Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERSLAG VAN BEVESTIGING EN INTREDE VAN Ds. A. W. VERHOEF TE LETHBRIDGE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERSLAG VAN BEVESTIGING EN INTREDE VAN Ds. A. W. VERHOEF TE LETHBRIDGE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mocht de gemeente van Lethbridge zich op 13 September 1968 verblijden toen hun nieuwe kerkgebouw geopend mocht worden, op 9 Juli 1969 werd hun blijdschap vermeerderd daar Ds. A. W. Verhoef tot hen was overgekomen uit Holland. De bevestiger Ds. A. Elshout beklom om 2 uur in de namiddag de kansel, terwijl door de gemeente werd gezongen Psalm 25:4. Gelezen werd Ezech. 37 vers 1 tot en met 14, waarna Ds. voorging in gebed. Als tekst was gekozen voor deze ure Ezech. 37:9: „Een Goddelijke opdracht aan een mensenkind tot profeteren”. De tekst was verdeeld in drie punten: 1. De verstrekking van die opdracht: „Hij zeide tot mij”; 2. De inhoud van die opdracht: „Profeteer van de Geest”; 3. De bedoeling van die opdracht: „Opdat zij levend worden”. Ezechiel leefde ongeveer 600 jaar voor Christus en profeteerde tot een volk in ellende, een beeld, een vallei met dorre doodsbeenderen, vergelijking van mensen midden in de dood. De oorzaak was eigen schuld, door de zonde, vergelijking is gepast voor het ganse menselijk geslacht, wij liggen allen midden in de dood. Uitwendig is er nog wel vorm, maar God ziet naar waarheid in het binnenste. Als Goddelijk genadelicht gaat schijnen gaan we het inleven. Dit beeld is niet alleen van een vervallen mensdom, kan ook zijn van een kerk, zoals ten tijde van Ezechiel. Ook vandaag is het dorre in Gods ogen erger dan wij denken. Hierin is Lethbridge niet uitgezonderd. Hoe menigmaal is het openbaar gekomen en is de klacht geuit: wat moet er toch van terecht komen? Dorre beenderen, geen leven en geen kracht, niets mee te beginnen, zeer dor. Dit beeld kan ook in het persoonlijk leven openbaar komen en soms blijft de mens ook tijdens het afzakken doorpraten. Maar bij ontdekking gaat de mond dicht, dan gaat de mens kermen. Israels toestand was zo erg, en wie zal ze er uithalen en terugbrengen? Wie zal ons het goede doen zien? Alleen Goddelijke genade, alleen van Gods kant, die God, Die zoveel verdriet was aangedaan. Er was hulp besteld bij een Held. Waarom? Alzo lief heeft God de wereld gehad, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, enz. Ook Zijn Geest gezonden om geloof te werken, dat van God komt. Er kwam uitkomst, onverdiend, onverwacht. Van onze zijde onmogelijk. Toen zeide Hij: Profeteer en zeg tot de Geest, enz. Ook hier heeft de Heere wonderen gedaan. Is Lethbridge beter dan andere gemeenten? Neen. God heeft Zich niet vergist, wij wel, en daarom profeteer. God wil mensen gebruiken, en daarom verhef Zijn Naam, alle eer komt Hem toe. Ondanks onze zonden nog die bemoediging, ook in het zenden van een herder. De Heere zendt nog Zijn dienaren omdat God belang heeft in het zalig worden van u, man, vrouw, kinderen! Ezechiel kon die dorre doodsbeenderen niet levend maken, zo ook Ds. Verhoef zou het zo graag een ieder gunnen, maar kan het niet geven. Daarom: profeteer, dat is de opdracht, profeteer, Gij Geest kom aan en blaas in deze doden. Dat is de taak, de Geest in te roepen. Hij heeft die Geest nodig. Spreker wenste dat onder de bediening van Ds. Verhoef velen mogen levend worden en mogen leren roemen in de vrije gunst, die eeuwig God bewoog. Het welbehagen gaat door Zijn hand gelukkiglijk voort: „Zij werden levend”, en daarom: profeteer. Nadat gezongen was Psalm 30:2 werd het formulier tot bevestiging voorgelezen, waarop Ds. Verhoef plechtig en duidelijk het: „Ja ik, van ganser harte” uitsprak. Hierna sprak bevestiger nog een persoonlijk woord tot Ds. Verhoef. Zijn blijdschap, dat Ds. naar Lethbridge kwam om in de behoefte te voorzien en hij wenste dat Ds. mag ondervinden in Canada: „Ik ben met u”. Hij, Die u roept, is getrouw. Wees niet ontmoedigd als er problemen zich voordoen, die zich in Holland niet voordeden. Ds. Elshout sprak ook tot de gemeente, vroeg of zij hun Ds. en gezin wilde liefhebben, niet alleen de eerste dagen, die voor hun zo moeilijk zijn, maar ook in het verdere, want waar liefde woont, gebiedt de Heere Zijn zegen. Staande werd Ds. Verhoef toegezongen de bekende bede uit Psalm 134:3. Hierna eindigde Ds. Elshout met dankgebed en werd nog gezongen Psalm 29:6.

