Christus in arbeid voor de geestelijke rust van Zijn volk
En Hij kwam ten derden male en zeide tot hen: Slaapt nu voort en rust. Het is genoeg; de ure is gekomen; zie, de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Markus 14:41
Geliefde lezer(s),
Het was in een ure van groot gevaar, dat de lijdende Borg tot Zijn slapende discipelen kwam en dat wonderlijke woord uitsprak: Slaapt nu voort en rust. Er lag toch een heenwijzing in naar die rust, die er overblijft voor het volk van God. Van nature kent de mens deze rust niet, hoewel hij verkeert in het grootste gevaar om ieder ogenblik opgeroepen te worden voor de rechtvaardige Rechter van hemel en aarde.
In het ontzaglijk lijden van Christus is de spiegel te aanschouwen van de ernst van het zondekwaad. Het is zoals het Avondmaalsformulier zegt, dat ‘de toorn Gods tegen de zonden zó groot is, dat Hij die (eer Hij ze ongestraft liet blijven) aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft’. Het zal er toch zo op aankomen voor een ieder van ons om in Hem gevonden en geborgen te zijn voor tijd en eeuwigheid beide.
Hij kroop hier als een Worm en geen Man. Hij was hier in zulk een ontzaglijk zielenlijden, om door die weg van dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid voldoening te geven aan het Goddelijke recht. Er moest immers verzoening plaatsvinden en dat heeft de Vader gevonden in het offer van Zijn geliefde Zoon. Op grond van dat voldoenend werk is Christus in de morgen der opstanding opgewekt, als een bewijs dat Hij volkomen voldaan had. Hij kon van de dood niet gehouden worden, omdat Hij de smarten des doods ontbonden had.
Zijn dood is het leven van de Kerk. Maar dan kost dat ook alles, om daarin het leven te vinden. Dan zullen we ook één plant met Hem gemaakt moeten worden in de gelijkmaking van Zijn dood. En dat maakt nu juist het nauwelijks zalig worden uit van de mens, of zoals men vroeger wel zei: Op het scherpst van de snede.
Nooit krijgt men rust, buiten die enige rustgrond. Het is Jezus Christus en Die gekruist. Het is bloed en gerechtigheid. O, wat zijn ze toch gelukkig die daarop vastgemaakt worden en daartoe van alle valse gronden afgestoten zijn. De mens is toch zo’n rustzoeker, en hoe pijnlijk moet hij het iedere keer weer inleven dat we met alles wat van ons is, telkens maar in de dood terecht komen.
Gelukkig die zo een gegronde hoop mogen hebben voor die grote eeuwigheid. Om Christus ook te leren kennen in de kracht Zijner opstanding. Dat is de meerdere kennis, om door Christus kennis te krijgen met een verzoend God en Vader, maar ook met de Heilige Geest, Die het eerste in Zijn werking is, maar als laatste gekend wordt.
Christus doet Zijn Kerk hier op aarde, door de bediening des Geestes, ook wel de geestelijke rust ervaren, ja, in en door Hem in de Vaderlijke liefde en trouw te mogen delen. Het is hier toch het land der ruste niet. Daar komt Gods kind bij de voortduur wel achter. En dan ons rust zoekend vlees, dat de strijd schuwt; de oude mens der zonde, dat boze hart wat maar slijk en modder blijft opwerpen. Het blijkt maar al te zeer dat we de Heere in al die wangestalten echt niet meekrijgen.
Zie, dat is toch het verschil met mensen die een beschouwende godsdienst hebben. Men bespreekt zaken, zonder kennis van zaken te hebben. Ze kennen de nood niet van Gods kinderen.
Wat moesten de discipelen doen: De voetstappen drukken van hun Meester. De weg van de Borg is de weg van de Kerk. Maar daar ligt toch zo’n vertroosting in, ook in het leven van de heiligmaking. Als er voetstappen in het zand staan, dan kunnen we weten dat er al één ons is voorgegaan. Deze voetstappen te drukken; het is dezelfde weg te lopen als onze voorganger. Hij is de medelijdende Hogepriester, Die ons in alle dingen te hulp kan en zal komen. Hij kan hen toeroepen: Mijn kind toch, voor deze ging Ik ook deze weg.
Tegenover die diepe wegen staan de hemelse vertroostingen die Christus Zijn Kerk geeft. Het is juist door al die wegen heen, dat ze hoe langer hoe meer inleidingen krijgen Wie Christus wil zijn voor al de Zijnen. Die verbinding wordt steeds hechter, maar ook dat bij vernieuwing de gangen van Zijn diepe vernedering ons zo dierbaar worden. Zondigen tegen de liefde, het is nog smartelijker dan de overtredingen te zien in het licht van de Goddelijke wet. Maar tegen de liefde is ook niet te strijden, als Hij weer over wil komen over de bergen van zonde en schuld, ongeloof en vijandschap, en ze bij vernieuwing wil bezoeken met Zijn heil.
Hij houdt staande in de strijd. En dat alles op grond van Zijn volbracht werk. Hij, Die daar in de hof van Gethsémané geen ogenblik gewankeld heeft, maar Zich onvoorwaardelijk overgaf aan de wil van Zijn hemelse Vader. Daarom zal ook Zijn Kerk innerlijk verenigd worden met de weg die de Heere met hen houdt. Niets is er toch zo smartelijk als wanneer we van binnen zo gewaar worden, dan we er maar niet onder kunnen komen. Heere, is dit de weg?
Het wordt toch zo anders als Christus in het oog mag komen. Werkelijk, dan gaat de hand op de mond. Dan wordt men leem in de handen des Heeren. Dat is al zo’n verademing. Als onze wil verslonden ligt in Gods wil. Het is: Al wat God doet, dat is goed. Dat geeft zo’n rust van binnen. Om alles in Zijn hand over te geven.
Eens komt er een einde aan de reis. Op Gods tijd zal Gods kind de reisstaf mogen neerleggen. De ziel zal dan eeuwig boven zijn, om het Lam Gods eeuwig toe te brengen de lof, de eer en de aanbidding. Dat zij ons aller deel!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's