De Wijnboer Van St. Victor
12 Die worden dan in de regel verkocht, maar dat huis en die wijngaard van Cavier passen mij zo best en daarom heb ik aan Morin gevraagd of ik die krijgen kan. Ik wil er graag een mooie duit voor betalen of anders zal ik 't zaakje wel aanverdienen. Zie je, dat is nu m'n plan, en daarom moet ik zeker zijn van m'n zaak".
„Dat begrijp ik best, er hangt voor jou te veel van af. Maar kom. Lex, ik moet weer verder. Ik zoek naar een baas, maar dat valt ook niet mee. Hier in Parijs is ten minste geen droog brood voor me te verdienen en daarom al ik maar weer naar Picardië gaan, denk ik. Misschien is daar op het land wat te verdienen".
„Wel ja, je moet 't maar eens proberen, Antoine", zei Lex met een medelijdend lachje.
„Zo'n arme stumper ook", dacht hij. „Dan weet ik beter aan duiten te komen".
„Zeg Antoine, als ik eens wat voor je weet, zal ik je waarschuwen, hoor; ten minste als je dan nog niet in Picardië zit". „Goed, graag!"
„Goed, graag!"
Zo scheidden de vrienden. Antoine huppelde bijna van blijdschap door de
Antoine huppelde bijna van blijdschap door de straten, omdat hij die lelijke Lex zo mooi had uitgehoord. Die arme Cavier toch, wat hing hem boven 't
Die arme Cavier toch, wat hing hem boven 't hoofd?
Maar Antoine was er ook nog en die zou er wel een schotje voor schieten.
HOOFDSTUK 9
„Nu ben je wijnboer aP'
Als je nu maar tekenen wilt, Cavier, dan is de zaak in orde".
Het was Antoine, die een paar dagen na zijn gesprek met Lex bij Jean Cavier in huis zat en de goede wijnboer een groot stuk papier voorlegde. Op dat papier stond niets meer of minder dan dat Jean Cavier verklaarde zijn huis en wijngaard aan Antoine te verkopen voor twee honderd franken, 't Was een belachelijk lage som en Jean moest hartelijk lachen, toen Antoine op tekenen aandrong. „Ik moet zeggen, dat je een vindingrijke kerel bent, Antoine", zei hij, „en als ik je niet zo door en door vertrouwde, deed ik het niet, dat wil ik je wel vertellen".
„Neen natuurlijk, dat begrijp ik best, het is ook een zaak van het grootste vertrouwen en ik doe het alleen om jou te helpen, Cavier, en om Lex een kool te stoven".
Ondertussen had Jean nu z'n ganzenpen genomen en met onbeholpen letters kwam z'n naam onder het stuk te staan. „Ziezo baas, nu ben je wijnboer af', zei Antoine
„Ziezo baas, nu ben je wijnboer af', zei Antoine lachend, terwijl hij het gewichtige document in z'n jaszak opbergde. „Maar laten we geen grappen maken, de zaak is veel te ernstig; we moeten nu afspreken wanneer jullie kunnen vertrekken".
„Dan zal ik toch eerst Madeleine eens roepen, want die moet daarover een woordje meespreken", zei Jean.
Weldra zat ook moeder Madeleine aan de tafel, om mee de plannen te bespreken, die nu gemaakt moesten worden.
Het gehele plan was van Antoine uitgegaan. Hij had alles, wat hij van Lex wist, aan de wijnboer meegedeeld en hem gezegd, dat hij er van verzekerd kon zijn, dat hij vandaag of morgen met z'n gehele gezin gevangen genomen zou worden. Werden hij en z'n vrouw wegens ketterij veroordeeld, dan waren de wijngaard en het huis weg. Of Lex het in dat geval van Morin zou krijgen betwijfelde Antoine, maar in elk geval was 't verbeurd verklaard werd, was 't toch ook weg.
Nu wilde Antoine niet alleen het leven van zijn vriend redden, doch, als 't kon, ook zijn bezittingen. Daarom had hij het plan bedacht, dat de beide mannen straks hadden uitgevoerd nl. dat huis en wijngaard het eigendom van Antoine werden. Antoine had daarvoor een stuk behoorlijk door een notaris laten opmaken. Nu moest er gesproken worden over de vlucht.
