Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR WERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR WERK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van 22 juli j.1. heb ik op het gevaar trachten te wijzen van de dwaze bouwer uit Mattheüs 7 of van de vijf dwaze maagden uit Mattheüs 25. Het komt mij voor, dat deze waarschuwende woorden ook voor ons geslacht in Gods Woord staan. Bunyan wijst bovendien ook nog op Formalist en Hypocriet, die over muur geklommen zijn en nu dachten, dat zij echt op weg waren naar het hemels vaderland. Het is waar, dat we niet in 'n tijd leven, waarin zulke waarschuwingen opgang maken. Velen zijn er tegen. Als het maar godsdienstig is, is het bij velen tegenwoordig wel goed. Gelukkig is het niet bij allen zo. Daar is altijd nog een volk, dat het beleeft: Wij moeten rechtvaardig verloren gaan om rechtvaardig behouden te worden. Wij moeten door de wet aan de wet sterven om in Christus te leven. De dwaze bouwer nu, v/aar wordt hij gevonden? Ik dacht bij allen, waar men niet kent de noodzakelijkheid om bekwaamgemaakt te worden voor de genade van Christus, zoals Calvijn daar van spreekt. Maar met deze waarschuwing is de vraag nog niet beantwoord, wie deze dwaze bouwer of wie deze dwaze maagd is. Daar kan een ander niet over oordelen. Men kan wel zeggen, dat men dit of dat bij iemand mist, nochtans ziet God het hart aan. Daar kan veel zijn, dat toch de rechte bekering niet is. Maar hoe weinig kan er schijnen te zijn, terwijl het toch goed is!

Men heeft mij gewezen op de 21ste preek van Smytegelt uit de bundel over „Het gekrookte riet". Daarin schrijft de prediker uit Middelburg over degenen, die van der jeugd af wedergeboren zijn. Bij veel oude schrijvers wordt ook met hen rekening gehouden. Maar nu een verschil met bepaalde kringen in deze tijd. Terwijl de ouden toegevend spreken over zulken, die van hun jeugd af veranderd zijn, richten zij in de regel hun prediking tot zulken, die met bewustzijn door de drie stukken worden heengeleid. Hun preken en hun toepassingen houden telkens deze weg voor.

Tegenwoordig ligt het vaak net andersom. Men richt zich in de regel tot degenen, die reeds van hun jeugd het geloof in Christus geacht worden te bezitten en wedergeboren te zijn en de anderen noemt men doorgezakten of valse mystieken en men komt in de preek aan hen weinig of niet toe. Daarom vind ik het beroep in de kringen der laatste op de oude schrijvers een beetje scheef.

Dan is er nog wat. Wanneer men ze naast elkaar zet: de wedergeboorte van der jeugd af aan en die bij het opgroeien, ziet men in sommige kringen een vijandschap van de jeugdwedergeborenen, die z.g. verbondsmatig geleid worden en de anderen, die een ommekeer in hun leven kennen. Die vijandschap neemt vaak grote afmetigen aan. Dat klopt niet, dacht ik. Het moet één zijn.

Maar nu Smytegelt. Hij begint met er op te wijzen, dat voor elk lidmaat de wedergeboorte nodig is. Dat is een groter stuk dan al de letterstukken van al de letterknechten. 't Is zo groot, dat een predikant en een lidmaat het moet hebben, of hij kan niet in het Koninkrijk ingaan. Het is een stuk daar ons nadenken mee bezet diende te zijn. Het moet nooit uit onze zin of uit ons gebed wezen. De verandering van ons hart diende altijd in ons ingeprent te zijn. Wij moesten niet één gebed doen zonder er om gedacht en er een indruk van gehad te hebben. Voor die wedergeboorte moeten we wat doen. We moeten et meer voor werken dan voor de kost.

