Geluk!
(31)
Het is warm op de markt, het is warmer in de cafe's. Marktcafé's zijn belangrijke dingen, zoals heel de markt en alle marktgebeuren belangrijk is. Het wordt hoog tijd, dat dichters de markt bezingen. Een reële koe, een verhandelbaar paard, de wol van het schaap en het eigengereide leven van pluimveescharrelaars en vellensjacheraars Is altijd van meer belang dan verdrongen complexen van mensen, die nooit met hun leven klaar komen of er te vroeg mee klaar zijn. Maar dat alles daargelaten: De markt moet bezongen!
De vier mannen zitten natuurlijk aan één tafeltje in een paardencafé en drinken een borrel. -De rechercheur neemt een kop koffie aan een tafeltje er naast. En hij stopt een verse pijp. Zo, de heren hebben dus toch samen wat te bespreken. Samen, hm. Samen drukken ze geen portefeuille achterover. Dat doet één alleen. Hoogstens twee. En daar is Bernardus. Hij neemt een stoel mee en "gaat bij de vier mannen, die ruimte voor hem maken, zitten. Ja, Bernardus drinkt een borrel mee. Eén, meer wil hij niet hebben. Vorige week heeft hij te veel gedronken en dat doet hij niet meer. Afgelopen. Bovendien is hij zijn portefeuille kwijt. En aan de paardenhandel doet hij nooit meer! — Daar, zegt hij en de vuist op tafel.
— Daar, zegt hij en de vuist op tafel. Voor het aangename is hij enigszins te agressief. Daarom komt er een hand op zijn schouder te liggen, een hand, die anders alleen over paardenschoften glijdt en paardenbekken openbreekt om de tanden te tellen. Een ander vraagt, hoe oud hij al wel is voor zo'n grote mond.
En dan praten ze over de gang van de markt. Dit duurt Bernardus veel. te lang, hij verveelt zich, hij wil daar weg .... bij die lui vandaan. Helpen kunnen ze hem immers toch niet. Niemand kan hem helpen. (God kan helpen, heeft zijn vrouw gezegd.) Waarom moet er dan over gepraat worden? Hij moest wel komen, want om hun eer en goede naam te beschermen moet Bernardus zeggen, hier bij hun aan 't tafeltje en aan ieder op de markt, die het maar horen wil, dat zij aan de vermissing onschuldig zijn. Zo hoort het. Als hij hen links liet liggen, zou dat achterdocht wekken en achterdocht brengt vijandschap en vijandschap kan op de markt niet bestaan, omdat je elkaar nodig hebt en teveel op elkaar aangewezen bent. Zo is het. En dan vraagt hij, of zij soms hebben gezien, waar hij zijn portefeuille in de jaszak gestoken heeft of ze soms hebben gezien, dat hij het ding ergens op tafel heeft laten liggen. Luidruchtig gaan ze dan na waar ze hebben gezeten en wie er daar en daar heeft betaald. En ze worden het eens; Zo en zo is het gegaan.
— Maar wat nu? zegt de oudste en hij schuift zijn ronde zwarte hoed iets achterover. Ze nemen nog een borrel en Bernardus krijgt een sigaar. De anderen kijken vragend naar de spreker. Die moet zich nader verklaren. Goed, hij zal dat doen. Ze moeten maar eens luisteren. Een koeienkoopman mag nooit kunnen zeggen, dat hij schade opgelopen heeft bij paardenkopers.... dat zou hun eer te na komen. Goed,' in orde, daar zijn ze het over
Goed,' in orde, daar zijn ze het over eens, maar ze zijn samen uit geweest en hebben een schade opgelopen van.... van hoeveel?
— Ik ben zesduizend kwijt
— Goed, we zijn met z'n vijven, dat is de man twaalfhonderd ....
Bernardus protesteert. Hij roept bij hoog en bij laag dat hij het geld nooit uit hun vingers aannemen zal.
Dan tellen we op 't tatel neer
Vier mannen gooien ieder twaalfhonderd gulden op tafel op 'n hoopje, in het midden. — Aanneme!
