Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

De klokken iVan Gua7'dia

7 minuten leestijd

20­

Pietro's ogen schieten vuur als hij ziet, hoe de inquisiteurs het arme meisje hebben toegetakeld. Er lopen rode en blauwe striemen over haar gezicht, dat met pek besmeurd is. De vrouw van zijn vriend maakt zo spoedig mogelijk een pan met warm water gereed. Weldra wordt het pek en het stro van het lichaam van Christina verwijderd en trekt de behulpzame vrouw het meisje schone kleren aan. Een kwartier later zijn alle sporen uitgewist.

Eindelijk slaat Christina de ogen op. Verwonderd kijkt zij Pietro aan. Ze begrijpt het niet. Hoe komt ze hier? En wie heeft haar hier gebracht?

Voorzichtig laat de vreemde vrouw haar een paar slokjes wijn drinken. Daar knapt ze wat van op. „Probeer wat te slapen", zegt de vrouw, „het zal je

„Probeer wat te slapen", zegt de vrouw, „het zal je goed doen".

„Ik kan niet slapen".

„Probeer dan wat te eten, Christina", dringt Pietro aan, terwijl hij haar een vrucht geeft. Christina eet, maar het smaakt haar niet zo. Toch voelt zij zich gesterkt. Alleen doet haar lichaam overal pijn.

De vrouw laat Christina en Pietro alleen. Een poos is het stil. Beide jonge mensen zijn vervuld met hun eigen gedachten. Dan begint Christina te praten. Haar stem klinkt zwak, maar Pietro kan haar heel goed verstaan.

„Pietro", zegt ze, terwijl ze haar hand op zijn arm legt, „ik had niet gedacht, nog in het land van de levenden zijn. In de gevangenis hebben ze mij op de pijnbanken gelegd, maar de Heere heeft mij genade gegeven, om staande te blijven en Hem niet te verloochenen. Toen ik hoorde, dat ik tot de brandstapel was veroordeeld, werd ik gewillig gemaakt om te sterven voor de Naam van Hem, Die mij zoveel gunst heeft bewezen. Volkomen verenigd met Zijn wil mocht ik de brandstapel op. Pietro, wat was dat zalig. Je kunt dat misschien niet begrijpen, maar dan is de dood geen dood meer, maar een doorgang tot het eeuwige leven, welnu Zijn wil is heilig. Wat er met Paolo gebeurd is, weet ik niet. In de gevangenis hebben ze ons van elkaar gescheiden. Mijn hart breekt, als ik er aan denk, dat mijn lieve broer nu nog in de gevangenis zit. We zullen het de Heere overgeven. Het zal een wonder zijn, als ik hem nog levend zal zien". Christina zwijgt. Tranen druppen op haar handen.

Tranen druppen op haar handen.

Met grote ontroering en verwondering heeft Pietro geluisterd. Zijn hart is er week van geworden, en de stoere Calabriër moet moeite doen om zijn tranen te verbergen. Hij hoort ook dat Christina niet weet, wat er met haar broer Paolo is gebeurd. Hij zoekt naar de juiste woorden, maar hij kan er in dit ogenblik geen vinden.

„Christina...", begint hij aarzelend, „ik weet... eh... ik weet waar Paolo is".

Christina gaat met een ruk overeind zitten. Zij vergeet haar pijnlijke ledematen.

„Pietro!" Het klinkt als een zucht. Pietro slikt een paar keer. Dan vermant hij zich.

Pietro slikt een paar keer. Dan vermant hij zich. „Christina, ik zal het je vertellen. Wees sterk. Toen jullie gevangen genomen waren en in de grote gevangenis waren opgesloten, ben ik met mijn hond naar Montalto gekomen, om te proberen jullie op de een of andere manier te bevrijden. De bewaking is er zo streng, dat je geen voet kan verzetten. Op een dag, ik herinner het me als de dag van gisteren, het was 24 juni, ging ik na de processie naar de gevangenis. In een zijstraat bij een ronde toren zag ik een jongen liggen. Die jongen was..."

