Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zucht van Klaas Kuipenga

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zucht van Klaas Kuipenga

Hendrik de Cock leest belijdenis eenzijdig

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Nederlandse kerkgeschiedenis kunnen voormannen van bewegingen of afscheidingen bijna altijd de namen van eenvoudige gemeenteleden noemen die hun denken tot verandering hebben gebracht. De bakker van Ulrum is zo'n figuur.

Het meest bekende voorbeeld is Abraham Kuyper, die als moderne dominee in Beesd begon. Hij kwam tot andere theologische inzichten door Pietje Baltus, een eenvoudige en oprechte christin. Als Helenius de Cock, zoon van Hendrik de Cock, de vader van de Afscheiding, zou horen wat Kuyper over zijn bekering vertelt, dan kan hij zeggen: Dat had mijn vader ook! Jan Jakobs Beukema, de bakker van Ulrum, en vooral de oude Klaas Pieters Kuipenga hebben het leven, denken en geloven van zijn vader radicaal veranderd. Ook bij latere afscheidingen zijn namen te noemen van mannen of vrouwen die onbedoeld voormannen op het spoor gezet hebben dat tot kerkscheuring leidt.

Klaas Pieters Kuipenga
Als ds. H. de Cock op 29 oktober 1829 door zijn voorganger als predikant in Ulrum bevestigd wordt, behoort hij – misschien enigszins op afstand – tot de Groninger richting. Zijn belangrijkste leermeester, prof. Hermannus Muntinghe, had hem het supranaturalistische denken geleerd. In de supranaturalistische theologie zoekt de Groninger universiteit een verbinding tussen de wetenschap van de Verlichting en de oude gereformeerde leer. Die poging mislukt principieel. De openbaring van Godswege sluit nooit aan bij en komt niet op uit het denken van de mens. Een theologie op grond van de natuurlijke rede is een leer zonder genade en zonder verlossing.
In een gesprek met een oud gemeentelid, dat graag belijdenis wil doen, brengt ds. De Cock de prediking ter sprake. De oude man, Klaas Kuipenga, zegt eerlijk dat hij aan de preken van de dominee niet zoveel heeft. Het activistische, deugdzame spreken van de predikant vermoeit hem en geeft hem geen troost. Hij komt tot de opmerkelijke uitspraak: ‘Als ik één zucht tot mijn zaligheid moest toedoen, dan was ik voor eeuwig verloren.’

Eenzijdig
De woorden van de oude Klaas moeten bij de jonge De Cock ingeslagen zijn als een bom. Ze hebben hem aan het denken gezet. Vooral in de vlugschriften van baron C. van Zuylen van Nijevelt vindt hij de weg naar de gereformeerde belijdenis van de kerk. Hij gaat zich verdiepen in de Dordtse Leerregels, die hij opnieuw laat uitgeven. Via een collega krijgt hij Kort begrip der Institutie van Calvijn onder ogen.
Helaas alleen maar de verkorte editie van Calvijns leerboek. Had hij de tijd maar genomen om de gehele Institutie rustig te bestuderen, dan zou zijn spreken veel minder eenzijdig geworden zijn. De kerkelijke strijd die volgt op de merkbare verandering in zijn preken, ontneemt hem de tijd om tot de kern van de leer van de Reformatie af te dalen en om werkelijk geworteld te raken in de belijdenis van vrije genade. Daarheen wilde Klaas Kuipenga zijn dominee wel leiden, maar de eenzijdigheid van zijn uitspraak deed ds. De Cock maar een deel van de gereformeerde belijdenis ter harte nemen. Als Kuipenga erbij gezegd zou hebben: ‘Maar dat hoeft ook niet, want Christus heeft ook voor mij geroepen: ‘Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij Mij?'’, dan zou de volle diepte van de gereformeerde belijdenis in één regel geklonken hebben en zou De Cock mogelijk aan het niveau van de gemeentetheologie ontstegen zijn.

Reactie
Is eenzijdigheid in De Cocks visie aan te tonen? Alleen al de toon van de titels van de vlugschriften die hij uitgeeft, geeft aan dat hij spreekt in reactie. En reactie maakt mensen altijd beperkt en weinig genuanceerd. Verdediging van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en tentoongesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde leeraars, of de Schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. de Cock. Zo’n titel geeft, zelfs na 175 jaar, beslist niet het gevoel geschreven te zijn door een wijze herder, die zijn schapen weiden wil in de grazige weide van het Woord. Maar ook de inhoud van zijn geschriften kun je niet naast de gereformeerde belijdenis leggen zonder te zeggen dat hij deze met de bril van Kuipenga gelezen moet hebben.

