Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en overheid tijdens de republiek (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en overheid tijdens de republiek (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Andere gezindten

De meeste conflicten tussen kerk en overheid deden zich voor, zoals we gezien hebben, op het terrein van het beroepingswerk. Wanneer een bepaalde predikant, die door een kerkeraad werd begeerd, de overheid niet aanstond, dan kon zij, zelfs zonder opgaaf van redenen, het beroep verhinderen of ongedaan maken. En in de meeste gevallen had de kerk niet veel meer te doen dan het hoofd in de schoot leggen.

Er waren echter nog andere terreinen waarop kerk en overheid elkaar tegenkwamen. Dat betrof allereerst de wederzijdse houding tegenover de minderheden. De Gereformeerde Kerk was nu eenmaal de , , publieke", de enige kerk die door de overheid werd erkend. Andere gezindten werden geduld, mits ze niet teveel aan de weg timmerden. Officieel was het verboden andere godsdienstoefeningen te houden dan Gereformeerde. Niemand werd een strobreed in de weg gelegd omdat hij Rooms-Katholiek of Remonstrant was, maar kerkdiensten houden was niet toegestaan.

Aan dat verbod is echter nooit de hand gehouden. Overal waar Rooms-Katholieken en Remonstranten woonden kwamen ze - aanvankelijk in „schuilkerken" - bijeen en de overheid liet dat oogluikend toe.

Tegen dat laatste heeft de Kerk niet opgehouden te protesteren. Telkens klopte zij aan bij de Staten van de diverse provincies om aan te dringen op het nemen van maatregelen tegen de , , paepsche stoutigheden" en ook tegen de vrijheden die

de Remonstranten meenden zich te kunnen veroorloven. Maar de overheid legde weinig aktiviteiten aan de dag. Het enige dat zij deed was nu en dan een plakkaat uitvaardigen tegen de Rooms-Katholieken, maar de sancties die daarin werden aangekondigd, werden vrijwel nooit uitgevoerd.

De overheid vreesde - en niet ten onrechte! - dat dit schadelijk zou zijn voor het economisch leven: vele kooplieden die zich van elders in de Republiek vestigden, waren dikwijls rooms. Bovendien stonden tal van overheidspersonen, hoewel zij terwille van hun ambt lidmaat waren van de Gereformeerde Kerk, tamelijk onverschillig tegenover de religie.

Omdat van kerkelijke zijde echter voortdurend werd aangedrongen op maatregelen, ontstond er tenslotte een systeem van omkoperij. In vele regio's betaalden de roomsen aan de ambtenaren die toezicht moesten houden op verboden godsdienstoefeningen, een jaarlijks bedrag, opdat zij een oogje dicht zouden doen. Meestal werden de roomsen dan gewaarschuwd dat men van plan was op een bepaalde dag te komen controleren. En uiteraard werd er dan bij die controle niets en niemand aangetroffen... In de praktijk betekende dat, dat de Rooms-Katholieken ongehinderd hun godsdienstoefeningen konden houden, mits ze de nodige voorzichtigheid betrachtten.

Dit systeem, dat op sommige plaatsen de roomsen handenvol geld heeft gekost, kon natuurlijk niet verborgen blijven. De Staten waren er wel degelijk van op de hoogte, maar deden alsof hun neus bloedde.

Het bovenstaande geldt in grote lijnen - want plaatselijk waren er wel verschillen - voor de eerste helft van de 17e eeuw. Na 1660 genoten de roomsen in de Republiek eigenlijk al volledige vrijheid.

De Remonstranten genoten die vrijheid in feite al eerder. Stadhouder Frederik Hendrik was hen gunstig gezind en reeds in 1630 - ruim tien jaar na , , Dordt" - begonnen ze ongehinderd kerken te bouwen, die dan naar het uiterlijk niet te veel op echte kerken mochten lijken. Soms werd zo'n kerk gebouwd achter een woonhuis, soms maakte het gebouw de indruk van een pakhuis. De naar het buitenland uitgeweken Remonstrantse leiders keerden naar Holland terug en al spoedig kon in Amsterdam een seminarie worden geopend voor de opleiding van Remonstrantse predikanten.

De hoofdstad kreeg trouwens de bijnaam van , , Eleuteropolis" (Vrijstad). Want zoals zij tegenwoordig een trekpleister is voor drugsgebruikers en criminelen, zo was zij in de 17e eeuw een waar toevluchtsoord voor allerlei ketters en vrijgeesten. Collegianen, Quakers, Socinianen, volgelingen van Spinoza - ze konden alle in Amsterdam terecht en ongehinderd hun bijeenkomsten houden, waarin zij hun - soms vreemde - leringen verkondigden. De kerk blééf erover klagen en de overheid blééf beterschap belo-

ven, maar de dissidenten werden maar zelden lastig gevallen.

Ambtenaren en schoolmeesters

Er was nog een teer punt in de verhouding kerk en overheid, en dat was het feit dat tot diep in de 17e eeuw tal van overheidsambten nog werden bekleed door mensen die niet tot de „publieke" kerk behoorden. Officieel kon dat niet: wie in overheidsdienst stond diende „professie" (belijdenis) te hebben gedaan van de Gereformeerde religie.

