Andermaal Luther en de Joden
Al bladerende in oude jaargangen van het Nederlandsch Archief voor Keri<geschiedenis i<wam mij onder ogen een recensie van de hand van prof. dr. A. Eekhof van een mij volkomen onbekend boek. De titel van het boek luidde: Jewish influence on Christian Reform Movements^). De schrijver ervan is Louis Israel Newman, een Joods geleerde uit San Francisco. Het boek is opgedragen aan Rabbi Martin A. Meyer, dien de auteur aanduidt als "my teacher", mijn leermeester. Om duidelijk te maken waarom dit studiewerk mij aanstonds intrigeerde"), kan ik niet beter doen dan iets aanhalen uit Eekhof's recensie. "Wij hebben hier voor ons een even uitvoerig als geleerd en grondig boek. De auteur heeft zich van de allerbeste krachten ter voorbereiding van zijn werk voorzien en niet geaarzeld om oorspronkelijke geschriften op te sporen en te raadplegen. Hij hanteert de duitse, franse en latijnse taal even makkelijk als de engelse. Hij geeft rekenschap van zijn feitenvondsten en meningen in de aantekeningen aan de voet der bladzijden ... De schrijver handelt over de Joodse invloed van personen, geschriften en milieu's op allerlei kategorieën') van mensen en richtingen en stromingen door de tijden heen. Judaïsche'') invloed in de Karolingische Renaissance, in de middeleeuwse scholastiek en mystiek, invloed ook op de Waldenzen, op Hus en Zwingli, op Luther en Calvijn. Zeer uitvoerig is hij over deze invloed op Servet. De bladzijden hieraan gewijd hebben mij bijzonder geboeid. Servet heeft zich volgens de schrijver gedrenkt in de boeken en de geest der Rabbijnen, en onder anderen de Targum-) en Maimonides'') bestudeerd. Hij is beschuldigd van "judaïsering"^), maar evenzeer van "islamisering". Ook Calvijn is van "judaïsering" beschuldigd; eenzelfde aanklacht dus als tegen Servet is geuit. Interessante bijzonderheden weet de schrijver ons mede te delen over Luther's kennis van het Hebreeuws, de Kaballah') en de Rabbinistische literatuur, over zijn relaties met Joodse bekeerlingen (Matthew Adrian, Antonius Margaritha) en over de invloed van Luther's geschriften op het Jodendom. Deze werden te Jeruzalem verkocht en door de Maranen (Joden die zich onder dwang tot Christenen hebben laten maken) in Spanje verbreid om daarmee de roomse vervolging waaronder zij in dit land zo te lijden hadden, te stuiten .. . Zonder alle conclusies van de auteur voor onze rekening te willen nemen (aldus prof. EekhoO willen wij toch gaarne van deze plaats hem de hulde brengen die hij verdient voor zijn uitnemende en in menig opzicht baanbrekende studie".
