Een beroep op de keizer
Als het gaat om het trekken van lijnen uit de Bijbel voor wat betreft de verhouding tussen de rechterlijke macht en de politiek blijkt dat beslist niet eenvoudig te zijn. En ook als het gaat om het idee en de invulling van het begrip ‘rechtsstaat’ dringt zich – na enig onderzoek - eenzelfde gedachte op.
De bijbel, rechtspraak en – staat; het oude testament
Het begint al hiermee dat het Oude Testament is ‘ontstaan’ rond Israël, met daaraan nauw verbonden de unieke relatie tussen de HEERE en Zijn volk ‘uit Abraham gesproten’. Uniek is daarin onder andere dat de wetgeving van Israël volstrekt eenzijdig van de kant van de HEERE, van de God van het verbond, komt1. Israëls wetgeving is immers door Hem afgekondigd, zonder inspraak, ja zelfs zonder (vrijwel)2 enige inbreng bij de totstandkoming daarvan van de kant van het volk, noch van zijn (godsdienstige) leiders. Daar is pas sprake van geweest bij de uitleg van de wetgeving, bij de vorming van ‘jurisprudentie’ en de uitwerking van het goddelijke recht in nadere ‘menselijke’ regelgeving3.
Bovendien was er ten tijde van het Oude Testament (en ook van het Nieuwe) geen scheiding van de machten, zoals wij die kennen.
Zo verenigde Mozes in één persoon verschillende functies en kreeg Israël pas in tweede instantie een koning. Ook heeft Israël vele richters gekend, die ook wel ‘rechteren’ worden genoemd. Maar ondanks dat die laatste aanduiding dat wel enigszins doet vermoeden, was hun taak niet met die van een huidige rechter te vergelijken.
De bijbel, rechtspraak en – staat; het nieuwe testament
In de periode van het ontstaan van het Nieuwe Testament is er in Israël sprake van een ‘bezettende macht’. Dat was het Romeinse Rijk, met hoogstaande wetgeving4.
Geeft het Oude Testament soms zelfs gedetailleerde voorschriften voor de staatsinrichting van één land/volk, dan is die – in ieder geval in eerste instantie - veelal toegespitst op de specifieke situatie van het volk Israël. Het Nieuwe Testament geeft daarentegen dergelijke bepalingen al helemaal niet. Dat deel van de Bijbel richt zich immers meer op (groepen van) individuele christenen die vanuit een levend geloof in de opgestane Christus participeren in de joodse en/of romeinse samenleving5.
Dan is het ook nog eens zo dat het beeld dat van rechters en de rechtspraak in de Bijbel wordt geschetst over het algemeen niet positief is. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter (Lucas 18). Ook rond het lijden en sterven van de Zoon van God is er op de rechtsgang nog wel wat aan te merken. Om daarvan één voorbeeld te noemen: De romeinse rechter – Pontius Pilatus – verklaart dat hij geen schuld vindt in Hem (o.a. Joh. 18:38). Toch wordt vervolgens deze Onschuldige door de Romeinse stadhouder veroordeeld ‘tot de bittere en smadelijke dood des kruises’.
In de Bijbel doorlezend, zien we Paulus aan de Korintiërs (1 Kor. 6 :1-11) schrijven dat christenen zich in gevallen van onderlinge onenigheid niet op een ‘wereldlijke’ rechter moeten beroepen (niet ‘te rechte gaan voor de onrechtvaardigen’). Beter dan dat is het om ongelijk, om schade te lijden.
Wel aanwijzingen
Het bovenstaande betekent niet dat uit de Bijbel in het geheel geen lijnen zijn te trekken voor wat betreft het onderwerp van deze Bijbelstudie. Enkele voorbeelden daarvan zijn: Een regeerder moet zich verre houden van verrijking. Ook moet hij – net als ieder ander –de wetgeving in acht nemen (Deut. 17: 14-20). Aan de weduwe, de wees en vreemde dient recht gedaan te worden, niet alleen door onderdanen, maar ook door de koning, ook door rechters.
Op die manier geeft het geheel van de Bijbelse boodschap (ook met de oudtestamentische wetgeving) duidelijke aanwijzingen, ook voor de uitwerking van wat een rechtsstaat behoort te zijn. Denk daarbij ook aan Romeinen 13. Paulus richt zich daarin weliswaar tot christen-burgers, maar daaruit kun je ook wel enkele kernprincipes van een rechtsstaat afleiden.
Van een overheid hebben burgers – zeker zij die Gods geboden in acht nemen - niets te vrezen: ‘doe het goede, en gij zult lof van haar hebben’ (Rom. 13:3b). Dat is rechtsstatelijkheid in positieve zin! Geen vrees, maar een ‘stil en gerust leven’6.