„Waar moeten we nu heen?" vroeg Jean.
„Zouden we niet naar Bazel kunnen gaan?" meende Madeleine. „Daar woont m'n zuster Catharina en daar zouden we veilig zijn". „Veilig zou je er beslist zijn", stemde Antoine toe,
„Veilig zou je er beslist zijn", stemde Antoine toe, „maar wat voor werk moeten je man Pierre en de andere kinderen daar doen?" Ja, dat wist de goede vrouw ook niet.
Ja, dat wist de goede vrouw ook niet.
„Dan konden we nog beter naar Angoulême trekken, naar m'n broer Armand", meende Jean. „Die heeft een grote wijngaard en daar zouden we volop werk hebben". Doch de slimme Antoine schudde het hoofd.
Doch de slimme Antoine schudde het hoofd. „Dan kunnen jullie even goed in St. Victor blijven, vrienden. De armen van Morin zijn lang genoeg, om je in Angoulême te kunnen grijpen, en het zou heus niet zo lang duren, voordat Lex had uitgevist waar jullie gebleven zijt. Je moet Frankrijk uit, dat is duidelijk. Ik had zo gedacht, als je eens naar Italië ging?" „Naar Italië?" vroegen man en vrouw tegelijk.
„Naar Italië?" vroegen man en vrouw tegelijk. „Maar m'n beste Antoine, dat is haast aan 't andere eind van de wereld", lachte Jean. „Hoe moeten we daar in vredesnaam komen?"
„Met één stap tegelijk natuurlijk, ten minste als je gaat wandelen, maar 't kan ook met een wagen en dan gaat het wat vlugger. Maar ik zal je eens zeggen hoe ik op de gedachte
Maar ik zal je eens zeggen hoe ik op de gedachte gekomen ben, dat jullie naar Italië moet. Ik dacht aan Ferrara. Je weet toch wel, Jean, dat ze daar veel aan wijnbouw doen? Welnu, allicht kun je daar bij een of andere wijnboer werk vinden. Dat is al mooi. En misschien vind je daar ook nog wel bescherming bij onze Franse Prinses, Renata, die van harte de Hervorming is toegedaan. Er zijn al meer geloofsgenoten naar Ferrara getrokken, wie weet vinden jullie er ook niet een goede schuilplaats".
„Maar de Hertog van Ferrara is toch Rooms?" meende Cavier.
„Rooms, ja zeker is hij Rooms, maar ik geloof, dat hij zich van de godsdienst heel weinig aantrekt. Maar zeker, voor het uitwendige is hij Rooms, daar heb je gelijk in. Ik heb ook niet gezegd, dat je bij de Hertog bescherming zoudt vinden". „Nee, nee, dat is zo, maar 't is een hele onderne
„Nee, nee, dat is zo, maar 't is een hele onderneming, hoor", zuchtte de wijnboer. „Zie je er niet over heen?" lachte Antoine.
„Zie je er niet over heen?" lachte Antoine. „We moeten het met Gods hulp proberen, Jean",
„We moeten het met Gods hulp proberen, Jean", zei Madeleine. „Hij zendt ons nu Antoine, om ons te redden van onze vijanden, maar nu moeten wij ook doen wat we kunnen. Denk eens aan Calvijn. Die heeft wel een jaar lang door Frankrijk gezworven en eindelijk is hij naar Bazel gevlucht. Geloof maar, dat hij ook liever in Frankrijk gebleven zou zijn".
„Ja dat is ook zo, ik zag alleen maar op tegen de grote reis en al het vreemde. Och, een mens is nu eenmaal aan zijn geboortegrond en zijn woonplaats gehecht, en dat is goed ook, maar als Gods weg anders is, welnu dan moeten we dat ook goed vinden".
Met het oog op Madeleine en de jongere kinderen werd besloten de reis met een huifkar te maken. Dat was niet zo vermoeiend en een kar bood toch altijd enige schuiling, wanneer men nergens terecht kon. Je had dan altijd een dak boven je hoofd, al was het dun. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1995
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's