Boekje
Uit een van de boekjes van vlak na de Afscheiding wil ik dat wat nader toelichten. Ik kreeg het boekje in Onstwedde in Groningen van een oude boer, die mij erbij zei: ‘Mijn voorouders hebben dit gekocht toen de Afscheiding ook in onze streek kwam. Zij hebben eruit geleerd in de eredienst alleen de Psalmen te blijven zingen, maar zij hebben er ook uit geconcludeerd dat ds. De Cock niet de volle waarheid spreekt, als hij het heeft over onze belijdenis. Zij vonden hem niet goed gereformeerd en gingen niet mee met de Afscheiding.’ Het boekje heet De zogenaamde Evangelische gezangen, de oogappel der vervoerde en verleide menigte in de synodaal Hervormde kerk, nader nog getoetst, gewogen en te ligt bevonden, ja strijdig met al onze formulieren van éénheid en Gods Woord, door H. de Cock, Geref. Leeraar onder het kruis om Jezus Christus wil, van Ulrum. In dit boekje toetst hij de bundel evangelische gezangen die in 1807 werd ingevoerd, aan de belijdenis en aan de Schrift. Hij vat de gereformeerde leer al te simpel samen met te zeggen: deze is in 1618-1619 vastgesteld in Dordrecht. Het gaat volgens hem om vier zaken:
1. De leer van Gods eeuwige verkiezing en verwerping, vastgesteld op Gods Woord.
2. Dat de Heere Jezus geleden heeft alleen voor Zijn uitverkoren volk.
3. Dat de mens van nature dood in zonden en in misdaden, ganse onbekwaam is tot enig goed, ook tot bidden, dit laatste steunsel der eigengerechtig zoekende mensen.
4. Dat hij daarom door Gods Geest krachtdadig moet veranderd worden, door een almagtige kracht en onweerstaanbaar. En eindelijk dat die uitverkorenen en wedergeboren niet kunnen afvallen of door de zonde geheel en al verrukt worden.’

Weglaten
Wie de Dordtse Leerregels kent, voelt de karikatuur die hier getekend wordt.
Bij punt 1 zeggen de vaderen: God verkiest in de bediening van het Evangelie en ‘dat velen door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, maar in ongeloof vergaan, zulks geschiedt niet door gebrek of ongenoegzaamheid van de offerande van Christus aan het kruis geofferd, maar door hun eigen schuld.’ En bij punt 2 zegt de belijdenis erbij: ‘De dood van Gods Zoon is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden, van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening der ganse wereld.’
Verderop in zijn boekje merkt ds. De Cock dan op dat wij in de Bijbel wel eens ‘wereld’ lezen, maar dat wij dan de ‘uitverkoren wereld’ moeten lezen. Dat kan hij onmogelijk bij Calvijn of een andere gereformeerde theoloog geleerd hebben; dit heet gemeentetheologie. Hetzelfde is van de andere genoemde leerstukken te zeggen. De Cock laat weg wat het kenmerk van de gereformeerde waarheid is, namelijk dat de Heere ons in het Woord welmenend en uit genade aanbiedt wat wij niet kunnen en willen.

Ambtenaar Janssen
De geschiedenis van de Afscheiding is verder genoegzaam bekend. Historici van hervormden huize schamen zich nog altijd voor de hardheid en de felheid en vooral voor het formalisme waarmee de kerk tegen De Cock en zijn gemeente is opgetreden. Deze stuitte in zijn leven nog op een andere en helaas veel grotere eenzijdigheid. Hij kwam in botsing met collega’s en kerkbesturen die nog eenzijdiger tegen de belijdenis van de kerk aankeken, maar dan van de andere kant.
De Nederlandse Hervormde Kerk is in die dagen immers geen Christusbelijdende volkskerk. De grondwet van 1814 bepaalt: ‘De christelijke hervormde godsdienst is die van de Souvereinen Vorst’ (art. 133). En: ‘aan alle bestaande Godsdiensten wordt gelijke bescherming verleend’ (art. 134). Om aan zijn roeping van kerkleider gestalte te geven stelt koning Willem I een ‘Ministerie van Hervormde e.a. erediensten’ in. Secretaris van dat ministerie wordt de domineeszoon J.D. Janssen. Zelf is deze nooit predikant geweest, omdat hij bezwaar had tegen het heersende godsdienstige stelsel.
Hem wordt opgedragen een ‘Algemeen Reglement op het bestuur der Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden’ te maken. Geheel in de geest van de tijd en van de heersende theologie, die in verdraagzaamheid het hoogste kenmerk van het christendom ziet, beschouwt Janssen de belijdenis alleen maar als een bron van twist. Zijn ontwerpkerkorde, die aanvaard wordt door de koning maar niet door de kerk, zegt dan ook niets over de leer van de kerk. Het is een puur bestuursdocument.
Over de roeping van de kerkenraad, om maar een duidelijk voorbeeld te noemen, staat er alleen dit: ‘De kerkeraad zorgt voor de belangen der gemeente, gedraagt zich in alles naar de kerkelijke reglementen en verordeningen en ziet toe dat zij worden opgevolgd.’ Het grote gelijk dat Hendrik de Cock en anderen hebben, namelijk dat de kerk geen Kerk is als zij zich voor haar belijdenis schaamt en het verdraagt dat die belijdenis tot zwijgen wordt gebracht, wordt noch door de koning, noch door de besturen erkend.

Wij hebben, ook na 175 jaar, ons nog te schamen over ons voorgeslacht en hun uitspraken. Had ambtenaar J.D. Janssen maar meer naar de wet van de Koning en minder naar de liberale grondwet geluisterd. Had Hendrik de Cock zich maar minder door collega H.P. Scholte laten raden om de strijd aan te gaan met de besturenkerk op het formele vlak. Terugkijkend verzucht je ook: Had de Cock maar aansluiting gezocht bij bijvoorbeeld het predikantengeslacht Gravenmeijer, dat als calvinisten pur sang net over de landsgrens in Oost-Friesland gezegend werk deed in een niet scheurende kerk. Een telg uit dat geslacht legt in 1951 plechtig de Bijbel over de reglementenbundel van de besturenkerk, als de kerkorde aanvaard wordt, waardoor de Nederlandse Hervormde Kerk weer een belijdende kerk wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De zucht van Klaas Kuipenga

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's