„Paolo", vult Christina met bevende stem aan. Pietro knikt. Hij durft haast niet verder te gaan. „Het was Paolo", zegt hij. „Hij leefde nog en vertelde me, dat men hem van de toren had gegooid, omdat hij de crucifix niet had willen kussen. Ik heb hem wat laten drinken, omdat hij zo'n dorst had. Steeds had hij het over jou, Christina, en toen heb ik hem flechtig beloofd, jou te zullen redden. Hoe dat moest wist ik zelf nog niet. Zijn laatste woorden waren: „Almachtige God, neem mij om Christus' wil op in Uw Koninkrijk, vergeef onze vijanden en redt Christina". Even later stierf hij in mijn armen".

Het is een hele poos stil.

Tranen van verdriet rollen het meisje langs de wangen. „Nu heb ik geen familie meer! Vader dood, moe

„Nu heb ik geen familie meer! Vader dood, moeder dood en Paolo dood!"

„Je hebt mij nog Christina".

Pietro slaat zijn arm om haar schouders. En aan zijn borst snikt ze het uit met heftige schokken. Hij laat haar stil begaan. Het zal haar goed doen.

Als het grootste verdriet wat geweken is en Christina zich beheersen kan, zegt Pietro, „het is erg, maar we moeten verder denken. We kunnen absoluut niet in Montalto blijven, want dat is veel te gevaarlijk. Zelfs Nerone moet verdwijnen en dat gaat me meer aan het hart dan je zou kunnen vermoeden. De hond heeft ons grote diensten bewezen en toch moet hij zo spoedig mogelijk weg. We kunnen hem onmogelijk bij deze mensen laten, trouwens ze willen hem toch niet hebben. Ze zouden meteen in de gevangenis terecht komen'". ,,Kunnen we hem niet meenemen?"

Pietro schudt het hoofd. ,,Nee, dat gaat niet", antwoordt hij vastbesloten, „we kunnen Nerone niet meenemen, omdat men de hond in Montalto kent. En niet alleen hier, maar in heel de omtrek. Je kunt er van op aan, dat iedereen weet wat er in Montalto is gebeurd. Daarom moeten we de grootst mogelijke voorzichtigheid betrachten". „Wat moet er dan met Nerone gebeuren?"

„Wat moet er dan met Nerone gebeuren?"

„Morgenochtend is hij weg". Christina vraagt niet verder meer. Zij begrijpt, wat

Christina vraagt niet verder meer. Zij begrijpt, wat Pietro van plan is. Op hetzelfde ogenblik herinnert zij zich hoe de hond op de beulsknecht afsprong, toen zij op de brandstapel vastgebonden stond. Ze huivert er van als ze er nu nog aan denkt. „Wat moeten we doen, Pietro?"

„Ik heb een plan, maar of het lukken zal, weet ik natuurlijk niet. We moeten proberen bij de Waldenzen in de dalen van Piëmont te komen. Daar zijn we veilig, tenminste, dat veronderstel ik. Het zal een lange gevaarlijke tocht worden, maar als het lukt om uit Italië te komen, dan is het leed geleden. We blijven hier tot je opgeknapt bent. We kunnen via de zolder van dit huis op de stadsmuur komen. Met een touwladder kunnen we aan de andere kant naar beneden. Onderschat de gevaren en ontberingen niet, Christina, want we zijn er nog niet".

,,Als de Heere ons bewaart en beschermt is het goed, Pietro".

Deze knikt.

Als Pietro verder praat vallen de ogen van het meisje langzaam dicht. Nog even en zij slaapt in. Zachtjes verlaat Pietro de kamer.

Die nacht gaat hij met Nerone weg en een uur later komt hij alleen terug. Als Christina de volgende morgen wakker wordt,

Als Christina de volgende morgen wakker wordt, is Nerone weg. Pietro wil niet vertellen, wat er met de hond is gebeurd. Ook later wil hij er niets meer over loslaten.

,,Het moest, Christina", zegt hij enkel. Enkele dagen later is Christina zover hersteld, dat ze de vlucht kunnen wagen. In Montalto is de rust weergekeerd, want nieuwe dingen vragen de aandacht, (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 mei 1994

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 mei 1994

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's