Vreemde en evenwel ware taal: werkt niet om de spijze, die vergaat, maar om de spijs, die blijft. Zoekt eerst en voor al Gods Koninkrijk. Met dat stuk moeten we altijd bezet zijn in onze gedachten. Gaat ge slapen, ligt ge op bed, staat ge op: dat stuk moet gedurig onderzocht worden, , of ge er deel aan hebt. Ge moet weten de tijd wanneer, de plaats, en het middel, hoe ge er aan gekomen zijt. Daar moest niemand wezen of hij moest dikwijls in zijn hart zeggen: ben ik al een veranderd man?

Ben ik al een veranderde vrouw? Kan iemand wel gerust leven, die dat mist? Zegt gij: al mis ik het, ik kan wel gerust leven, dan gaat ge gerust naar de hel. Hoop niet zonder grond of zonder verandering. Zal iemand op deze Heiland hopen, zonder dat hij uit de natuurstaat tot de genadestaat is overgegaan? Kan iemand wel uit de natuurstaat tot de genadestaat overgaan, zo zijn hart niet veranderd wordt? Moeten de natuurlijke takken niet verènt worden? En gaat dat al toe, zonder dat men het zou weten?

Dat zou kunnen, antwoordt Smytegelt zichzelf. Daar zijn mensen, die van hun

jeugd aan veranderd zijn en genade hebben. In een gezelschap van Gods volk horen zij dan vertellen hoe God anderen omgekeerd heeft. Dat kunnen zij zo niet vertellen. Daar zitten zij eenzaam in een hoekje over te schreien. Smytegelt wil deze troosten. Daar zijn, zegt hij, kinderen die in hun eerste levensdagen wedergeboren worden. God herstelt zijn beeld in het hart van sommige kinderen. Dan ligt er van jongs af aan de zondige aard in, maar ook het beeld God. Hoe openbaren deze kinderen zich? Als wonder-kinderen, zodat ge dikwijls moet zeggen als ge zo een kind ziet van z'n eerste tot z'n 14de jaar, en ge ziet ze stille na: het gaat mijn gedachten en bevatting te boven. Ze hebben een tere liefde tot God en de Heere Jezus. Ze zijn zo ongeveinsd, het komt er alles zo eenvoudig uit. Zij durven niets doen, waarvan ze denken, dat het God mishagen zou. Zo een kind heeft zijn vurige gebeden. Dikwijls gaan ze al vroeg het veld in om hun vurige gebeden tot God te doen. Zij doen hun gebeden in het verborgene in huis. Als men daar hoort bidden, hoort men dingen, die men niet van een kind verwacht. Dit blijft al de dagen van hun leven bij hen. Als zij oud geworden zijn werken zij met hetgeen er toen is omgegaan.

Voorts hebben zij zulke verblijdingen en kiezen zo gulhartig de Heere. Dikwijls vinden hun ouders dit vreemd en doen lelijk tegen hen. Zo zijn ze jong martelaar. Men zal toestemmen, dat dit geen sluimerende wedergeboorte is en ook wel, dat de onderwijzers op school en de dominees op catechisatie weinig zulke kinderen ontmoeten, ook al hebben ze nog zo'n strenge opvoeding. Wat Smytegelt hier tekent zijn wonderkinderen. Er zijn ook andere, die van hun heel jonge jaren af indrukken hebben en ook wel bezig zijn met God en met hun zonde, maar niet zoals deze bijzondere jeugd. Ik spreek echter in het laatste geval niet van wedergeboorte of van vruchten daarvan. Ik vrees, dat men met zo'n groot woord zichzelf in slaap kan sussen. Trouwens is er niet een veel betere weg om tot vrede des harten te komen? Waarom zou men al maar willen bewijzen, dat men in zijn jeugd wedergeboren is en dus gerust kan zijn op die grond? Ik zoek de rust veel liever in de rechtvaardigmaking. Daar ligt ze toch alleen? De apostel schreef: Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof hebben vrede... Ik ben zo bang, dat men van allerlei veranderingen op vroeger of latere leeftijd z'n grond wil maken voor de eeuwigheid. Zodoende moet men het hebben van een veelheid van ondervindingen, maar men komt nooit tot een afgeneden zaak. Boston zegt ergens: , , Ik zou verloren gegaan zijn, als ik niet verloren gegaan was' .