Wat mij in deze boekaankondiging bijzonder interesseerde, was de verwijzing naar bladzijden uit Newman's studie, die nieuw licht werpen op de relatie van Luther tot het Jodendom; een relatie, waarover in recente Luther-boeken heel wat harde beschuldigingen aan Luther's adres zijn geuit. Het beeld van de Hervormer is er in niet geringe mate door beschadigd. Nu is het in onze tijd gemakkelijk om materiaal aangereikt te krijgen, dat het verleden, en dus ook de Hervorming, in een kwaad daglicht stelt. Overbekend zijn het uitvoerige werk van dr. Hans Jansen: Christeljke theologie na Auschwitz; theologische en kerkelijke wortels van het antisemitisme, en het boek van dr. C. P. van Andel: Jodenhaat en Jodenangst. Ook grote verspreiding hebben de werken van Léon Poliakov gevonden, met name zijn: Le mythe aryen"^), dat ook in Nederlandse vertaling is verschenen als Synopsis-boek bij de Arbeiderspers in Amsterdam. De waarde van dergelijke werken wordt bepaald door hun objectief wetenschappelijk karakter. Geven zij een historisch betrouwbaar beeld, of is hier sprake van tendentieuze vertekening van de historie vanuit een politiekideologische vooringenomenheid? Welnu, de recensie van prof. Eekhof in het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis gaf mij een maatstaf in handen om tot een wetenschappelijk waarde-oordeel te komen wat betreft deze recente werken. En wat ik al vermoed had, bleek juist te zijn. Nergens enige vermelding van dit werk, dat toch volgens het oordeel van een befaamd historicus als Eekhof kan gelden als een standaardwerk op het gebied van de verhouding Kerk en Synagoge, Christenen en Joden. Deze ontdekking was mij een bevestiging van wat enkele tientallen jaren geleden Huizinga al met zorg had opgemerkt: het toenemend verlies aan historisch besef. Men oordeelt alleen maar vanuit het heden en is nauwelijks meer in staat het verleden tot spreken te brengen. En hoe onrechtvaardig, hoe gemakkelijk, hoe goedkoop, hoe farizees is het om het verleden te veroordelen op grond van het verdere verloop der geschiedenis! U zult begrijpen, dat ik mij aanstonds naar de Koninklijke Bibliotheek heb begeven en daar het boek van Newman heb aangevraagd. De recensie van Eekhof was mij onvoldoende. Ik wilde nu het naadje van de kous weten. Ziehier enkele van mijn bevindingen bij het lezen van dit monumentale studiewerk met zijn ruim zevenhonderd pagina's druk. Uiteraard ging mijn belangstelling vooral uit naar de relatie van Luther en het Jodendom. De auteur rept van een algemeen Joods coloriet, een Joodse sfeer in het vroege protestantisme. De verklaring daarvan ligt in het feit dat men zich had ontworsteld aan het strakke, scholastieke'") denkraam en de Bijbel zelf weer had ontdekt. De eerbied en liefde voor de Heilige Schrift, voor het Woord Gods, bracht hen ertoe de Schrift weer te gaan lezen in de grondtalen waarin zij geschreven was. Men ging weer Hebreeuws studeren. En, — dat bracht hen als vanzelf in contact met de Joden en het Jodendom. Trouwens de humanisten waren hen daarin voorgegaan. Een figuur als Reuchlin was een groot kenner van de Hebreeuwse taal en de Joodse geschriften. Hij onderhield nauwe contacten met vooraanstaande Rabbi's.
Luther had als kloosterling slechts heel geringe kennis van het Hebreeuws, maar hij begon met ijver de Hebreeuwse grammatica") van Reuchlin te bestuderen. Gesteund door Melanchton maakte hij zich de taal van het Oude Testament hoe langer hoe meer eigen. Ook maakte hij dankbaar gebruik van rabbijnse literatuur en nam hij kennis van de Kabbalah. Bij zijn bijbelvertaling bestudeerde hij met vrucht tal van Joodse commentaren en benutte hij de Masoretische lekst van de Jood Gershon ben Moshe uit 1494. Met recht kan men hier dus spreken van "Jewish influence". Joodse invloed op de Hervormer.
Verwonderlijk is het daarom niet, dat van roomse zijde de Reformatoren herhaaldelijk zijn beschuldigd van verjoodsing van het christelijk geloof. Het feit alleen al dat voor de protestanten de Vulgaat, de latijnse bijbelvertaling van de kerkvader Hieronymus, haar grote gezag verloren had, was voor de Kerk van Rome reden genoeg om hen als judaistische ketters te beschouwen. De Bijbel lezen in- en verklaren vanuit de grondtekst betekende voor de pausgezinden een breuk met de kerkelijke traditie. Men mocht zich toch niet aanmatigen wijzer te zijn dan wat in de Vulgaat als kerkelijk gesanctioneerde vertaling was vastgelegd.
