Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een barmhartig en getrouw Hogepriester

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een barmhartig en getrouw Hogepriester

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad van Abraham aan.

Waarom Hij in alles de broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren om de zonden des volks te verzoenen.

Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij degenen, die verzocht worden te hulp komen"!

(Hebreeën 2 : 16—18)

In het voorafgaande is door de Hebreeënschrijver volle nadruk gelegd op Jezus' vleeswording. In vs. 10 hoorden we: „Want én Hij, Die heiligt en zij die geheiligd worden zijn allen uit één". Dat wilde in het verband van onze brief zeggen: van één natuur. Terwijl het in vs. 14 klonk:

„Aangezien dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden". Echter, niet alleen het feit, ook het doel, van Z'n vleeswording kwam aan de orde: „opdat Hij vele kinderen tot de heerlijkheid zou leiden" (vs. 10). En: „opdat Hij door de dood te niet zou doen degene, die het geweld des doods had, nl. de duivel" (vs. 14). En: „opdat Hij verlossen zou al degenen, die met vreze des doods gedurende heel hun leven aan de dienstbaarheid onderworpen waren" (vs. 10). Kortom: het werd gezet in het kader van het machtige verlossingswerk, waartoe de Vader Hem riep. Vervolgens wordt nu in vs. 16 ook de reden van dit alles aangegeven.

Reden

„ Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad van Abraham aan..."! Voor , , aannemen" wordt in het Grieks een woord gebruikt, dat volle nadruk legt op Gods ontferming, op Zijn genadige gezindheid. Het kan ook vertaald worden met: ich het lot aantrekken van, zich bekommeren om, of: ich ontfermen over! U moet hier dus niet denken aan het aannemen van de menselijke natuur door Christus, zoals sommige verklaarders voorstaan, maar aan Zijn genadige gezindheid jegens het zaad van Abraham. Hier wordt dezelfde gedachte uitgedrukt als in bijv. Ex. 6 : 6, waar de Heere tot het verdrukte volk in Egypte spreekt: , Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn". Of zoals we lezen bij Job: , En de Heere nam het aangezicht van Job aan" (Job 42 : 9). Dit aangenomen worden door God is pure genade. Levend bewijs, hoe Hij vol ontferming is jegens het arme en ellendige.

Het is dan ook niet zonder reden, dat de Hebreeënschrijver dit vers begint met het woordje „waarlijk". Het dient om dat, wat eigenlijk niet voor te stellen is, te bevestigen en te bekrachtigen. Hij wil a.h.w. zeggen: het ongelofelijke is toch waar! Gods ontferming strekt zich niet uit naar de engelen, maar naar het zaad van Abraham. „ Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar het zaad van Abraham"!

Dat de schrijver hier opnieuw de engelen noemt, zal zeker samenhangen met het voorafgaande. Hij heeft m.n. in hoofdstuk 1 de heerlijkheid van de Zoon bezongen boven de engelen. 'Nu laat hij gevoelen, hoe ook de gelovigen rijk bevoorrecht zijn boven de engelen. De engelen staan eeuwig in Gods dienst. Juichen voor Zijn troon. Voeren uiterst gewillig Zijn bevelen uit. Nochtans: Gods bijzondere ontferming richt zich niet op hén, maar op het zaad van Abraham, dat in zichzelf verloren is. Schuldig voor God. Waard om eeuwig van voor Zijn aangezicht verstoten te worden. En toch: God is jegens hen bewogen. Trekt zich hun lot aan. Neemt hen in verkiezende liefde apart. Stelt hen in een genadige verbondsbetrekking met Zichzelf en legt al Z'n ontferming jegens hen open in de zending van Zijn Zoon. Onbegrijpelijk wonder! Genade, rijk en vrij...!

