De heilige oorlog (155)
De aanvallen op de kern van het Evangelie afgeslagen
De stad Mensziel is nog steeds in gevaar. De heer IJver heeft ontdekt dat er nieuwe plannen worden beraamd om Mensziel te verwoesten. Vier mannen zijn opgepakt. De rechters hebben Kwaadaardige-Ondervrager als eerste ondervraagd. Hij probeert de feiten te verdraaien, maar wordt toch schuldig verklaard. Nu worden de drie buitenlandse Twijfelaars voor de rechtbank geroepen.
De veroordeling van de Twijfelaaraan-de-Verkiezing
De eerste die wordt aangeklaagd is Twijfelaar-aan-de-Verkiezing. De aanklacht die tegen hem is ingebracht wordt voorgelezen. Omdat hij een buitenlander is, wordt de inhoud vertaald door een tolk. Hij wordt ervan beschuldigd dat hij een vijand van Prins Immanuël is, een hater van Mensziel en een tegenstander van de gezonde leer.
Daarna vraagt de rechter hem of hij voor zichzelf wil pleiten. Het enige wat hij zegt, is dat hij bekent dat hij twijfelt aan de verkiezing en dat hij in die waarheid is grootgebracht. Hij zegt bovendien: ‘Als ik moet sterven voor mijn godsdienst, dan zal ik sterven als martelaar, en dat vind ik niet erg.’
De rechter reageert: ‘Met het in twijfel trekken van de uitverkiezing verwerpt u een belangrijk leerstuk van het Evangelie. U verwerpt de alwetendheid, de macht en de wil van God. U neemt weg de vrijheid van God om te doen met Zijn schepsel wat Hij wil. Het is een struikelblok om het geloof van Mensziel tot wankelen te brengen. U laat de redding van Mensziel afhangen van de werken, en niet van genade. U verloochent Gods Woord en maakt de ziel van de inwoners van Mensziel onrustig.’ De rechter beslist op grond van de landswetten dat deze Twijfelaar moet sterven.
De veroordeling van de Twijfelaaraan-de-Roeping
Vervolgens wordt Twijfelaar-aande-Roeping opgeroepen. De inhoud van de aanklacht tegen hem is voor het grootste deel hetzelfde als die tegen de vorige aangeklaagde. Alleen wordt hij in het bijzonder aangeklaagd vanwege het ontkennen van de roeping van Mensziel.
De rechter vraagt hem of hij zichzelf wil verdedigen. Daarop antwoordt hij dat hij nooit heeft geloofd dat er zoiets bestaat als een duidelijke en krachtige roeping Gods van Mensziel. Er bestaat volgens hem alleen een algemene roeping door het Woord, waardoor Mensziel aangespoord wordt om zich te wachten voor het kwaad en het goede te doen. Daaraan is de belofte van geluk verbonden.
Dan zegt de rechter: ‘U bent een Diábolonist en u ontkent een groot deel van een van de meest bewezen waarheden van de Prins van Mensziel. Want Hij heeft de stad geroepen en Mensziel heeft de meest duidelijke en krachtige roep van haar Immanuël gehoord. Daardoor is Mensziel wakker geschud en levend gemaakt en vervuld met de hemelse genade van verlangen om gemeenschap te hebben met haar Prins, Hem te dienen, Zijn wil te doen en de zaligheid alleen in Zijn welbehagen te zoeken. Vanwege uw afkeer van dit heerlijke leerstuk moet u de dood sterven.’
De veroordeling van de Twijfelaar-aan-de-Genade
Daarna wordt Twijfelaar-aan-de-Genade opgeroepen en de beschuldiging tegen hem voorgelezen. Hij reageert door te zeggen dat, hoewel hij uit het Land van de Twijfel komt, zijn vader een nakomeling van een Farizeeër is. Die leefde in vrede met zijn buren. Hij leerde hem om te geloven dat Mensziel nooit alleen door genade gered zou worden, en daar heeft hij zich aan gehouden.
De rechter zegt dan: ‘De wet van de Prins is heel duidelijk en zegt: 1. Hoe het niet is: niet uit de werken, en 2. Hoe het wel is: uit genade zijt gij zalig geworden. Uw godsdienst is gebouwd op de werken van het vlees, want de werken der wet zijn de werken des vleses. Bovendien, door te zeggen dat de zaligheid is te verkrijgen door de werken, berooft u God van Zijn eer en geeft die aan een zondig mens. U berooft Christus van de noodzaak van Zijn werk en zegt dat dat werk niet voldoende was; u zegt dat de werken wel noodzakelijk en voldoende zijn. U veracht het werk van de Heilige Geest en verheerlijkt de vleselijke wil en het menselijk verstand. U bent een Diábolonist en de zoon van een Diábolonist. U moet sterven voor uw duivelse principes.’
De gezonde leer bevestigd
Satan probeert het hart van het Evangelie te raken door vraagtekens te zetten bij de kernwaarheden: verkiezing, roeping en genade. Bunyan heeft de dwalingen kernachtig weerlegd. Dwalingen, die alle eeuwen door telkens weer de kop opsteken, tot op de dag van vandaag. Daarom is dit deel van Bunyans verhaal ‘De heilige oorlog’ zeer actueel.
