Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. H. ROELOFSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. H. ROELOFSEN

20 october 1852 - 1 october 1930

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Die Mij eeren zal Ik eeren”
Dit Woord des Heeren is vervuld niet alleen in het leven, maar ook in het sterven van den zoo algemeen in het land geliefden Ds. H. Roelofsen, emeritus-predikant der Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Bijzonder gaf de dag der begrafenis, Maandag 6 October daarvan getuigenis.
Uit alle oorden des lands waren predikanten, afgevaardigden van kerkeraden en vrienden te Zeist saamgestroomd. Het ruime kerkgebouw kon de scharen niet bergen, hoewel niet alleen de banken, maar ook de paden waren volgestuwd.
Te twaalf uur trad de familie het kerkgebouw binnen. Bijzonder het inkomen van de rouwdragende weduwe met haar eenig kind, schoonzoon en kleinkinderen greep allen aan, die het gezin van nabij kenden. Niet alleen de leeraar, maar ook deze weduwe had zulk een ruime plaats in het hart van Gods volk verkregen. Haar leed werd gevoeld; ook in haar hope deelde het volk.
Onder het zingen van Ps. 89 : 1 beklom de predikant der plaats, Ds. J. R. van Oordt den predikstoel en deze droeg de nooden den Heere in den gebede op. Ds. Van Oordt hield een toespraak over 2 Tim. 4 : 7: Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.
Het waren de laatste woorden, die de overledene gesproken had. Hij was met deze woorden de eeuwige heerlijkheid ingegaan. In treffende bewoordingen en onder innige aandoening bracht Ds. Van Oordt het getuigenis van den Apostel Paulus over. De strijd van Ds. Roelofsen was thans beëindigd en de kroon der heerlijkheid ook hem gegeven. Weduwe en kinderen en verdere familie werden vertroost. Zij konden niet treuren als degenen, die geen hope hebben.
Het duurde geruimen tijd eer de ontzaglijke stoet gereed was. Gereden werd langs het sterfhuis naar het te Zeist zoo ver afgelegen kerkhof. Honderden en nog eens honderden verzamelden zich rond de groeve. Door bijzondere zorg der politie verliep alles in de allerbeste orde. Rond het graf was een ruimte afgezet voor de familie en voor de weduwe en een ouden broeder van den overledene een leuningstoel, voor de sprekers een spreekgestoelte neergezet. Voorwaar de Heere gaf genade en eere.
Ds. J. Fraanje heeft op het graf het eerst het woord gevoerd. Hij toch heeft een vijf-entwintigtal jaren in de allernauwste vriendschap met den overleden knecht des Heeren saamgeleefd. Van enkele bijzondere voorvallen in dien tijd gewaagde deze leeraar. Weduwe en kroost beval hij den Heere.
Ds. G. H. Kersten sprak daarna enkele woorden. Hij wenschte niet den mensch te verheerlijken, maar te gedenken de genade die God in den overledene verheerlijkte en den dienst, dien hij in de kerk dienen mocht. Met vrijmoedigheid mag getuigd, dat hij gebouwd heeft op het vaste fundament goud, zilver en kostelijke steenen, een werk dat de beproeving van het vuur doorstaan zal. Die prediking zal zijn een reuk des levens ten leven, maar ook een reuk des doods ten doode.
Ds. Verhagen sprak namens de Zeeuwsche kerken, waarin Ds. Roelofsen zoo langen tijd met rijken zegen arbeiden mocht. Ds. Verhagen bemoedigde Gods volk. Ook hun strijd zal eens eindigen in de eeuwige overwinning, waarin de overledene reeds is ingegaan. Hij wees er voorts op, dat de overledene met vele tranen de onbekeerden vermaand heeft, zich tot den Heere te wenden, terwijl het heden is.
Ds. van Oordt verzocht vervolgens te zingen Psalm 68 : 10, en plechtig klonk het uit zoovele monden:
Geloofd zij God met diepst ontzag,
Hij overlaadt ons dag aan dag
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zal die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil,
Hij schenkt uit goedheid zonder peil
Ons ’t eeuwig, zalig leven.
Hij kan en wil en zal in nood,
Zelfs bij het nad’ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.
