Zegenwensen voor biddag
“Hoe goed zijn uw tenten, Jakob! Uw woningen, Israël!”Numeri 24:5-9
HHij woonde ergens in Mesopotamië. Net als eens Abraham. Bileam heette hij. Een bijzonder man. Vanwege zijn woord: dat had macht. Wenste hij iemand het goede toe, dan ging het hem goed. Verwenste hij iemand, dan trof ongeluk hem. Voor dat alles liet hij zich natuurlijk grif betalen. Wij kennen dat minder: de macht van het woord, ten goede of ten kwade.
Op een dag melden zich gezanten van koning Balak uit Moab bij Bileam. Of hij wil meegaan om vervloekingen over Israël uit te spreken. Want Balak voelt zich tegen dit volk niet opgewassen. Wellicht lukt het Bileam de kracht ervan te breken.
Zodra hij in Moab is, neemt Balak hem mee naar een heuveltop, waar ze Israël kunnen zien. Het beslissende moment breekt aan. Wat gaat Bileam zeggen? Hoor: “Wie kan het nageslacht van Jakob tellen? Moge mijn einde zijn als dat van hen.” – “Eerwaarde Bileam, dat is geen vloek, maar een zegen.” – “Majesteit, ik moet spreken wat de Here mij in de mond legt.”
Balak en Bileam doen een tweede en zelfs een derde poging. Tevergeefs. Witheet wordt Balak. “Ik heb u geroepen mijn vijanden te vervloeken, en zie, driemaal achtereen zegent u ze. Verdwijn. Uw beloning kunt u vergeten.”
Bileams zegenwensen lijken al vervuld. Hoe ordelijk liggen Jakobs tenten in de vlakten van Moab, hoe geschikt zijn Israëls onderkomens. Ja, iedere tent kan vertellen dat God goed is, dat Hij zorgt, dat Hij ondanks Israëls gemopper geduld met hen heeft. Wat ligt al veertig jaar lang elke morgen rond hun tent? Manna. Wat hangt boven hun tenten overdag? De wolkkolom. En ’s nachts? De vuurkolom. Tekenen van Gods bescherming en bewaring.
Op biddag wordt Bileams zegenwens over ons uitgesproken: “Hoe goed zijn je tenten, Werkendam enz.; hoe goed jouw woningen, dorp aan de Merwede!” Alleen al letterlijk is dat zo. Menige woning voldoet aan de eisen van de tijd. En: we worden dagelijks begenadigd, met manna, hemels brood, verzadigd. Begrijpelijk dat talloze vluchtelingen in Europa asiel zoeken.
Zo’n zegenwens spreekt niet vanzelf. Want de Here is aan ons niets verplicht. Hoe ziet namelijk het rapport van ons (levens)huis eruit, als de hemelse Makelaar het taxeert? Bovendien, zijn we ons bewust van ons rentmeesterschap? Leggen we ons voldoende toe op matigheid en soberheid? Zal een gevreesd virus onze tenten niet treffen? Vragen te over.
Tegelijk geldt dat Bileams zegenwens een belofte is. Dat wil zeggen: God zelf staat ervoor in dat het goed zal zijn rondom onze tenten en woningen. Zo’n belofte vraagt van ons gevouwen handen. Dat garandeert geen succes, wel zegen. Niet voor niets zei God tegen Adam: “Je zult in het zweet je brood eten.”
Verderop in Numeri blijkt hoe link het is Gods beloften te laten slingeren. Bileam geeft Balak een listige raad: “Zet een groot feest op touw en nodig Israël uit.” Er volgt een festijn vol uitspattingen. Gods toorn is ongekend: veel Israëlieten vinden de dood. Zo snel kan het dus verkeren in onze tenten.
Het laatste woord is aan Gods goedheid, waarover Bileam – zijns ondanks – in sprekende beelden uitweidt. Beelden van een prachtig en welvarend landschap, van fraaie huizen, van bronnen die altijd water geven. Ze duiden op de overvloed, die de Here ons wil schenken.
Gods goedheid blijkt ook uit wat Bileam profeteert over de zege die Israël zal behalen. Vijanden zullen verslonden en met pijlen doorboord worden. Naar deze overwinning zien wij uit, waar duistere en duivelse machten op ons afkomen. Bidstond houdt dus ook de bede in: “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.”
Gods goedheid behelst voorts vrede en veiligheid: “Israël legt zich neer als een leeuw. Wie zal zijn rust verstoren?” Daar wil de Here om gebeden zijn, opdat we een stil en rustig leven kunnen leiden. Immers, hoe kwetsbaar zijn vrede en vrijheid.
Bijna zou je zeggen: deze beloften zijn te mooi voor hier en nu. Dat klopt. Bileams zegenwensen zetten ons op het spoor van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Wil bidstond ons niet uiteindelijk daarbij bepalen? We zijn immers christenen voor de eeuwigheid (Augustinus).
De mooiste tent in Israëls tentenkamp is de tabernakel. Daar getuigt alles van Christus: van zijn kruis, van zijn bloed, gestort tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Bij die tent, bij dat kruis komen we ook op biddag uit. Dat kan niet anders. Want daaraan heeft Hij het voor ons verdiend dat we elke dag ons brood ontvangen en dat het goed is in onze woningen.
Eenmaal geeft Christus ons het beste onderdak dat er is: in het Vaderhuis met zijn vele woningen. Daar geldt volop wat een psalm zingt: “In de tenten van de rechtvaardigen klinkt gejuich.” Tot die tijd zijn wij bezig, en bidden wij, en geloven wij, in deze wetenschap: “Hoe goed zijn uw tenten, o Jakob; hoe mooi uw woningen, Israël!”
H.J. Lam, Werkendam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 2020
Ecclesia | 8 Pagina's