Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

Jochem de schporsteenveser

7 minuten leestijd

Zij staat op de onderste trede van het laddertje, hetzelfde, dat Jochem vroeger beklom. De treden zijn alleen nog meer uitgesleten. "Dolf! Joseph!"

"Dolf! Joseph!"

Van de zolder komt een brommerig geluid.

"Komen juUie eens gauw naar beneden? De heb wat te vertellen!"

Dan loodst zij Jochem naar binnen. Nog tal van meubelen, hij ziet het met één oogopslag, zijn van vader en moeder, al is er ook wat nieuw. De rieten leimstoel, die zijn schoonzuster hem aanwijst om te bezetten, is van vader geweest.

Dan opeens verschijnt het goedige gezicht van Dolf in het deurgat. Dolf is alleen wat ouder geworden, meer niet.

"Mens je doet me schrikken. Wat is er aan de hand?" Hij zwijgt als hij de vreemde gestalte ziet zitten. "Hier is iemand, Dolf. Ken je die nog?"

Jochem is opgestaan, de hand uitgestrekt, 't Is weer hetzelfde: ook Dolf kent hem niet. Wat ben ik toch ontzaglijk verandert, denkt Jochem.

"De ben Jochem", zegt hij vlakweg.

Net komt dan Joseph binnen, die deze woorden hoort. "Je stemt komt me bekend voor, maar anders..." merkt Dolf op. "Zo ben jij Jochem. Je bent lang weg geweest. En florissant zie je er ook niet uit. Ik ben blij dat je nog leeft. We dachten..."

Hij lacht een brede lach en schudt hartelijk de hand van zijn teruggekeerde broer, welk voorbeeld door Joseph wordt gevolgd.

En dan zitten ze weldra druk te praten, liever gezegd: Jochem vertelt vlug een en ander, terwijl de anderen luisteren. En dan wordt aUes klaar en duidelijk als glas. "En nu moetje horen. Dolf, wat die dwaze Hermann aan Jochem heeft verteld".

Neen, daar snappen Dolf en Joseph ook niets van. Wou Hermann een grap uithalen? Dan was het wel een smerige grap. "Wat zal Lize opkijken", zegt Dolf opeens. "Die komt

"Wat zal Lize opkijken", zegt Dolf opeens. "Die komt hier altijd nog aanlopen; haar vader en moeder zijn dood, weetje. Zij is nu bij Christiansen, je weet het misschien nog wel. Met de wagen ben je er voorbij gereden". "Woont Hermann daar en niet in het dorp?"

"Woont Hermann daar en niet in het dorp?" "Hermann? De heb het over Lize!"

"Maar... Lize is toch met Hermann getrouwd?" vraagt Jochem verwonderd. Hij gaat lont ruiken, nu hij weet, dat Hermann hem maar wat op de mouw heeft gespeld. "Lize de vrouw van Hermann?" lacht Dolf luid. "Hoe kom je erbij. Of heeft Hermann jou dat soms óók al verteld?"

"Ja, dat heeft hij gezegd".

"Wat bezielt die vent!" barst zijn schoonzuster uit. Hermann is nu ook Jochem weer een raadsel. Het vermoeden van daar even heeft geen zin, nu blijkt, dat Lize zijn vrouw niet is.

Lize... zij is nog een vrije vrouw. "Ze kon niet op je blijven wachten", heeft Hermann gezegd. Dus heeft zij wel gewacht; al die jaren, wacht zij nog op hem! Maar Hermann weet daar dan toch iets van. Dat is duidelijk. Heeft Lize... ja, dat moet wel... hem dat dan verteld? Hij begrijpt er niets van.

Lize is vrij! Zij heeft op hem gewacht. Hij kan aan haar zijde een gelukkig leven hebben nog. God is goed! Hoe komt zijn opstandigheid en zijn inzinking daarginds, nu in een vals zondig ücht te staan.