Toch hebben de Hervormers, en in het bijzonder Luther, de beschuldiging van judaisering van het geloof steeds met kracht van de hand gewezen. Er was volgens hen geen sprake van, dat bij hun bijbelvertaling en bijbeluitleg sterke Joodse invloeden zich zouden hebben laten gelden. Daarvoor was hun uitgangspunt te zeer verschillend met dat van de Synagoge. Sterk legden zij daarom de nadruk op de onderscheiding van Wet en Evangelie. De wortel van het Joodse geloof was de Wet, die van de Christenen het Evangelie. Niettemin was Luther zich bewust, dat de terugkeer tot het Oude Testament in de Hebreeuwse grondtaal en de bestudering van de oorspronkelijke tekst het gevaar in zich borg van te zeer onder invloed te komen van de rabbijnse wijze van Schriftuitleg en zó van het Joodse geloof. Het is om die reden, dat Luther herhaaldelijk in zijn geschriften wijst op het euvel van het "judenzen", dat wil zeggen: het verjoodsen van het christelijk geloof. En ongetwijfeld moet Calvijn's afkeer van Servet worden verklaard door diens judaisering van de Schrift. Voor de Hervormers betekende de herontdekking van het Oude Testament in zijn grondtekst geenszins terugkeer tot de Joodse Schriftuitleg, maar terugkeer tot de wijze waarop de apostel Paulus Wet en Profeten uitlegde.
Op het nauwst hiermee samenhangend was Luther's verlangen met de Joden in contact te treden om op eenzelfde wijze als voorheen de heidenapostel, die zich steeds eerst tot de Synagoge had gewend, met hen in gesprek te komen over de Schrift. Hij wilde net als Paulus hen met de Schrift overtuigen, dat Jezus de Christus is. Door de Hervorming waren daartoe nieuwe mogelijkheden geschapen. Men was immers bevrijd uit de kooi van de scholastieke theologie en bij wijze van spreken weer een tijdgenoot van Paulus en de eerste christengemeente geworden. Het gesprek met de Synagoge, dat toen was afgebroken, moest worden hervat. Hoeveel kwalijke misverstanden, hoeveel zondige barrières, hoeveel argwaan en haat hadden in de loop der eeuwen niet de ontmoeting tussen Kerk en Synagoge belemmerd, zo niet onmogelijk gemaakt! Van dat verleden hadden de Hervormers afscheid genomen. Wat zij zochten was een gesprek dat uitging van de Schrift, alléén de Schrift, de Schrift in de taal van de geïnspireerde bijbelse auteurs.
Uit tal van vroege geschriften van Luther proeft men het enthousiasme en de gespannen verwachting, waarmee hij zich tot de Joden richt. Men speurt er iets van een eindtijd-besef in. Het is alsof de Hervormer de overtuiging met zich draagt, dat eindelijk voor het volk Israel het uur van goddelijk welbehagen is aangebroken; dat de muur tussen Synagoge en Kerk zal worden afgebroken, en dat Jood en Christen de knie zal buigen voor Jezus als de Messias. Zou nu niet de tijd gekomen zijn, dat Israel en masse'^) zal zalig worden, zoals toch de apostel Paulus voorzegd heeft in zijn Brief aan de Romeinen?
Zó is dus de begintijd van de Reformatie een lente geweest in de verhouding van Joden en Christenen. En Luther nam daarbij een centrale positie in. De schrijver Newman vertelt, hoe van heinde en ver vooraanstaande Israëlieten hem kwamen bezoeken om diepgaande gesprekken met hem te voeren. Het was in deze tijd, dat Luther's geschriften door Rabbi's bestudeerd werden; ja, dat zijn geschriften in Jeruzalem te koop waren.
Helaas heeft deze lente maar kort geduurd. Ontijdig is zij afgebroken en is er weer een ijzige wind gaan waaien. Is Luther veranderd? Is hij teruggevallen in het middeleeuwse wantrouwen, dat de Jood niet anders vermocht te zien dan als een vijand van Christus? Hoe is deze geestelijke klimaatsverandering te verklaren? Newman geeft in zijn boek een mijns inziens alleszins plausibele verklaring van deze droevige ontwikkeling. Hij wijt de trieste afloop van deze korte lentetijd aan de Wederdopers, aan figuren als Muntzer en Karlstadt, aan de dwepers.