— Aanneme! Ze nemen er een borrel op. En Ber
Ze nemen er een borrel op. En Bernardus moet die borrels betalen, omdat hij zo'n grote mond opzet. Ze hebben er nu genoeg van. Wat zijn dat voor scherpschutters, die koeienkooplui. Volk van niks. Kunnen niet eens tegen een borrel. Zijn bang voor de vrouw. Zijden hemdjes. Gloeiend, praat hen niet van koeien.... En dan maken ze uitbundig plezier
En dan maken ze uitbundig plezier over de kopers van koeien. Zij poten ze laag neer, er blijft geen goeds van over. Bernardus moet gaan. Neen, dat geld neemt hij niet.
Vier vuisten vallen op tafel.
— Neem jij dat niet?
Geheel wit betrekt Bernardus. Er schiet iets voor zijn keel. 't Zit hem in 't lijf niet lekker, het „koude zweet" breekt hem uit, er staan tranen in zijn ogen. Maar het geld neemt hij. En dan schudt hij de handen van de vier. Kapot er van is hij Haastig wil hij weggaan. Maar, vier stemmen: „Jij moet eerst de consumptie betalen!" Verbouwereerd blijft hij staan. En van
Verbouwereerd blijft hij staan. En van dat gezicht moeten die lui lachen, voor meer dan zes duizend gulden. Bernardus betaalt de borreltj es .... en dan ziet hij de rechercheur zitten, rechercheur De Witt. Die rookt nog rustig zijn pijp. En roept om een derde kop koffie. De rechercheur glimlacht even. Zijn Commissaris, daar denkt hij aan. Wat zou die gedaan hebben, als hij dit meegemaakt en met zijn eigen ogen gezien had? Die zou nooit geloofd hebben, dat deze heren heus dit geld uit eigen zak betaalden .... die zou ze in arrest hebben gesteld, minstens dom ondervraagd. Maar hij. De Witt, hij kent de markt en zijn mensen. Barmhartigheid onder een borrel. Ruwe paardenbonken met een hart van goud. Vloeken en schelden en zwetsen om een tientje .... en duizend gulden weggeven uit collegaliteit, uit kameraadschap, cm de naam van het gilde hoog te houden, om zich tegenover de koeienkooplui groot te houden. De Witt rekent af. De markt heeft gesproken. En toch heeft hij niet genoeg van de markt. Juist om deze daad van kameraadschap zal hij speuren driemaal meer naar de dader, die in deze omgeving stal. Een schande is het, een schande voor de markt.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Het is een moeilijk ding, een mooie vrouw te zijn. Mannen zeggen, dat je een mooie vrouw nooit alléén hebt. Daar is iets van aan, maar mannen moesten de moeite van mooie vrouwen erkennen inplaats van zich met ogen en gedachten aan hen te bezondigen
Zo wordt de één met geld, de ander met schuld, een derde met armoe, t- vierde anders geslagen, en de vt«- van Tammo de Vries is door schooim getroffen, Truus is een mooie vroi En dat is lastig in een marktcafe • kooplui willen door haar geholpen a En als zij die mannen bedient, dan u ze meer incasseren dan de koopP' van koffie met een fooi alleen. Want' kooplui weten een koe te schatten,f- stier te beoordelen, een paard te ts* ren maar aan Truus moeten • ook op de een of andere manier '• bewondering kwijt. De een doet' ruw, de andere door een zacht gez^S' een derde eet haar bij wijze van sP' ken met de ogen op en er zim ei • haar behandelen als hun eerlijk verl' gen bezit: thuis zorgt moeder de «J- en op de markt zorgt Truus. Van"' laatste is ze eigendom en zij zu" om haar en bezorgd.
Er is met Truus wat aan da han" is niet zoals anders, er schort leB^ is minder zeker en vergist zich soi»
Oosting, de secretaris van de vere^ ging van Veehandelaren, een ruwe», rel, die meer natuur- dan cultuuin»^ is, een flinke vijftiger al, zit rn^'' stel anderen over de afloop van markt te praten en kan zijn 0"= van de vrouw afhouden. Er is ie» haar aan de hand. En dat kan die r« bonk niet zetten. Wie één vingef" haar uitsteekt., slaat hij een a"" (Wordt uert"'
(Wordt uert"'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 maart 1958
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's