De overledene had verzocht, dat niet meer dan één vers op het kerkhof gezongen worden zou. Het was het vers uit Psalm 68, dat Gode de eere geeft.
De schoonzoon van Ds. Roelofsen, dhr. W. Chr. den Hengst dankte voor de bewezen eer.
* * *
Een Koningskind is begraven!
Hij kon verslag geven, dat de Heere hem in genade tot Zijn kind had aangenomen.
Op nog geen achttienjarigen leeftijd werd hij met kracht overtuigd van zijn diepen ellendestaat. Vroolijk leefde hij in de wereld, hoewel niet geheel zonder indrukken van de noodzakelijkheid der bekeering. Zelfs op Gods dag zocht hij met zijn vrienden de genietingen der zonde. Tot God hem in het hart greep. Het was op Zondagavond, 21 Augustus 1870, dat de Heere hem toeriep: „Tot hiertoe en niet verder”. Daar de weg, dien de Heere met hem gehouden heeft, door hem zelf beschreven is, en binnen korten tijd, naar ik hoop, ter perse zal gelegd, wil ik thans slechts; met een enkele opmerking volstaan.
Geruimen tijd heeft hij in vele bekommeringen en vreezen verkeerd. Dan weder werd hem in de ziel geblazen, dat zijn zonden te groot waren; dan weder, dat zijn werk niet oprecht was. Op een anderen tijd werd hij besprongen met de gedachte tot de wereld te zullen wederkeeren, gelijk een hond tot zijn uitbraaksel en een zwijn tot de wenteling in het slijk. Met vele en velerlei bestrijding was dikwerf zijn ziel bezet. Wat hem ook zoo zwaar viel, was de bittere tegenstand van zijn huisgenooten. Dien tegenstand heeft de Heere echter willen breken, zoodat hij vrijheid verkreeg om met Gods volk om te gaan.
Het behaagde den Heere daarenboven, het geloof, in hem geplant, te sterken. De Heere Jezus openbaarde Zich in Zijn Woord als den Weg, die ten eeuwigen leven leidt. O, welk een innerlijke betrekking is in zijn ziel op Hem gevallen ! Gods beloften ondersteunden hem in nood en aanvechting. Hoe groot was hem menigmaal het wonder, dat de Heere op hem had willen nederzien. Met blijdschap gedacht hij dan aan de wegen des Heeren en stemde hij met den dichter van Psalm 138 in:
Dan zingen zij, in God verblijd,
Aan Hem gewijd,
Van ’s Heeren wegen.
Toch kon onze Roelofsen bij deze bevinding niet leven. Gods weg met hem was anders, dan met zoovelen in onze dagen, die de rechtvaardigmaking des zondaars voor God met den Hemel-Advocaat afdoen.
Wie echter eenig besef ontvangen mag van de rechtvaardigmaking, zal verstaan, dat God de Vader den uitverkoren zondaar vrijspreekt. Hij is de rechter. En niet een advocaat, maar de rechter alleen velt het vonnis. Welnu, het mocht Hendrikus Roelofsen gebeuren de vrijspraak des Vaders in bewustheid zijner ziele door het geloof te ontvangen. God de Heilige Geest verzegelde hem er van, dat zijne zonden waren weggenomen. Ja, deze Geest gaf getuigenis met zijn geest, dat hij een kind Gods was. Toen heeft zijn ziel gehuppeld en is hij dronken geworden van hemelvreugd.
Ik hoop, als straks zijn eigen beschrijving het licht zal zien, dat het den Heere behage velen van Zijn bekommerd volk jaloersch te maken op deze weldaden, die God Zijn volk bewijzen wil.