Zij zijn het geweest, die door hun ongeduld, hun haast, hun radikalisme het gesprek hebben verstoord en het geestelijk klimaat grondig verziekt hebben. Zij hebben in het prille contact tussen Joden en Christenen kortsluiting veroorzaakt door zeloten'^) te worden. Op hen was van toepassing het woord uit Mattheüs 11: "Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar".
Wat was het meest delikate punt in de ontmoeting van Kerk en Synagoge, van Christenen en Joden? Toch de verhouding van Wet en Evangelie. Luther besefte, dat de onderscheiding van die twee het hartesiuk van het geloof uitmaakt. Hij wist ook, hoe licht hier misverstanden, ontsporingen, dwalingen kunnen ontstaan. Daarom moet bij het gesprek hierover de grootste wijsheid en omzichtigheid in acht genomen worden. Alleen de Heilige Geest kan ons helpen om Wet en Evangelie op de rechte wijze te onderscheiden. Welnu, op dat uiterst gevoelige punt is het pas begon-lien gesprek op brute wijze verstoord door de Wederdopers. Het tere werk van Woord en Geest hebben zij vervangen door het geweld van het zwaard.
De gevolgen waren verwoestend. Luther zag zich gedwongen om het harde optreden van de overheid te billijken, hoewel zijn ziel erbij kreunde. Hoe heeft dat tot op vandaag zijn beeld verduisterd! Newman rept er niet van, maar ik heb het sterke vermoeden dat door deze maatschappelijke catastrofe, dit gewelddadig onderdrukken van de boerenopstand en de rol die Luther daarin speelde, tal van Joden in hem teleurgesteld zijn en hem als gesprekspartner niet meer vertrouwd hebben.
Zó had het pas begonnen gesprek een ontijdig einde gekregen. Het uur van welbehagen was voorbij. De oude stellingen werden weer ingenomen. Men bejegende elkaar als voorheen met diepgeworteld wantrouwen. Daarvan getuigen de geschriften uit Luther's ouderdom, die men niet dan met droefheid en soms zelfs niet zonder afkeer kan lezen.
Maar, zo horen wij van Newman, de lentetijd bij de aanvang van de Hervorming was toch niet geheel zonder vrucht. Bij de Joden bleef de herinnering aan een andere Luther dan die uit zijn latere jaren. En het zaad dat Luther in de tijd van zijn eerste optreden in het Duitse volk had uitgestrooid, heeft zijn uitwerking niet gemist. In dat verband wijst hij op de figuur van Nathan, de Wijze, bij Lessing. Hier treedt de Jood naar voren in een gestalte, die herinnert aan het boek Spreuken en die Wet en Wijsheid in zich verenigt. Ook zou Newman hebben kunnen wijzen op iemand als Mozes Mendelssohn of Martin Buber. Waaruit is het te verklaren, dat geen ander volk zulke figuren in zijn midden heeft gehad? Zou dit mogelijkerwijs nog een naglans kunnen zijn van de Lutherse lente?
1) Joodse invloed op Clirislelijke Hervormingsbewegingen.
2) intrigeren: belangslelling inboezemen.
3) kaïegorie: groep, soort.
4) Judaïsch: Joods.
5) Targum: Aramese overzeuing van bijna al de boeken van hel Oude Teslamcni.
6) Maimonides: de grootste Joodse geleerde van de Middeleeuwen (1135-1204).
7) judaïsering: verjoodsing.
8) Kabbalah: alleen voor ingewijden bestemde Joodse leer.
9) De Arische mythe.
10) scholastiek: eenzijdig-verstandelijk.
11) üiiininidiii-a spraakkuiisi.
12) en masse in meiiigie
13) zelooi geloofsijveraar.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1986
Kerkblaadje | 8 Pagina's