Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Tot voorttrekken geroepen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeg de kinderen Israëls, dat ze voorttrekken

Voorttrekken. Ja, zo luidde het bevel van de God Israëls tot het Israël Gods. God voert Zijn volk uit het Egypte der dienstbaarheid tot het Kanaan der rust. Dat zal echter gaan in een weg, gans anders dan het volk verwacht heeft. Een weg, niet naar menselijke berekening. Een weg, niet naar het vlees, niet naar de zin van dat volk. Een weg, die vol vraagtekens is. Want hoort, hoe het volk murmureert, als het daar staat ingesloten; opzij de bergen, vóór de zee, achter de vijand: “Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte geen graven waren, weggenomen, opdat wij in deze woestijn zouden sterven. Waarom hebt gij ons dit gedaan, dat gij ons uit Egypte gevoerd hebt? Het ware ons beter geweest de Egyptenaren te dienen, dan in deze woestijn te sterven”. Doch:

Hoge wijsheid zijn Gods wegen.
Wijsheid, zonder eind noch paal.

Juist in deze weg, waarin het de mens onmogelijk schijnt, zal Gods naam op het aller luisterijkst verheerlijkt worden in het verlossen van Zijn volk en in het ten onder brengen van de vijand. De Heere heeft Zijn volk Egypte uitgeleid door een hoge hand en een sterke arm. Daar hebben zij Zijn almacht aanschouwd en hebben er voor gebeefd. Egypte achter zich. Kanaan vóór zich. Slechts enkele dagmarsen en zij zullen er zijn! Ziet daar gaat de wolk- en vuurkolom voor hen heen, die hen des daags en des nachts leiden en verlichten zal. Het volk ziet het, en is verblijd en verwonderd. Daarom Israël vrees niet, want:

God zal Zelf Uw Leidsman wezen.
Leren, hoe gij wandelen moet.

Doch, het wandelen achter deze hemelse Leidsman is naar het vleselijk verstand een weg van raadselen, een weg van vraagtekens. Het is een terugweg, een omweg. En verwonderd zien straks de pelgrims elkander aan en richten vragend de blikken naar boven, of ze zeggen willen: Wij moeten toch naar Kanaan, en wat nu? Ze zien zich tenslotte aan alle zijden ingesloten. Geen uitweg, althans niet naar menselijke berekening! En Mozes, Israëls leidsman? Met vragende blikken richt zich het volk tot hem. Hij hoort de murmurering, hij ziet die vragende blikken. Wat zal hij antwoorden op het geschrei van het volk? Hoort, daar spreekt hij tot het van alle zijden gevangen en bedreigde volk: “Staat vast en ziet het heil des Heeren, dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaren, die gij gezien hebt, zult gij niet wederzien in der eeuwigheid. De Heere zal voor ulieden strijden en gij zult stil zijn!” Maar hoe kan Mozes zo spreken? Heeft hij misschien een geheime bondgenoot? Doch neen, want hij, die een vriend Gods genoemd wordt, heeft in de regel niet veel vrienden op aarde. Of zal hij zich misschien met de dappersten van zijn volk op de vijand werpen?

Doch neen! Mozes heeft geen wapenen, alleen maar een staf. Of weet Mozes misschien een geheime uitweg? Doch neen, want de bergen bieden geen weg, en de zee heeft geen pad. Doch Mozes kent een grote Mogendheid, waarvan hij getuigt in de 90ste Psalm: “Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God”. En ook eer die prachtige piramiden gebouwd waren, was Hij dat reeds! Laat daarom het volk de ogen afwenden van de Egyptische potentaat en ze opheffen tot de Potentaat aller potentaten. En daarom spreekt de Heere: “Wat roept gij tot Mij? Zeg de kinderen Israëls, dat zij voorttrekken”. Zie hier het Goddelijk bevel, gericht tot een volk, dat het Pniëlsvolk genoemd wordt. Een volk uitgeleid uit Egypte door een sterke arm. Maar hier, het van alle zijden bedreigde en benauwde volk. Voorttrekken! Maar hoe kan dat geschieden? Dat gaat door de weg van de zee. De zee, beeld van de levensvolheid, die in God is, maar voor Israël betekent het de dood, althans zo laat het zich aanzien. Dat gaat bij het licht, dat God ontsteekt, bij het licht van Die hemelse Leidsman, de vuur- en wolkkolom. Dat gaat, met de staf, die God hen verleent, de staf des geloofs. Zo toch lezen we in Hebt. 11, waar deze geschiedenis wordt toegespitst, namelijk door het geloof zijn ze de Rode Zee doorgegaan. En waartoe zal nu dit bevel worden volvoerd? Dat zal zijn tot een omkomen van Farao; tot een omkomen van de vijanden. Want in datzelfde Hebr. 11 staat: “Hetwelk de Egyptenaren ook beproevende, zijn verdronken”. Maar ook, dat gaat naar het land dat God hen wijst en tot het zingen van het lied van Mozes. Gelijk Israëls reis, zo is ook onze reis! Voor Gods volk is het een uitleiding uit het Egypte der dienstbaarheid. Is het een verlost worden van de helse Farao. Is het een heen leiden naar het hemelse Kanaan. Doch ook deze weg is vaak een weg vol vraagtekens, wanneer we op onszelf en op de weg, die voor ons ligt, zien. Dat zal dan ook zeggen, dat de weg, die de Heere met Zijn volk houdt, een kruisweg is. Want Gods weg loopt dwars door onze weg, door onze voornemens en beschouwingen heen, en hier wordt het kruis gevormd. Het is een weg door de zee van beproeving en een pad door tegenheden. Doch: Gij leidde Uw volk als een kudde aan de hand van Mozes en Aaron”, om dan aan het eind te zingen het lied van Mozes en het Lam. We zijn het nieuwe jaar weer binnengetreden. Onvermoeid vooruit! Er is geen stilstand. De rusteloze tijdstroom voert ons voort. Onze reis is een zeer snelle reis. Mozes zegt: “Wij vliegen daarheen”. En dan het einde komt zeker. Het einde komt spoedig! Het einde komt onverwacht! De grote vraag is dan maar: behoren we tot dat Israël Gods? Dat weet van de dienst en het gevangenhuis der zonde en wereld, maar ook uitgeleid te zijn uit deze Egyptische dienstbaarheid, en van de Rode Zee van Jezus dierbaar bloed en de weg, die de Heere met Zijn volk houdt! Dan treden we voorwaarts op het pad, dat leidt naar het hemelse Kanaan met het reislied op de lippen en in het hart:

Gewis hoe hoog de nood mag gaan,
God zal Zijn vijands kop verslaan;
Die haar ’gen schedel vellen.
Gode tot lof en Zijn Israël tot eeuwige verlossing.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2000

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2000

Bewaar het pand | 12 Pagina's