De zaak waar het om gaat namelijk dat men overgegaan is in Christus door een waar geloof, dat is voor mij de enige grond der zaligheid en der zekerheid. Dat is, volgens de werkwoordsvorm die de apostel gebruikt in Romeinen 5 : 1 een eenmalige daad Gods.

Maar goed, we gaan weer met de wonderen Gods in 't kinderleven verder. Wie van deze jonge werkzaamheden een voorbeeld wil zien, leze de levensbeschrijving van Theodorus a Brakel. Van jongs af aan waren er de kenmerken van een grote verandering en hij heeft aangrijpende dingen ondervonden, maar zijn zielevrede heeft hij in een smartelijke weg alleen kunnen vinden in het geloof en niet in zijn vroegere wedergeboorte.

Hoe ziet Smytegelt de verdere ontwikkeling van deze wonderkinderen? Hij ziet bij velen een ommekeer op de leeftijd van 10 a 12 jaar. Daar zou hij Bunyan als voorbeeld voor genoemd kunnen hebben, hoewel deze meer ligt in de groep, die. ik noemde: diepe indrukken, zonder nog te beantwoorden aan de tekening van Smytegelt. Wel had bij Bunyan ook die verandering plaats, dat de indrukken van toorn en straf uit zijn kinderjaren wegzonken. Van zijn groep zegt Smytegelt, dat er een terugval is en dat de verdorvenheden soms meer gezien worden dan de genade, hoewel hun dat smart. Bij anderen komt de genade, die in hen is als een vurige kool onder de as te liggen. De begeerlijkheid der jonkheid, de krachtige verleiding van de wereld en het zondige gezelschap doet de verdorvenheid in kracht uitbreken, ze word soms als dol.

Dat kan maanden en jaren duren en alle waarschuwingen zijn ijdel, totdat ze gestuit worden in hun loop en bitter klagen, dat zij van God zijn afgeweken. Van dat eerste werk Gods blijft echter altijd iets over want zo'n jongeman zondigt nooit gerust. Hij wenst vaakt, dat hij van zijn zondige gezelschap verlost wordt. Onverwachts geeft God zichtbaar en tastbaar berouw. Dan komt er een hele ommekeer in hun leven. Zulken beschouwen dit als de tijd van hun wedergeboorte. Zulken gaan nu teer voor God leven. De genade, die onder de as lag, straalt weer uit. Ze zoeken.

Als nu iemand geen bepaalde verandering kent en hij heeft wel indrukken in zijn geweten gehad is hij dan wedergeboren? Smytegelt maakt onderscheid tussen wedergeboorte en conscientiewerk.

Een onveranderd man wordt sprekende ingevoerd: ik ben mogelijk ook van mijn jeugd af veranderd; ik ben in mijn jonge jaren wel overtuigd geweest en heb wel zulke kloppingen in mijn gemoed gehad, ik was de slechtste niet, mogelijk was ik toen al veranderd. Smytegelt antwoordt: „mogelijk zijt ge het niet. Wel, zondaar, zult ge het op een mogelijk laten afgaan? Uw conscientiewerk hebt ge in uw jeugd mogelijk meer ondervonden dan nu, en het gebeurt wel, dat zulken de goddeloosten in hun leven worden en dat ze in hun zonden sterven".

Dit kan, maar ik geloof, dat ze soms later ook weer vroom worden en dan krijgen we de dwaze maagd.

Maar als nu iemand in zijn jeugd is wedergeboren, welke kenmerken heeft hij? Smytegelt antwoordt:1. Hij hoort zo graag van wedergeboorte.

Hij kerkt vooral, waar valse gronden ontdekt worden en waar onderscheiden gepreekt wordt. Daar snakken ze naar. 2. Zij zijn jaloers op hen, die de tijd van

hun verandering weten. 3. Zij ondervinden de strijd tussen vlees

en Geest, de oude en de nieuwe mens. 4. Ze zijn zo arm voor God. Al zijn ze nooit in erge zonden gevallen, ze hebben toch geen gerechtigheid. Zij zijn armen van geest.