Een leven van teedere oefeningen is gevolgd. Dat is Gods weg met Zijn volk. Hij verheerlijkt Zijn genade niet, om ze renteloos te laten liggen. De weldaden, die Hij de Zijnen schonk, brengt Hij in een oefenschool. En dat gaat dikwijls door diepe wegen heen. O, Roelofsen kon zoo bezwaard zijn ! Hij was geen man van strijd. Den strijd ontweek hij zoo lang hij kon. Zijn tegenstanders zochten van die eigenschap dikwijls gebruik te maken. Bedroefd zat hij dan bij de pakken neer. Ook als hij preeken moest en hij zich zoo gesloten gevoelde, was hij zeer bedrukt. Evenwel, de Heere liet hem niet verlegen, maar redde hem keer op keer. Nog korten tijd vóór zijn sterven viel de vijand zoo geweldig op zijn ziel aan. Geheel zijn lichaam was ontroerd. Maar toen openbaarde zich zijn triumpheerende Koning en redde hem uit. In die laatste maanden werd plotseling een operatie noodig. Van het ziekenhuis te Utrecht, waar deze geschiedde, mocht hij zoo blijmoedig getuigen. Zijn oog was op Christus gericht, Die als een lam ter slachting geleid werd. Het lijden van Christus nam de smart van zijn lijden weg. In al die wegen leefde Gods volk met hem mede. Want de Heere had hem in de harten van de Zijnen een groote plaats gegeven.
Dat was vooral ook door de bediening van het Evangelie. Waar Ds. Roelofsen optrad, overal liep de menigte tezamen om het Woord te hooren. De kerkgebouwen konden dikwijls de hoorders niet bevatten. Het was de ernst der prediking, die trok; het bouwen op het eenig fundament, n.l. Christus. Hij was vrij van het bloed zijner hoorders! Gods volk werd getroost, opgebouwd in het allerheiligst geloof.
In Lunteren aan de Kuit hield Hendrikus Roelofsen in 1880 zijn eerste oefening over Lucas 1 : 17b. Hier arbeidde hij tot 4 Mei 1884. Toen nam hij afscheid, sprekend over Filipp. 2 : 12b en vertrok hij naar Ederveen (gemeente Ede), waar hij zich verbond met een oefening over Hand. 17 : 23.
Te Ederveen arbeidde Ds. Roelofsen als godsdienstonderwijzer ruim elf jaren: van 11 Mei 1884 tot 4 Augustus 1895. Hij verwierf zich hier vele vrienden en het afscheid, wegens zijn vertrek naar Opheusden, viel zwaar. Bij die gelegenheid sprak hij over Efeze 6 : 24. Deze afscheidsleerrede heeft Ds. Roelofsen mij kort voor zijn sterven ter hand gesteld. Zij zal tot zijn nagedachtenis in druk verschijnen.
Ds. Pieneman was van Opheusden vertrokken naar Den Haag. Nog hoor ik het ouderling Van D. uit Opheusden zeggen: „Wij hebben een ander. Roelofsen moet komen.” En Roelofsen kwam. Tot de Gereformeerde Gemeenten toegelaten, proponeerde hij eenigen tijd te Opheusden. Aan die gemeente verbond hij zich, leerend uit Jes. 40 : 6a. Het was 11 Augustus 1895. 13 September 1896 werd hij in het leeraarsambt bevestigd. Hij aanvaardde zijn ambt met een predikatie over Efeze 6 : 18b en 19. Bijna tien jaren heeft Ds. Roelofsen te Opheusden met rijken zegen mogen arbeiden. De Heere had er velen van Zijn volk, voor wie de leeraar ten rijken zegen werd gesteld. In Juni 1905 vertrok hij naar Goes. Hij nam afscheid van Opheusden uit Luc. 19 : 42a en hij verbond zich aan Goes, predikend over Efeze 3 : 8. Vier jaren later leidde de weg naar Bruinisse. Goes zag noode zijn leeraar vertrekken; ja, er waren er, die wilden beproeven of het niet mogelijk was zijn vertrek te verhinderen. Maar dat kon niet. Ds. Roelofsen moest Goes verlaten, waar door zijn arbeid zondaren in het hart gegrepen waren. Hier werden ook de nauwe banden gelegd tusschen hem en Ds. Fraanje, die tot den laatsten dag de innige vriendschap deden voortbestaan. Voor het laatst sprak de Goesche leeraar over Efeze 6 : 23, 24. Den volgenden Zondag hield hij te Bruinisse zijn intrede over Psalm 51 : 14, 15. Het was Sept. 1909. Slechts drie jaren mocht Bruinisse zich in het bezit van Ds. Roelofsen verheugen. In die drie jaren maakte hij den geweldigen storm mede, die het dorp zoo zeer bedreigde. Zeist riep. Met de Oudtestamentische zegenbede (Num. 6 : 23-25) nam Ds. Roelofsen afscheid.