Maar vooral op het platteland gaf het problemen, mensen te vinden die niet alleen gereformeerd, maar ook capabel waren. Men moest eenvoudig roeien met de riemen die men had. Maar de Kerk legde zich niet bij deze toestand neer en drong voortdurend aan op „reformatie der officieren", en met dat laatste werden geen militairen, maar ambtenaren bedoeld.

Een aparte categorie vormden de schoolmeesters. Van hen in de eerste plaats werd geëist dat ze gereformeerd waren en gereformeerde leerboeken gebruikten. De Kerk zag heel goed in dat het onderwijs van levensbelang was, en dat de school niet tegen de kerk in moest werken.

Maar ook aan die eis werd lang niet overal voldaan. Talrijk zijn de klachten op classes en synoden over scholen waar het onderwijs werd gegeven door Rooms-Katholieken, Remonstranten, Doopsgezinden. Zelfs waren er ouders die hun kinderen lieten onderwijzen door „dopjes" (roomse geestelijke zusters).

Schoolmeester was nu eenmaal een vrij beroep: in principe kon iedereen die zelf kon lezen en schrijven, een schooltje oprichten, en wanneer de ouders hun kinderen aan zo iemand toevertrouwden, dan was daar niet zoveel tegen te doen. Toch hebben kerkeraden vele malen de overheid gewezen op haar taak te zorgen voor Gereformeerd onderwijs, maar lang niet altijd met succes.

Ter illustratie een leuk verhaal uit Rotterdam. Daar was in 1636 een schoolmeester, Hendric Swaerdecroon, die Remonstrants was, en daar bepaald geen geheim van maakte. Toen de predikanten voor de zoveelste keer protesteerden antwoordden de burgemeesters laconiek „dat het hun aangenaam zou zijn, als de predikanten de man konden bekeren..." Of dat laatste ook gebeurd is vermeldt de historie niet.

Nog meer zaken

Een zaak waarvoor de Kerk vaak de hulp van de overheid inriep was „de schrikkelijke profanatie (ontheiliging) des sabbaths". Vooral in de begintijd, waarin allerlei gebruiken uit de roomse tijd nog hardnekkig standhielden, waren kermissen en jaarmarkten op zondag heel gewoon. Velen hielden ook de roomse traditie in stand van 's morgens naar de kerk en de middag besteden aan ontspanning en vermaak. Vooral onder invloed van de Nadere Reformatie, die dat rangschikte onder de „roepende zonden" werd de overheid aangespoord daartegen maatregelen te nemen.

Wat de kerk ook in contact - en soms in conflict - bracht met het burgerlijk bestuur was het huwelijk. Er was nog geen burgerlijke stand, dus de overheid erkende de huwelijken die in de kerk waren ingezegend. Maar waarheen moesten zij die niet tot de Gereformeerde Kerk behoorden? Er was een mogelijkheid voor andersdenkenden om te trouwen op het stadhuis, maar ook toen vonden sommigen dat niet nodig en ging met gewoon „samenwonen".

Daarnaast kwamen nogal eens huwelijken voor die de kerk niet wilde erkennen omdat ze behoorden tot de zogenaamde „verboden graden". Ook hierin werkten roomse invloeden na. Huwelijken waartegen wij tegenwoordig geen enkel bezwaar zouden maken waren toen domweg verboden, bijvoorbeeld van een weduwnaar met de zuster van zijn overleden vrouw. Zelfs mocht een man niet trouwen met een dochter van zijn vrouws zuster! Al deze verhoudingen rekende men tot „bloedschande".

Het kwam nogal eens voor dat men in zo'n geval toch doorzette en trouwde „onder de eiken", dat wil zeggen zonder kerk of stadhuis. De problemen kwamen wanneer uit zo'n huwelijk een kind werd geboren, want dat was een kind , , in onegt geteeld", en kon dus niet zomaar worden gedoopt.

Een terrein waarop kerk en overheid redelijk met elkaar samenwerkten was dat van de zorg voor armen en behoeftigen. Herhaaldelijk werd van kerkelijke zijde aangedrongen op maatregelen van de overheid tegen bedelaars en landlopers, die vooral op het platteland de diakonieën veel overlast bezorgden. Een voor ons merkwaardige gewoonte, die wettelijk was vastgelegd, was dat de kerk een graantje meepikte van de opbrengst van boeten die door de overheid waren opgelegd. Een bepaald percentage, dat regionaal verschilde, moest aan de armen worden uitgekeerd. Volgens de kerk werd daarmee nogal eens de hand gelicht, en dat kon natuurlijk ook gemakkelijk omdat er weinig controle op was.

Zo waren er nogal wat raakvlakken tussen kerk en overheid. Er zou nog wel meer te noemen zijn, maar het bovenstaande is wel genoeg om een indruk te krijgen van de verhouding tussen die twee, die niet altijd zonder haken en ogen was.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kerk en overheid tijdens de republiek (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's