Prof. Hordijk: Aandacht christen voor milieu mag niet verslappen
WAGENINGEN - Bij de bouw van de nieuwe kerk van de gemeente waarin hij thuishoort, werd gediscussieerd over de vraag of er al of niet een afdak boven de fietsenstalling moest komen. De beslissing werd: géén dak. „Men had er geen geld voor over. Die keuze betekent dat er nog meer mensen per auto naar de kerk komen, terwijl men in de wijk waar ik woon verkeerstechnisch veel gemakkelijker met de fiets naar de kerk kan dan met de auto”.
Een voorbeeld waarmee prof. dr. Leen Hordijk (49) wil aangeven dat christenen vaak niet gemakkelijker een milieuvriendelijke keuze maken dan niet-christenen. Hordijk spreekt vandaag op de Evangelische Hogeschool in Amersfoort op de werk- en studiedag over milieu, levensstijl en geloof in het kader van dankdag ’95.
Het onderwerp waarover hij spreekt, heeft een politieke lading: ”Vadertje staat en moeder natuur: een echtscheiding?” Een van zijn stellingen luidt: „De westerse vader staat kan zijn materiële zorg voor de kinderen alleen maar op peil houden door ook de moeders in andere delen van de wereld uit te putten. Deze vorm van polygamie leidt tot strijdende vaders en lijdende moeders”.
De dag is belegd door de Evangelische Hogeschool, samen met de Stichting Zwaluw, een stichting voor milieu-educatie in christelijk perspectief, en De Hof van Heden, een interkerkelijke club mensen die de nadruk legt op „anders boodschappen doen” en „energie opwekken met windmolens”, aldus organisator drs. P. H. Siebe van de Stichting Zwaluw.
Zorgen voor Morgen
Hordijk is bijzonder hoogleraar in de milieusysteemanalyse aan de Landbouwuniversiteit van Wageningen (LUW) en wetenschappelijk directeur van het Centrum voor Milieu- en Klimaatstudies van de LUW. Voor hij in ’91 zijn ambt in Wageningen opnam, werkte hij vier jaar bij het RIVM in Bilthoven, waar hij meewerkte aan Zorgen voor Morgen, de eerste ”Nationale Milieuverkenning”.
In de jaren daaraan voorafgaand woonde Hordijk met zijn gezin in Oostenrijk, waar hij een onderzoek opzette naar zure regen. Hij ontwikkelde daar een computermodel dat nog steeds internationaal wordt gebruikt. Naast zijn dagelijks werk is Hordijk tweede voorzitter van het GPV. Het kerkgebouw waarover hij spreekt, is De Lichtkring, het qua architectuur opvallende gebouw van de vrijgemaakt gereformeerde kerk in de Amersfoortse wijk Kattenbroek.
Hordijk maakt zich zorgen over het feit dat in politiek en samenleving de aandacht voor het milieu de laatste jaren drastisch is afgenomen. Of dat verschijnsel direct aan ”paars” moet worden gekoppeld, weet hij niet, wél is voor hem zeker dat het milieu beter af was in de tijd dat er VVD-ministers op VROM zaten. „Ginjaar, Winsemius, Nijpels… Vooral iemand als Winsemius straalde gezag uit”.
Onder PvdA-minister Alders zakte het milieu steeds lager op de politieke ‘hitlijst’ „en mevrouw De Boer is te veel lokaal-bestuurlijk opgegroeid om in landelijk verband krachtdadig op te kunnen treden”. „Ze mist een brede ervaring .en is absoluut niet opgewassen tegen iemand als Wijers van economische zaken. Ik had wel eens willen zien wat er over Schiphol was besloten als Nijpels nog milieuminister was geweest”. In 1989 was Lubbers „groener dan wie ook”.
Kortzichtigheid
De Wageningse hoogleraar signaleert een verregaande kortzichtigheid bij politici als het over milieu gaat. „De blik gaat niet verder dan een jaar, de termijn voor een begroting, of vier jaar, de volgende verkiezingen. Winsemius keek verder: grootschalige milieuproblemen zoals verzuring en klimaatverandering kwamen dankzij hem hoog op de agenda”.
Wat in de grote verbanden gebeurt, ziet Hordijk zich ook afspelen in het klein. „Ik hoor steeds vaker mensen zeggen: Dat milieu, dat weten we nu zo langzamerhand wel. Oud papier verzamelen, vooruit, glasbak, oké, biobak, hmm, die stinkt. Er treedt een vorm van moeheid op, die gerelateerd is aan de desinteresse van de overheid, die een voorbeeldfunctie heeft maar die niet waarneemt. De politiek geeft voortdurend de verkeerde signalen af”.
Dat is des te kwalijker in een land „met enorme dichtheden aan mensen en varkens”. „De problematiek is navenant. Neem het mestprobleem. Belanghebbenden, de boeren, doen nu net alsof er nooit is gewaarschuwd tegen het mestprobleem. Hier op de LU zit een collega die 25 jaar geleden al riep dat de mest een ramp zou worden voor oppervlaktewater, bodem en grondwater”.
Dat een initiatief zoals de mestverwerkingsfabriek in Helmond werd stilgelegd, is voor Hordijk een signaal. „Op grond van geld wordt de keuze voor mestverwerking niet gemaakt, men steekt het liever in subsidiëring en sanering van boeren die in de problemen raken. De nutriënten die wij met de tapioca uit Thailand hier heen halen, zouden met hetzelfde schip in de vorm van mestkorrels weer die kant uit moeten”.
Weinig onderscheid
Hordijk is bang dat hij vandaag op de.EH „toch een beetje voor de ‘milieubekeerden’ staat te preken, vooral leden van GPV en RPF. „Ik hoop dat er ook wat CDA’ers zijn”. „Verder moeten we zo reëel zijn om te zeggen dat ook christenen van gereformeerde signatuur gewend en gehecht zijn aan alle vormen van luxe, inclusief de verweg-vakanties. We onderscheiden ons in heel weinig van de grote massa”. Jaarlijks twee weken op vakantie, valt niet onder dat ‘oordeel’. „Door de manier van leven die we Ons hebben aangemeten, is het nodig dat we daar even afstand van doen, maar dan geldt dat we moeten uitkijken wat voor vakantie we kiezen. Het hoeft niet allemaal exotisch”.
De gedachte die onder christenen soms leeft dat het allemaal niet uitmaakt omdat eer straks toch een nieuwe aarde komt, noemt Hordijk „een uiterst onverantwoordelijke manier van denken”. „Het excuus dat anderen er ook niets aan doen, is geen excuus. Gods water over Gods akker laten lopen, is geen christelijke levenshouding. Wat wij nu niet doen, komt onze kinderen en kleinkinderen ten laste. Helaas komen veel mensen daar pas op latere leeftijd achter. Dat zag je bijvoorbeeld in het leven van Sicco Mansholt gebeuren”.
„In mijn inaugurele rede heb ik geciteerd wat Calvijn schreef in zijn uitleg van Genesis: Die een akker bezit, moet dus de jaarlijkse vruchten trekken, en toezien dat hij de grond door zorgeloosheid niet uitgeput laat worden, maar hij moet zich erop toeleggen, om hem de nakomelingen over te leveren, zoals hij hem heeft ontvangen, of nog beter bebouwd”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1995
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1995
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's