Te Zeist werd een nieuwe kerk gebouwd en nog voor zijn komst nam hij 31 Jan. 1912 deze in gebruik, predikend over 1 Petr. 2 : 5a. 2 Februari volgde de intrede met een predikatie over Efeze 3 : 8.
Langzamerhand namen de krachten af. Een slepende ziekte noopte den ouden leeraar emeritaat te vragen, dat hem eervol werd verleend. Uit Hand. 11 : 23 nam de oude leeraar afscheid van Zeist.
Toch trad hij nog meermalen voor de gemeente op, vooral zoolangen tijd deze vacant bleef. Met de komst van Ds. J. R. v. Oordt werd de vacature vervuld. Ds. Roelofsen bevestigde hem, sprekend over Efeze 2: 20. Gedurig diende de zoo algemeen beminde leeraar onderscheiden gemeenten. Ja, hij ondernam nog korten tijd geleden een reis naar Zeeland. Voor het laatst sprak hij 15 Juni 1930 te Zeist over Spr. 8 : 20 en 21 (eerste gedeelte).
1 October werd hij afgelost. Met ruimte mocht hij de eeuwige heerlijkheid ingaan. Toen ik hem Vrijdag 26 Sept. voor het laatst bezocht, hield hij langen tijd mijn hand vast. Hij bad mij in al den arbeid de rijke genade van den Heere Jezus Christus toe. Vroeg mij te willen zorgen voor de uitgave van enkele nagelaten geschriften; en betuigde toen met blijdschap den dag der verlossing tegemoet te zien. Van vrouw en kinderen was hij losgemaakt. „Mijn ziel is gedurig werkzaam”, zoo sprak hij, „met Psalm 45 : 7:
Straks leidt men haar in statie uit haar woning,
In kleeding rijk gestikt, tot haren Koning”.
Blijmoedig is hij heengegaan. Reeds werd opgemerkt, dat zijn laatste woorden waren uit den 2den Brief aan Timotheus: „Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke de Heere, de rechtvaardige Rechter mij in dien dag geven zal.”
Dit sterven is geen sterven. Het is een doorgang tot het eeuwige leven. Het verwekke ons tot jaloerschheid. O, onbekeerde van hart, mocht de Heere u het onderscheid eens doen zien tusschen u en Zijn volk. Ook gij zult sterven en wie weet hoe spoedig. En hoe schrikkelijk zal het sterven zijn buiten Christus.
Gelukzalig is het volk, welks God de Heere is. Hij zal ons geleiden tot den dood toe.

Overzicht van de standplaatsen van Ds. H. ROELOFSEN
1e Oefening in 1880, in de Kuit (gem. Lunteren) ; tekst Lucas 1 vers 17b.
Afscheid, Philipp. 2 vers 12b.
Intrede 11 Mei 1884 te Ederveen (gem. Ede), Hand. 17 vers 23.
Afscheid 4 Augustus 1895 te Ederveen, Efeze 6 vers 24.
Intrede Opheusden 11 Augustus 1895, Jesaja 40 vers 6a.
Intrede als predikant te Opheusden 13 Sept. 1896, Efeze 6 vers 18b en 19.
Afscheid Opheusden, Lucas 19 vers 42a.
Intrede Goes, Juni 1905, Efeze 3 vers 8.
Afscheid Goes, Efeze 6 vers 23 en 24.
Intrede Bruinisse, Sept. 1909, Psalm 51 vers 14 en 15.
Afscheid Bruinisse, Num. 6 vers 23, 24 en 25.
Ingebruikneming nieuwe kerk te Zeist 31 Jan. 1912, 1 Petr. 2 vers 5a.
Intrede Zeist 2 Febr. 1912, Efeze 3 vers 8.
Afscheid Zeist 1927, Hand. 11 vers 23.
Bevestiging Ds. v. Oordt te Zeist, April 1928, Efeze 2 vers 20.
Laatste preek te Zeist, 15 Juni 1930, Spreuken 8 vers 20 en 21 (eerste gedeelte).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1930

De Saambinder | 4 Pagina's

Ds. H. ROELOFSEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1930

De Saambinder | 4 Pagina's