Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cand. Joh. van Dijke †

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cand. Joh. van Dijke

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

6 Maart 1907^10 Dec. 1948.

Cand. v. Dijke is gestorven!

Deze tijding, eigenlijk allang verwacht, verwekte toch nog een schok in de gemeenten. Al konden wij, menselijk gesproken, niet anders verwachten, dan dat cand. Van Dijke niet meer van zijn ziekbed zou opstaan, 'toch hoopten wij nog op de Almacht Gods, dat de Heere hem nog zou herstellen. Het is niet gebeurd. God is groot en wij begrijpen het niet. Hij voert Zijn souvereine raad uit. En daarnaar moest Van Dijke vier jaar studeren, na aangenomen te zijn op de Theol. School, en moest hij naar Tholen gaan om daar, 41 )aar oud zijnde en een vrouw met twaalf kinderen achterlatende, te sterven.

Na een zeer smartelijk ziekbed loste de Heere hem af. Veel leed werd geleden, veel strijd werd gestreden, maar ook het einde van cand. Van Dijke is vrede geweest.

In de nacht voor zijn sterven verblijdde hij zich, volgens het getuigenis der omstanders, in het blij vooruitzicht, dat heifi'stïeeldc (ps. 17 ; 8 ber.). Vrijdag 10 Dec, 's morgens omstreeks half acht, heeft hij het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Hij is ingegaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God. ^

De Heere ondersteune de weduwe met haar talrijk kroost, en betone Zich ook hun te willen zijn een Rechter der weduwen en een Vader der wezen. Hij gedenke de zwaar beproefde gemeente van Tholen, en geve Kerkeraad en gemeente verenigd te mogen worden met Zijn wil.

Johannes van Dijke werd geboren te Dirksland, 6 Maart 1907. In 1944 werd hij toegelaten tot de Theol. School der Ger. Gem. te Rotterdam. Op 18 Juni 1948 werd hij candidaat tot de heilige, dienst, waarna hij uit meerdere beroepen die naar de gemeente van Tholen aannam. Reeds ziek zijnde, verhuisde hij naar deze plaats, waar hij na een ernstig en smartelijk ziekbed, thans verlost is en ingegaan is in de plaats, waar geen inwoner meer zal zeggen: , , Ik ben ziek."

De begrafenis.

Dinsdag 14 Dec. vond de begrafenis plaats, een droevige dag voor. de familie, maar ook voor de gemeente van Tholen, die dacht in hem hun nieuwe leraar te mogen ontvangen.

Dat cand. Van Dijke een plaats in onze gemeente ontvangen had, bleek ook wel uit de grote belangstelling bij de begrafenis.

Vele afgevaardigden van de gemeenten van het eiland Tholen en van de overige gemeenten van Zeeland en Flakkee waren aanwezig, alsook van vele andere gemeenten uit het land. Vele predikanten en studenten der Ger. Gem. gaven van hun medeleven bij de laatste eer, aan cand. Van.Dijke bewezen, blijk. O.a. merkten wij op de predikanten Aangeenbrug, Bel, Van Dam, Dieleman, Fraanje, De Gier. Hagestein, Heerschap, Van de Ketterij, Mallan, Rijksen, Steenblok, Verhagen, De Wit en V. d. Woestijne, cand. Kersten en de studenten Cabaret, Van Gilst, Hage, Kieboom, Vergunst en Zwerus, alsook de heer Van Bochove, docent aan de Theol. School. Tevens werd de plechtigheid bijgewoond door ds. V. d. Wiel en ds. v. Leeuwen, resp. N.H. en Chr. Ger. pred. te Tholen, terwijl het gemeentebestuur door de wethouders vertegenwoordigd was.

Om 1 uur kwam de gemeente met de familie samen in het kerkgebouw der Ger. Gem. te Tholen. Onder het zingen van ps. ) 03 : 8:

„Als gras en hooi is hier des mensen leven. Die heerlijk bloeit, zijnd' een wijle verheven"

beklom ds. Fraanje de kansel. Na het lezen van Pred. 3 : 1-—14 ging hij voor in gebed. Nadat de saamgekomen menigte ps. 101 : 1 gezongen had, begon Zijn Eerw. zijn toespraak met op te merken, hoe broeder Van Dijke door God verkoren was, gezocht en gevonden, geroepen, wedergeboren; hoe God particuliere genade in hem verheerlijkte. Hij studeerde te Rotterdam, aldus spr., en heeft 2 jaar lang gepreekt, in welke ti-d hij in Nederland zijn sporen gezet heeft. Vier maal ben ik tijdens zijn ziekte bij hem geweest. Verleden week Woensdag zei hij: „Ds., het wordt sterven."