’s Avonds om 8 uur kwam de gemeente wederom bijeen om hun eigen herder en leraar voor de eerste maal te mogen horen. Onder het zingen van Psalm 119:22 betrad Ds. Verhoef de kansel. Er werd voorgelezen uit Openbaring 3 vers 1 tot en met 7, waarna Ds. de zegen uitsprak en voorging in gebed. Hierna werd gezongen Psalm 122:1 en 2. Ds. begon met te zeggen, dat de tijd nu was aangebroken om de herdersstaf over deze gemeente op te nemen als eigen herder en leraar. Hij werd een ogenblik teruggevoerd naar de vorige gemeente en vertelde in korte woorden hoe, toen hij van het beroep uit Lethbridge hoorde, de Heere met kracht die woorden in het hart gaf: „Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn”, enz., zodat eigenlijk in een kort ogenblik het besluit genomen was. Al eerder met Nieuwjaarsmorgen ging de Heere de band, die aan de vorige gemeente bond, losmaken met de woorden uit Ezechiel 12: Maak u gereedschap van vertrek, enz. En nu heeft de Heere alles wel gemaakt en voorspoedig doen verlopen. Het is spreker een wonder hier te mogen staan als herder en leraar. De taal is nog een grote moeilijkheid, die geleerd zal moeten worden. Ds. verzocht aan jong en oud om toch in dagen van blijdschap of droefheid en allerlei omstandigheden de pastorie niet voorbij te gaan, opdat wij kunnen meeleven in blijde en droeve dagen. Ds. wenste zijn gehoor een ogenblik te bepalen bij Openbaring 3:4: Het wonder van de gemeente te Sardis. Te verklaren in drie punten: 1. Door God gekend; 2. Door Christus gereinigd; 3. Door de Geest geleid. De Heere heeft Zijn kerk over de lengte en breedte der aarde. Niet alle uitwendige belijders zijn een levend lid. Ook in Sardis was het niet zo best. Velen hadden de naam, dat zij leefden, maar waren dood. Spreker zei tot jong en oud, dat als wij nog nooit hebben leren buigen, al zijn wij nog zo onberispelijk in onze wandel, maar nog nooit zijn ontdekt aan onze doodstaat, dan zijn wij nog dood. Hij wees op het gevaar, want de dood komt en dan verloren te gaan om eigen schuld. In Sardis kwam de Heere nog te waarschuwen. Ook nu worden wij nog gewaarschuwd. Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. In Sardis waren nog weinig namen. Ds. sprak van een stille hoop, dat er ook te Lethbridge nog enige namen waren en hij hoopte in alle eenvoud het Woord des Heeren te brengen. Weinige namen, die hun klederen niet bevlekt hebben. Van nature allen zwart van zonden. De uitverkorenen worden toch zalig. Hoe groot dat verschil is, is niet te zeggen. Ds. hoopte dat gemeente zou verdragen, dat er altijd op gehamerd wordt, dat Gods oordeel te wachten is. God geeft Zijn kerk op aarde een plaats. Wij zijn zo gauw geneigd om ons mooi voor te doon, maar we moeten door Christus worden gereinigd. Er is helaas zoveel oppervlakkigheid, ook in gezinnen. Van nature gevoelen wij ons rijk, maar we moeten ontdekt worden aan onze zwakheid. Alleen door het bloed van Gods Zoon is er mogelijkheid om gereinigd te worden, door de Geest toegepast. Gods Geest begint het eerst en wordt het laatst gekend. De vruchten zijn liefde tot Zijn Naam en inzettingen. Altijd is God de eerste door vrije genade, en zonder heiligmaking zal niemand God zien. Toch hoopt Ds. van rustdag tot rustdag de gemeente voor te houden door welke weg wij nog behouden kunnen worden. Overmits zij het waardig zijn, vervolgt de tekst. Niet van zichzelf. Niet dat Lethbridge het waardig is, integendeel.Onze onwaardigheid moet ingeleefd, onze onmacht geleerd, en dan de vraag: waar brengt het ons? De Heere heeft nog nooit gezegd: Zoek Mij tevergeefs. Ds. hoopt dat God hier werk voor hem heeft en dat hij maar achter God mag aankomen, dat er nog namen in Lethbridge zijn, geschreven op de rol, waarop de volken door Hem geschreven worden. Hierna werd gezongen Psalm 89:7. In de gebruikelijke toespraken werd door Ds. Verhoef allereerst de bevestiger Ds. Elshout bedankt. Met de kerkeraad hoopte Ds. in liefde en vrede samen te mogen wonen, en hoewel met namen nog niet bekend, hoopte hij verdragen en gedragen te worden en op te dragen. Tot de gemeente sprak Ds. dat hij blij was nu hier te zijn en de roepstem Gods te hebben mogen volgen. Ook dat hij nu in een kleinere gemeente mocht arbeiden en hij hoopte tot stichting bij elkaar te mogen zijn. Hij bedankt voor alles wat gedaan is, ook namens zijn vrouw. Lethbridge heeft getoond, dat zij liefde hadden voor hun eigen herder en leraar. Ds. Suyker en Ds. Romeyn werden ook hartelijk toegesproken, waarna ook de bouwkommissie niet werd vergeten, inzonderheid degenen, die wegens ziekte niet aanwezig konden zijn. Ook de katechisanten werden niet vergeten en de zang-, vrouwen-, mannen- en jeugdvereniging werden afzonderlijk toegesproken, alsmede ook de koster en de organist. Hiermee eindigde Ds. met dankgebed.