5. God geeft zulken sterke overtuigingen en lieflijke vertroostingen, tot een blijk, dat de Heere hen goed is en daarmee vergoedt hij het. Als ge de tijd van uw verandering niet weet, dan weet ge toch wel hoe Hij uw gemoed naar Jezus bracht.

6. Wie van zijn jeugd af genade bezat, vraagt zich dikwijls met kloppend hart af: zou ik mij niet bedriegen, Heere? Onderzoek mij toch. Gij weet, da t het mij om waar werk te doen is. Is het nog niet begonnen, doet het nog. Dat zult ge hun hart bestorven vinden.

7. Bovendien zo'n schepseltje gelijkt zo op al de wedergeborenen. Ze hebben hetzelfde leven. Als ge dezen dingen in uw hart kent houdt dan moed, ook al gevoelt ge de grootste verdorvenheden in u.

Zo Smytegelt. Nu dat zou ik ook zeggen. Doch waar moet het heen? Deze man heeft geen rust. Hij zoekt, en ik zeg ook: houd moed. Maar wat heeft hij nodig? Om als een zondaar en niet als een wedergeborene gerechtvaardigd te worden. Hij

moet naar zondag 7 toe en naar zondag 23. Ik geloof wel, dat geloof en rechtvaardigmaking verscholen in deze man liggen. Maar hij, die zo klaagt over zijn verdorvenheden, moet het nochtans des geloofs leren. Hij moet niet zijn grond zoeken in de jeugdige verandering, maar veel meer in het volbrachte werk van Christus. Die verandering, dat werk des Geestes aan de ziel moet ook niet verworpen worden. Het is geen tegenstelling: wedergeboorte en rechtvaardigmaking. Maar onze wedergeboorte is niet de grond des geloofs het is de weg tot het geloof. Zonder wedergeboorte geen geloof, want uit deze fontein komt het geloof voort. Doch dat geloof rust op Christus en dien gekruisigd. Hier wordt de rust geschonken aan verlorenen en goddelozen. Daarom acht ik het niet goed om alle nadruk te laten vallen op die eerste omkering. Zij is niet het belangrijkste, al is het wel belangrijk, dat men niet over de muur klimt. Het belangrijkste is echter het omhelzen van Christus, de vernieuwing bij het kruis, zoals de Christenreize dit tekent. Zulke mensen als door Smytegelt getekend, zulke kinderen met hun heel bijzondere vroomheid zijn zeldzaam. Maar ook zij kunnen niet tot rust komen dan in de weg van het leren kennen van hun verlorenheid en hun daadwerkelijk gelovig bewust omhelzen van Christus.

En als dat maar vaststaat, dat de kennis der drie stukken tot in het diepste der ziel moet doordringen en dat dus de wedergeborenen allen om hun zonde verslagen zijn gemaakt en om Christus verblijd, dan maakt het m.i. geen verschil op welke tijdstip het werk des Heiligen Geestes in ons begint. Het einde van dat werk is toch Christus. En zolang de ziel in Hem geen rust heeft gevonden blijft zij dobberen op de ongewisse baren, hoezeer, van God uit gezien, haar werk in waarheid mag zijn. En Christus openbaart zich alleen, om met Calvijn te spreken, aan de ellendige en benauwde zondaren, dewelke zuchten, arbeiden, beladen zijn, hongeren, dorsten en van droefheid en ellendigheid uitdrogen.

Doch zulken, die het om God en Zijn Christus te doen is, hebben ook de beloften: een iegelijk die zoekt, vindt. Geloof dit en wees meer werkzaam met de belofte dan met uw wedergeboorte.

Hoe lang werkzaam? Totdat Izaak geboren is, totdat het Kindeke in uw armen ligt. Totdat ge in Christus rust gevonden hebt.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

WAAR WERK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's