Ds. Fraanje merkte op, dat het de Heere niet behaagd heeft broeder Van Dijke in deze met Gods wil te verenigen en hoe hij zich schier tot het einde eraan vastgeklemd had dominee te moeten worden. Van Dijke kon maar niet onder God komen. En oojs ik, aldus spr., kon me.'s hem niet komen op de plaats, waar wij moesten ifju. Nochtans mocht Zijn Eerw. geloven: Zalig zijn de doden, die in den Heere sterven; en bij diegenen was ook Van Dijke. „Wie is er onder ulieden, die den Heere vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de Naam des Heeren en steune op Zijn God."

Zijn Eerw. bepaalde de aanwezigen in het bijzonder bij Pred. 3 : 14a: „Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn." Allereerst sprak ds. over Salomo's wetenschap, daar hij zegt: „Ik weet"; uiteenzettende, welk een wetenschap dit is.

Sprekende over God in Zijn souvereine deugden, besprak Zijn Eerw'. de bnmededeelbare en de mededeelbare eigenschappen, waarbij hij uiteenzette, dat nooit ~ enig schepsel iets van de onmededeelbare eigenschappen Gods zal verkrijgen, daar wij anders God zouden zijn,

In hartelijke bewoordingen richtte ds. Fraanje zich tenslotte tot de weduwe en de kinderen, kerkeraad en gemeente van Tholen, hun de ondersteuning des Heeren, in Wien alleen de rijkdom te vinden is, toewensende.

„W^ant het dorre land zal tot staand water worden, en het dorstige land tot springaders der wateren, in de woning der draken, waar zij gelegen hebben, zal gras met riet en biezen zijn, en aldaar zal een verhevene baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden: de onreine zal daar niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die, deze weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet' dwalen." Na het dankgebed en het staande zingen van ps. 68 : 3, begaf de familie en de menigte zich naar het kerkhof.

De kist werd het graf opgedragen door verschillende predikanten en studenten, die tegelijk met de overjedene gestudeerd hadden. Op het graf voerde allereerst ouderling Lindhout van Tholen het woord.

14 Dec. 1947, juist een jaar geleden, preekte cand. Van Dijke in Tholen, aldus spr., over Mal. 4 : 2: „Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid opgaan." Ook voor Van Dijke was die Zon opgegaan. Spr. merkte op, dat, zoals Mozes ons zegt, de mens tot verbrijzeling zal wederkeren. Dit is de vrucht van onze diepe val. De bezoldiging der zonde is de dood; en deze weg staat voor een ieder open. Gods Volk mag echter met Paulus roemen, niet door de wet der werken, maar door de wet des geloofs. Zich - dan tot mevr. Van Dijke en de kinderen richtende, sprak oud. Lindhout woorden, van troost en bemoediging, haar toebiddende, dat God haar de noodzakelijkheid van de wedergeboorte mocht doen beleven.

Als consulent van Tholen sprak ds. Mallan van Bruinisse.

Het besluit Gods is ons onbekend. Wel weten wij, dat er een besluit Gods is; maar wij mogen het nooit onderzoeken, aldus spr. God vervult Zijn , raad. Ik wilde en kon niet geloven, dat broeder Van Dijke zou sterven, maar ik moest het geloven. Zie, God is groot en wij begrijpen het niet." God doe ons in Zijn wil berusten en verwaardige ons Hem niets ongerijmds toe te schrijven. Wij wensen niet te spreken, aldus ds. Mallan, over onze gestorven broeder, maar Gode de eer te geven. Gemeente van Tholen, gij zijt zwaar teleurgesteld, maar berust in Gods souvereiniteit en vraag om een ander.

Weduwe, God geve u te ervaren, wat Hij Zelf zegt: „Dat uwe w^eduwe'n op Mij oetrouwen." Kinderen, houdt u bij de leer der waarheid. Drukt de voetstappen van uw vader en vraagt een hartvernieuwende genade om de God van uw vader te mogen leren kennen.

Spr. drong er op aan geen conclusies, maar lering te trekken uit dit sterven, voor een ieder persoonlijk.

Hierna voerde dr. Steenblok van Gouda het woord. Gods wegen zijn hoger, dan onze wegen; en Gods gedachten hoger, dan onze gedachten. God voert Zijn eeuwig besluit uit. Zijn eigen raad. De gedachten der mensen kunnen velen zijn, ' maar God verbreekt de gedachte der volken. In dit sterven ligt een roepstem om ons voor God te vernederen, aldus Zijn Eerw. Wij moeten de laagte in!

Broeder Van Dijke is verlost uit zijn lijden en mag nu daar zijn, waar geen smartende doorn, noch weedoende distel gevonden zal worden. Geliefde mevr. Van Dijke, de slag is zwaar, maar gij mocht het met God eens worden en leren ervaren, dat Gods wegen hoger zijn, dan onze wegen. Gemeente van Tholen, God geve u berusting in het hart en Hij schenke u de man Zijns raads.

