INGEZONDEN
„Spreekt geen kwaad van elkander broeders".
In een toelichting op het verslag van de ouderavond der Groen van Prinsterersohool') en in antwoord op diverse klachten, spreekt Ds. Visser nog eens over de openhare school en Sodom*^). Hij onderstreept daarbij zijn vergelijking
Hij onderstreept daarbij zijn vergelijking van deze beide ,,in zeker opzicht" en vertelt in welk opzichJt dit uitsluitend bedoeld is.
Oip enkele punten wil ik even de aandacht vestigen:
Ie. In de openbare school is wel degelijk plaats voor God en zijin dienst. De artikelen 26 en 42 der 'Lager Onderwijswet res^elen uitdrukkelijk het godsdienstonderwijs door godsdienstleraren op de openbare school.
2e. Dat het godsdiensltonderwijs aldaai' een bijzaak is en er wezenlijk niet thuis hoort, is niet waar. Dat het er een zaak is voor de binnenkamer, moge ten dele waar zijn, daar kinderen en leerkrachten van velerlei geloofsopvatting hier bijeen zijn. Overigens is het wonderlijk, dait dit als verwijt wordt aangevoerd, daar Jezus met nadruk zegt: ,,Gä in Uw binnenkamer, sluit de deur en bid dan tot Uw Vader."
3e. In het referaat van Ds. Visser werd letterlijk gezegd: ,,In Sodom is er geen plaats voor den Bijbel; aldaar wordt niet uit den Bijbel verteld. Alzoo is het ook op de openbare school". Het eerste deel van deze bewering is moeilijk te begrijpen, daar de geboden voor het eerst werden opgetekend ten tijde van Mozes, dus eeuwen na de verwoesting van Sodom. Allicht is er dus geen sprake van de Bijbel in Sodom. Het tweede deel van de bewering weerlegde ik in de vorige punten.
4e. De keuze van Sodom ter vergelijking met de openbare school is dus op onjuiste gronden geschied en omdat ,,Sodom" toch iets anders inhoudt, dan dat er niet uit de Bijbel wordit verteld, had de spreker, als hij dit andere niet bedoelde (wat wij dankbaar aannemen), toch een hetere gelijkenis moeten kiezen. Dit beeld was voor de toehoorders dan stellig misleidend en voor he/t besproken onderwijs zeer kwetsend. Hier paste voor den spreker, niet voor den besprokene, een herinnering aan het negende gebod. 5e. Dat van vergelijkingen slechts het
5e. Dat van vergelijkingen slechts het derde deel opgaat, moge door den spreker mdit geval bedoeld zijn. In het algemeen geldt dit zeker niet. Niet gaarno zou ik zo de gelijkenissen van Jezus beschouwen. Maar zelfs in het geval, dat Ds. Visser aangaande de openbare school slechts de gedachte aan een derde deel der eigenschappen van Sodom Wj zijn toehoorders opwekte, was er reden genoeg oml daarover terecht verontwaardigd te zijn.
6e. Juist in deze tijd moge het een treven zijn van allen, die van goeden wille zijn, om met elkaar samlen te werken en elkaar de hand toe te steken, iet om elkaar te verketteren of te beaslteren. Daarbij mag ik herinneren an de vermaning uit Jao. 4 : 11, die k boven dit ingezonden stuk plaatste. De directeur der Rijks H.BJSI Dr. J. N. van den Ende
f)! Bilandennieuws van 24 Juni 1944. "*) Eilandennieuws van 8 Juli 1944.
„De Openbare School en het Godsdienstonderwijs".
iNlaar aanleiding van het ingezondene an Dr. v. d. E'nde, nog een enkele opmerking.
Ie. Het water van de zee wascht niet f dat het godsdienstonderwijs op de penbare school zeer stiefmoederlijk beeeld is. Zoo er aan den Christus der Schriften nog' een plaats gegeven wordt welke plaats is het dan? Wanneer imijn moeder, die mij gebaard heeft, mij vraagt om een plaatsje in mijn woning, en ik geef haar dan het kleinste en het bovenste opperl^amertje van mijn groote woning, dan mag een ander, en zeer terecht, dat noemen — onmensclielljk. Welnu, wanneer de Christus der Schrif
Welnu, wanneer de Christus der Schriften, Die mij alles gaf (Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen, 1 Cor. 4 : 7), ook bij het onderwijzen der jeu,gd de eerste plaats voor Zijn Persoon en Zijn Woord opelscht, en ik geef Hem dan in dat onderwijs de laatste en de laagste plaats, dan mag dat, en zeer terecht, genoemd — onChristelljk.
2e. De tekst ,,Ga in uw binnenkamer, sluit de deur en bid dan tot uwen Vader" is slechts een igefleelte van Matth. 6 : 6. Het is de duivel die in Luc. 4 : 10 en 11 den Heere Jezus verzocht met een gedeelte van den 91sten psalm; de woorden waar het op aan kwam liet de duivel er uit n.1. „in al uwe wegen", d.w.z. in al de wegen die geoorloofd zijn om te bewandelen. Alzoo ook hier. Neen niet dat wij in Dr. v. d. Ende een duivel zien, foei, verre van daar! maar toch laat ook hij het voornaamste» gedeelte van dien tekst achterwege n.1. ,,wanneer gij bidt". De Heere Jezus waarschuwt tegen het bidden op de hoeken der straten om van de menschen gezien te worden. Dezulken hebben hun loon weg. )Wij moeten niet met onze g'odsdienst wat wülen worden, dat is goddeloos.
36. Ik lees in Matth. 5 : 14—15 van de roeping der discipelen. Daar staat: ,,Gij zijt het licht der wereld; eene stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen blijven. Noch steekt men een kaars aan en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen die in het huis Äjn". Zoo is het ook de roeping van iedere leerkracht, aan welke school ook, het licht van Gods Woord, ja van den Christus der Schriften in rijke bundels te doen uitstral'>n (dus niet de deur op een kiertje zetten), opdat alle kinderen, in al het onderwijs, er door beschenen worden. Het zout moet door de aardappelen, gekookt worden, dan eerst zijn ze lekker; het moet er niet later bijgevoegd. Alzoo moet het zout van Gods Woord het gansche onderwijs doorzouten.
4e. Was er in Sodom geen bijbel? Neen, natuurlyk niet zooals wij dien nu heb •'ben, maar wel had men het onbeschreven Woord van God, door overlevering van de vaderen aan de kinderen. Aan dat Woord werd echter niet die plaats toegekend, die het behoorde te hebben.
5e. Het ,,tertium comiparationes" is een stelUng die door alle theologen wordt aanvaard. Niet één gelijkenis gaat ten volle op. Een ieder overdenke c'it. Wij kunn«i dit hier niet verder uiteenzetten.
Ce. Hoe leest men Jac. 4 : 11? Wie bedoelt Jacobus met „broeders"? Broeders zijn zij die met hem mogen deelen in de geloofsgemeenschap met den Christus der Schriften. Deze tekst past niet in dit verband.
Tenslotte, wij wenschen niemand te veiketteren of te belasteren, imaar hebben gesproken en geschreven, gedachtig aan het woord uit Ezech. 3 : 17 „Menschenkind! Ik heb u tot eenen wachter gesteld over het huis Israels; zoo zult gij het woord uit Mijnen mond hooren, en hen van Mijnentwege waarschuwen".
M. de Red. U wederom hartelijk dankend voor de afgestane plaatsruimte, U aller dw. Ds. H. Visser Mzn. Chr. Geref. Pred. Middelharnis Discussie gesloten. Red.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juli 1944
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's