Het is weer een prachtige vondst van Bunyan, als hij de drie twijfelaars bestempelt als buitenlanders, als vreemdelingen, die een taal spreken die niet Bijbels is. Met hun dwalingen zijn ze immers vreemdelingen van de genade, … vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld (Éf. 2:12).
Hieronder worden enkele zaken kort benoemd. Er zou veel meer over te schrijven zijn.
De waarheid van de verkiezing bevestigd
De Bijbel verzwijgt de uitverkiezing niet. Daarbij moet wel onderscheid gemaakt worden wie of wat met (uit)verkorene bedoeld wordt, zoals: priesters (Num. 16:5), het Joodse volk (Deut. 7:6 en Matth. 24:22), Jeruzalem (1 Kon. 8:44), David (1 Kron. 28:4), Salomo (1 Kron. 28:6), Christus (Jes. 42:1), degenen die de zaligheid zullen beërven (Matth. 20:16 en veel andere Bijbel teksten), apostelen (Joh. 6:70). Onder ons wordt met de uitverkorenen vrijwel altijd de Kerk van God bedoeld, maar dat hoeft dus niet altijd zo te zijn. Het is belangrijk om het tekstverband en de kanttekeningen goed te lezen.
Bunyan bedoelt hier de eeuwige, soevereine verkiezing tot de zaligheid. Hij laat zien dat dit een kernwaarheid is, die niet weggemoffeld mag worden. Wie de verkiezing ontkent, ontkent Gods alwetendheid, macht en wil en ontneemt Hem de vrijheid om te doen met het Zijne wat Hij wil. Dan wordt God afhankelijk gemaakt van de ‘machtige’ mens met zijn zogenaamde vrije wil om Gods aanbod van genade aan te nemen of af te slaan. Bunyan is duidelijk: niet de uitverkiezing, maar de verwérping van de uitverkiezing is een struikelblok voor het geloof.
De waarheid van de roeping bevestigd
Ook de leer van de roeping is een actueel onderwerp. De vraag die daarbij speelt, is of in de Bijbel alleen sprake is van een algemene roeping tot de zaligheid, of dat in de Bijbel ook gesproken wordt van een bijzondere roeping van de uitverkorenen. Bunyan is duidelijk: er is niet alleen een algemene (uitwendige) roeping die tot ieder mens komt en hem aanspoort om het kwade te laten en het goede te doen, maar er is ook een duidelijke en krachtige (inwendige) roeping waardoor de zondaar levend gemaakt wordt. Door die roeping ontstaat er een levend verlangen om gemeenschap te hebben met Gods Zoon, Hem te dienen, Zijn wil te doen en de zaligheid alleen in Zijn welbehagen te zoeken.
Het is uiterst belangrijk om dit onderscheid vast te houden, omdat anders het werk van de Heilige Geest in de zaligmakende roeping geen plaats heeft in de prediking en er een vermogen in de mens gelegd wordt om aan de algemene roeping tot de zaligheid gehoor te geven. Daarmee wordt de doodstaat van de mens ontkend en verzwegen, en de mens een rad voor ogen gedraaid. Een bewijs dat Bunyan en de kanttekenaren op dezelfde lijn zitten, is te vinden in de kanttekening bij Rom. 8:28: En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn. In de kanttekening bij het woord ‘geroepen’ is te lezen: ‘Namelijk tot het ware geloof, dat door de liefde krachtig is, niet alleen door een uitwendige, maar ook door een inwendige en krachtige roeping, waarop de gehoorzaamheid zekerlijk volgt’. Het is verhelderend om ook de teksten te onderzoeken waarnaar verwezen wordt: Joh. 6:44, 65 en 1 Kor. 1:24, 26.
De waarheid van de genade bevestigd
Bunyan heeft zijn leven beschreven in het boek ‘Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren’. De kern staat omschreven in Rom. 11:6: En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer. En indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer.
Niet uit de werken – die ontkennen de noodzaak van Christus’ werk. Niet uit de werken – die verachten het werk van de Heilige Geest. Niet uit de werken – die verheerlijken de menselijke wil en het menselijk verstand. Maar: uit genade – dat was voor de voormalige ketellapper een hoofdthema in zijn prediking. Uit genade – als die er niet was geweest, was het verloren geweest voor hem. Uit genade – alleen daardoor was er voor hem behoudenis. Uit genade – daardoor komt God aan Zijn eer. Uit genade, vrije genade, overvloeiende genade.
Alles wat daar niet in overeenstemt, komt voort uit duivelse principes. Bunyan is scherp, Bunyan is eerlijk, Bunyan heeft Gods eer op het oog. Dit is het hart van het Evangelie! Paulus’ woorden hebben nog niets aan actualiteit ingeboet: Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzalig heid is, die is opgeblazen en weet niets, … (1 Tim. 6:3-4a).
Paulus mag gelukkig ook het volgende aan Timotheüs schrijven, waarin hij uitverkiezing, roeping en genade samenbundelt: Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen (2 Tim. 1:9). Behoren wij tot die ‘ons’?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's