Namens de studenten, sprak de heer Van Gilst. In zijn persoonlijke omgang met de overledene bleek, wanneer zij spraken over dingen, die eeuwigheidswaarde hebben, dat broeder Van Dijke geen vreemdeling was van het werk Gods. Zijn troost was het: „Ik ben met ulieden, al de dagen tot aan de voleinding der wereld." Uit die troost mocht hij vrucht erlangen.

Ja, dit is de troost voor de Kerke Gods, aldus spr. Geachte weduwe en kinderen, de verzuchtingen, door uw man en vader ten hemel geslaakt, mogen niet tevergeefs zijn. Dat het geen eeuwige scheiding zij. Dat uit dit sterven nog sterven geleerd mocht worden voor eigen hart en leven.

Tenslotte sprak ds. Verhagen een slotwoord. We kunnen uit de natuur dit leren dat, als koren op de akker gerijpt is, zo sprak Zijn Eerw., het door de zeis afgemaaid wordt en in de schuur gebracht wordt. Alles moest meewerken om broeder Van Dijke te rijpen voor de eeuwigheid. Nu was

hij rijp en dan past ons zwijgen. In plaats van leraar in de volle zin, is hij nu ouderling in de hemel.

Het is moeilijk te aanvaarden, dat alles mee moest werken ten goede, maar God voert Zijn raad uit. Geachte weduwe, de Ger. Gem. heeft tegenover u een ereschuld en zij hoopt die te betalen. Wij zullen u plaatsen op de lijst van predikantsweduwen der Ger. Gem.

Zoek uw sterkte in God, ook met de zware taak, die er nu op uw schouders ligt ten opzichte van uw kinderen. Kinderen, vergeet uw vader nooit en sta uw moeder bij.

Tenslotte laat ds. Verhagen zingen ps. 84 : ^, Een broer van de overledene dankt allen voor de betoonde belangstelling, in het bijzonder de Gemeente en Kerkeraad van Tholen voor al de liefde, aan de overledene betoond; student Vergunst, die Zondag in de gemeente heeft willen voorgaan en daarin de familie en de gemeente tot bemoediging en troost is geweest, alsook de predikanten, die gesproken hebben, benevens de burgemeester voor zijn medeleven en de geneesheer voor diens trouwe zorg.

Teruggekeerd van het graf, sprak ds. De Wit nog in de kerk. Allereerst het hij zingen ps. 90 : 9 en ging voor in gebed.

Zijn Eerw. sprak naar aanleiding van ps. 73 : 1: „Immers is God Israël goed." In het leven van Asaf was een voor hem onoplosbaar raadsel, dat God echter voor hem oploste. God lost alle raadsels op, maar niet alle aan deze zijde ^yan het graf. Al de raadselen van broeder Van Dijke zijn opgelost, evenals van Asaf. Hoe kwam Asaf die te boven? , aldus ds. De Wit. God leidde hem in Zijn heiligdom. Hij blikte in Zijn eigen nietigheid en in de raad Gods. Toen werd Asaf een groot beest bij God. Maar het geloof deed hem opkomen: „Gij zult mij leiden naar Uw raad, en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen." Zo kwam Asaf achter het raadsel; en broeder Van Dijke ook.

God is goed, want Hij deed het. Zijn eigen eer bedoelende, souverein. Er blijven raadsels over! Maar Van Dijke is ze te boven. Gij ook? , zo vroeg spr. Asaf kan door genade God God laten. Die, genade wensen wij dé weduwe en de kinderen toe, die bedieningen van souvereine genade uit Gods verbond. Als men daar iets van heeft, zijn de raadsels ontknoopt, want Go4 doet altijd goed. Ik sta zelf ook voor een raadsel, aldus ds. De Wit, in verband met de herderloze toestand, dezer gemeente. Maar wij kunnen ons vergissen; God echter niét.

Het leven van Gods volk kan in duisternissen gaan, maar het einde is: , , daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen." God doet Zijn eer eruit voortkomen. En onbekeerden, de rouwklagers gaan dagelijks door de straten. 'Gij moogt dan de genade zoeken, die Asaf van God verkreeg en die hem deed betuigen: „Ik ben een groot beest bij U^ Gij zult mij leiden door Uwe raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen." Hierna eindigt ds. De Wit met dankgebed en het laten zingen van ps. 73 : 1, waarmede deze droeve plechtigheid beëindigd was.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1948

De Saambinder | 4 Pagina's

Cand. Joh. van Dijke †

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1948

De Saambinder | 4 Pagina's