat niet leiden tot geestelijk egoïsme. Als wijzélf de bekering nodig hebben, ja meer, als het ons een levensvraag is hoe ooit tot God bekeerd te worden, zou het ons dan onverschillig zijn of anderen tot bekering komen? Ik durf het tegenovergestelde te beweren. Als God de ogen opent voor onze persoonlijke verloren staat, gaan onze ogen ook open voor de staat van onze medemens. 2 Zou er dan geen betrokkenheid zijn als God wil werken in anderen? Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood en is weder levend geworden; en hij was verloren en is gevonden.
2. In de gelijkenis krijgen ook ambtsdragers een spiegel voorgehouden. Het zijn immers Israëls ambtsdragers (farizeeën en schriftgeleerden) die zich ergerden aan Jezus’ evangelisatiearbeid. Hoe staat dat bij ons? Het kan toch niet zo zijn, dat als ons ooit in waarheid de nood van onze ziel is opgebonden, dit niet zou gevoeld worden voor onze medemens, dichtbij of veraf? Juist ook voor degenen met wie we omgaan? Een overleden predikant zei weleens: Weten uw buren ervan? Hij sprak iets van afkeuring uit als hij zag dat mensen stad en land afreisden om onder gelijkgezinden hun bekering te vertellen, maar inmiddels nalieten hierover in hun naaste omgeving te spreken. O, als dat tot ons doordringt, wat zijn we dan nalatig. Nalatig naar onze gezinsleden. Nalatig naar onze buren. Nalatig naar onze collega’s. O, wat maken we ook die schuld dagelijks meer.
Jezus’ prediking
En dan nog dit. Er zijn weleens vragen over de aard van de prediking. Moet die altijd bevindelijk zijn? Moet die altijd onderscheidend zijn? Zonder dit verder uit te breiden hebben we in Lukas 15 voorbeelden van Jezus’ prediking. Wie is een Leraar als Hij? Hij verwoordt in Zijn prediking niet alleen helder de opzoekende liefde Gods, maar Hij trekt ook een scherpe scheidslijn tussen enerzijds geredde zondaren en anderzijds godsdienstige mensen, die hun mond vol hebben met kritiek op een ander, maar zelf nooit als verlorene tot Jezus zijn gekomen. Hoe noodzakelijk blijft een onderscheidende, een separerende prediking. Jezus ging Zijn knechten daarin voor!
Noten
1. Lukas 9:58
2. Denk aan het gedrag van Christen als hij uit stad Verderf gaat.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's