Een overheid legt ook belasting op en straft ‘als gij kwaad doet’. Want zij draagt het zwaard niet tevergeefs (Rom. 13:4)
En meer algemeen: wat onze rechtsstaat en wat onze rechtspraak ten diepste vormgeeft is te herleiden tot de joods-christelijke wortels daarvan en is af te leiden uit de grote lijnen van het Oude en het Nieuwe Testament.
Een beroep op de keizer
Uit de Bijbel weten we dat de eerste christenen met de romeinse overheid ook negatieve ervaringen gehad hebben. Ook hier geldt dus dat een dienstknecht niet meerder is dan zijn heer (Joh. 15:20). Maar het heeft Paulus er niet van weerhouden zich te beroepen op de romeinse keizer. Dat beroep doet Paulus in een rechtsgang die begint met een ‘kerkelijke procedure’ voor de Raad in Jeruzalem. Via een samenzwering gaat Paulus vervolgens langs Felix (die in het proces op geld aast) en Festus (die net als Felix in dit proces de Joden een gunst wil bewijzen). Ook is er de gang langs Agrippa7.
In die situatie doet Paulus het beroep op de keizer en dat geeft ons een inkijkje in de staatsrechtelijke en juridische praktijk van die dagen.
Eerder heeft Paulus overigens ook al gebruik gemaakt van zijn rechten als romeins burger (Hand. 22:28). Zo handelt Paulus dus: hij maakt gebruik van de rechten die hij heeft. En dat doe je toch alleen maar als je een zeker vertrouwen hebt in de rechtsgang8?
In Handelingen wordt beschreven dat het beroep van Paulus op de keizer wordt gehonoreerd. Het krijgt zelfs iets van het karakter van een wet van Meden en Perzen: Nu je je op de keizer hebt beroepen, zul je ook tot de keizer gaan (Hand. 25:12).
En daar gaat Paulus. Door allerlei onmogelijkheden heen komt hij in Rome. Het verloop van de procedure en de uitkomst ervan is ons niet bekend. Wij weten niet eens zeker of het tot een verantwoording voor de keizer gekomen is. Klaarblijkelijk heeft de Heilige Geest het niet nodig geacht om daarover iets in de Bijbel op te doen nemen.
En wij persoonlijk?
Al eerder is gesteld dat er algemene lessen zijn te trekken uit het geheel van de Bijbel voor wat betreft de invulling van onze rechtsstaat en vormgeving van onze rechtspraak. Maar dat niet alleen: Uit het beroep van Paulus op de keizer zijn ook lijnen te trekken voor ons eigen leven, hier en nu.
Door Gods algemene genade zijn er ook voor ons de zegeningen van een overheid, van rechtspraak. En bedenk daarbij wel: Paulus heeft zich nota bene op Nero (!) beroepen. Sindsdien is er in de rechtsgang en qua rechtsstaat veel ten goede veranderd. En daarom kunnen ook wij – met een gerust hart - een beroep doen op de keizer. Zeker in die gevallen als de eer, als de zaak van God in het geding is. Dan wel, ‘naar buiten toe’, dus, maar ‘onderling niet’. Ook dat voorschrift van Paulus blijft gelden.
En ondertussen doet het geloof belijden: God is rechter. We weten ook dat Job in alle tegenspoed zijn Rechter om genade heeft leren bidden (Job 9:15). En zijn we ons bewust dat alleen Jobs Rechter volkomen is? Ja, meer dan dat, deze Rechter spreekt zelfs schuldigen vrij.
Die vrijspraak is er omwille van Hem Die – door wereld en godsdienst - onschuldig is veroordeeld.
Vrijspraak voor de moordenaar aan het kruis, voor een brave SGP’er die zijn ziel bij het leven niet meer heeft kunnen houden! Dat is meer dan een rechtsstaat ooit kan bieden, want dat is genade.
Bronnen
1 Vgl. Karl Barth: Senkrecht von oben
2 Een voorbeeld van inbreng is de aanpassing van het erfrecht op verzoek van de dochters van Zeláfead (Num. 27:1-11).
3 En die wordt dan ook niet altijd positief geduid. Denk bijvoorbeeld aan het gemaakte menselijke onderscheid tussen zweren bij de tempel of het goud daarvan (Mt. 23:16).
4 Zo is het mij als rechtenstudent aangeprezen. Als jeugdig student deden mij echter de mij bekende Bijbelse casussen daaraan toch wel wat twijfelen …).
5 Als belangrijste uitzondering daarop zou dan Romeinen 13 gezien kunnen worden. Maar daarin gaat het primair om hoe een christen tegenover de overheid staat. Zie ook het overigens hierover opgemerkte.
6 1 Tim. 2:2. Wat het betekent dat de overheid Gods dienaresse is (theocratie) valt buiten het bereik van deze Bijbelstudie.
7 Zie Handelingen 23-26.
8 Al is het ook waar dat op deze manier Gods Raad wordt vervuld en het ook bijdraagt aan de wens van Paulus om naar Rome te gaan (Hand. 23:11 en 19:21)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 2025
Zicht | 76 Pagina's