Och ja, er is een verontschuldiging: hoe had hij bij benadering kunnen vermoeden, dat Hermann hem zo voor zat te liegen! Diens doen is nog onbegrijpeüjk. Maar hoe dat zij... door de eerste de beste tegenslag heeft hij zijn Godsvertrouwen verloren, hij, die zich geborgen weet in Jezus Christus. Dat is het ergste van aUes... Hij wordt ongedurig. De eerste verrassing van zijn terug

Hij wordt ongedurig. De eerste verrassing van zijn terug komst is voorbij. Een en ander weten zij nu. O, hij kan en zal nog veel meer vertellen. Zij moeten weten, hoe zijn slaaf-zijn daar in Palestina voor hem de weg is geworden om tot God te komen. Je denkt als je dat helleleven meemaakt, dat je tot de verdoemden behoort. Maar ook daar dringen de lichtstralen van Gods genade door. Je wordt een gegrepene. En je bent voor eeuwig gered.

In spanning zitten ze te luisteren. Dit is een openbaring. Hun leven is zo geleidelijk gegaan. Zij kunnen het zich niet voorsteUen, dat een Jochem, die toch uit hetzelfde nest komt als zij, een vloeker is geweest; dat die zijn leven heeft vervloekt; dat die God heeft gevloekt...

En toch heeft God hem nog gegrepen. Ze zijn er stil van. "Je büjft toch hier?" vraagt zijn schoonzuster dan even later.

"Voorlopig wel, als jullie het goedvinden. En dan moet ik verder zien. Maar nu wil ik naar het dorp, naar de vader van Gebhard Waldmont".

"Toch zeker als we eerst hebben gegeten?" merkt zijn schoonzuster op. "Je hebt sedert vanmorgen vroeg niets gehad, wel?"

Node stemt Jochem toe. Hij wil weg. O zeker, die Waldmont kan nog wel even wachten. Het nieuws dat hij te brengen heeft, is niet eens zo opwekkend. Ze weten niet, behoeven ook niet te weten, dat hij naar iets heel anders haakt.

Onmiddellijk na de maaltijd stapt hij dan ook op, en gaat terug de weg, die de dilligence gereden heeft, tot een eind voorbij het dorp. Naar meester Feldbrugge, waar Waldmont woont, kan hij later wel gaan. De boerderij van Christiansen, waar Lize is, lokt hem. Je moet in alles, zelfs in de kleinste kleinigheden van je leven, Gods leiding zien. Hij is nu o zo dankbaar, dat Gebhards zuster daar in Bunzlau, hem er toe heeft aangezet, tegen zijn aanvankeUjke bedoeling in, toch naar Liegnitz te gaan. Stel je voor, dat hij teruggekeerd was! Steeds zou hij in de veronderstelling hebben geleefd, dat, op Hermann na, de zijnen dood waren en dat Lize... Lize! Hij verhaast zijn schreden en staat dan voor een

Lize! Hij verhaast zijn schreden en staat dan voor een vrij smalle landweg, aan het eind waarvan een oude boerderij oprijst. Er is in de ganse omtrek geen levend wezen te bekennen. Je zou zeggen, dat Christians hoeve uitgestorven is.

Maar één mensenkind zal er aUicht zijn. Jochem vermoedt - of is de wens de vader der gedachte! - dat die ene Lize zal zijn. Hij nadert meer en meer. Er slaat een deur dicht. Op het

Hij nadert meer en meer. Er slaat een deur dicht. Op het erf verschijnt een vrouw, die zijn richting uitidjkt. Zij staat stil bij de houten pomp. Jochem loopt er linea recta op af. Zijn hart zegt hem, dat die vrouw Lize is en als hij dichtbij haar komt, heeft hij zekerheid.

Zij is Lize Hackman, die hij gezelschap heeft gehouden bij de ganzen, met wie hij door de bossen heeft gedwaald en die beloofd heeft, op hem te zullen wachten, toen hij de wereld introk. Zij heeft haar woord gehouden. Daar staat zij. Zij kijkt naar hem.

En dan gebeurt er iets, dat zelfs Jochem verwondert en waarover hij nog vaak spreken zal.

Er is niemand geweest, die hem herkend heeft. Maar als Jochem vlakbij Lize is en dolblij en in de war, alleen het woordje 'Lize' stamelen kan, ziet zij hem strak aan, grijpt als een, die in onmacht dreigt te vallen, de lange pompzwengel vast en roept juichend: "Jo-o-chem!"

EINDE

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1999

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1999

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's