Ds. Romeyn sprak nu namens de classis en synode en riep Ds. Verhoef een welkom toe in de classis. Hij hoopte, dat de Heere het gepredikte woord wilde zegenen en het zou mogen strekken tot Gods eer en uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Hij sprak ook een woord van dank tot Ds. Elshout, die spoedig de classis zal gaan verlaten. Ds. Suyker uit Lisse, die ook juist in Lethbridge vertoefde om wat rust te mogen genieten, sprak vervolgens een kort woord als vriend. Drie jaren hebben we samen de school bezocht en gezien op alles wat gepasseerd is, moest toch gezegd worden: Heilig zijn, o God, Uw wegen. Hij verzocht de gemeente om Ds. Verhoef niet op de handen te dragen, maar op het gebed. Hij droeg in het bijzonder ook de jeugd op aan de nieuwe leraar en wenste dat we met elkaar de zegen des Heeren mochten ondervinden. De laatste spreker was de voorzitter van de kerkeraad, broeder Ouwerkerk. Hij memoreerde in korte trekken enkele gevallen uit vorige jaren van strijd en moeite. Des te groter is de blijdschap, ziende op alles wat de Heere tot hiertoe gedaan heeft. Hem komt dan ook alleen alle eer toe. Hij sprak ook een welkomstwoord tot mevrouw Verhoef en hun kinderen en hoopte dat de jeugd het met elkaar kon vinden. Hij verzocht verder de gemeente om Ds. Verhoef te ontvangen als een gezant van Christus’ wege: laat u met God verzoenen. Ook om Ds. altijd als Ds. te zien en te erkennen. Op zijn verzoek werd Ds. staande toegezongen uit Psalm 119:9.

Ds. Verhoef dankte de sprekers voor de gesproken woorden. Hij was blij, dat zijn gezin in deze niet was vergeten, daar ook zij zonder tegenspreken waren meegekomen. Tot slot werd nog gezongen Psalm 119:7, waarna de Ds. voor het eerst de zegen op de gemeente van Lethbridge legde. Een mijlpaal voor de gemeente van Lethbridge. Het was verblijdend, dat ook velen uit andere gemeenten en provincien, zelfs uit Amerika, waren overgekomen om getuigen te zijn van deze verblijdende gebeurtenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1969

The Banner of Truth | 20 Pagina's

VERSLAG VAN BEVESTIGING EN INTREDE VAN Ds. A. W. VERHOEF TE LETHBRIDGE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1969

The Banner of Truth | 20 Pagina's