En het zal duidelijk zijn: uidt onze brief hen tot wie Gods ontferming uitging aan als „het zaad van Abraham", dan heeft dat alles te maken met de afkomst van de Hebreeën. Het waren immers joden-christenen. Dus metterdaad behorend tot het volk uit Abraham gesproten. Het volk, waaraan God Z'n bijzondere beloften had verbonden. Toch mogen we Gods ontferming niet tot hen beperken. In de verkiezing van Abraham had God immers ook de héidenen op het oog. Z'n belofte luidde immers: In u zullen gezegend worden ólle volken des aardrijks"! Zodat we in het verband van ons vers hier ook aan de gelovigen uit de heidenen mogen denken. Door het geloof in Christus delen zij ook in de beloften, eenmaal aan Abraham gegeven en vormen zij zijn geestelijk nageslacht. Denk aan Gal. 3 : 7: , Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn" (Vgl. ook Rom. 4:11)!

Ondertussen, welk een niet uit te zeggen voorrecht om te delen in die aanneming van Godswege. Elk van Gods kinderen moet het belijden: n plaats van engelengehoorzaamheid en engelentrouw was er bij mij enkel ongehoorzaamheid en óntrouw. In plaats van engelendienst en dienen van de vorst der duisternis. En toch: ij neemt de engelen niet aan, maar het zaad van Abraham. Hij was bewogen. Hij zocht mij op. Hij trok mij weg uit mijn duisternis en schuld en verlorenheid. En... Hij ontfermde Zich over mij in Christus, Zijn Zoon. Drukte mij aan Zijn hart. Nam mij aan tot Zijn kind. Wie komt daar ooit over uitgedacht en uitgesproken? Wie zal woorden vinden om die ontferming naar waarde te prijzen? Over blijft de stille en verwonderde belijdenis van Hagar: En zij noemde de Naam des Heeren, Die tot haar sprak: ij God des aanziens! Want zij zei: eb ik ook hier gezien naar Dien, Die mij aanziet"? (Gen. 16 : 13).

Barmhartig

Heeft de schrijver zo op klare en duidelijke wijze de achtergrond van Christus' vleeswording opengelegd en Gods genadige ontferming aangewezen als de bron van dit alles, dan komt hij vervolgens weer terug op 't doel. Want... om Zich te kunnen ontfermen moest Hij, zo vervolgt onze brief , , in alles de broederen gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen, die bij God te doen waren om de zonden van het volk te verzoenen"!

We zagen: al eerder werd in dit tweede hoofdstuk over doel van Christus' vlees wording geschreven. Vs. 17 brengt het nog een keer samenvattend onder woorden. Het was nodig, opdat Hij als Hogepriester de zonden van het volk zou kunnen verzoenen! Voordat de schrijver echter iets van dat hogepriesterlijke werk zegt, tekent hij eerst iets aan betreffende de Hogepriester zelf. Hij noemt Hem „barmhartig en getrouw"! „De twee deugden, waar het bovenal op aankwam en die aan de Israëlietische hogepriesters - denk aan Kajafas - al te vaak hebben ontbroken" (Grosheide).

Het woord „barmhartig" ziet op de innerlijke gezindheid, waarmee Christus Zijn hogepriesterlijk werk verrichtte. Het geschiedde niet kil. Koud. Onbewogen.

Nee, Hij was vol barmhartigheid. En dat niet bij vlagen, of opwellingen. Nee, Hij was het gedurende heel Zijn dienst. Vol van barmhartigheid was Hij, toen Hij kwam naar de aarde. Toen Hij rondging door het beloofde land. Toen Hij Z'n lichaam aan het kruis liet nagelen. Hartelijke gehoorzaamheid aan Zijn Vader, maar ook brandende liefde tot het verlorene dreef Hem. Hoe vaak lezen we niet van Hem, dat Hij innerlijk met ontferming bewogen was. Dat de tranen Hem over de wangen liepen van droefheid en mededogen. , , Want in een hogepriester, wiens ambt het is de gramschap Gods te verzoenen, is vooral barmhartigheid van node" (J. van Andel). En deze wijze schriftverklaarder voegt daar dan meteen het pastorale vermaan aan toe: Wie dan aan Christus' barmhartigheid twijfelt en met wantrouwende gedachten over Hem vervuld is, merkt Hem, zonder het te weten aan als een ontrouwe Hogepriester, Die Zijn ambtsplicht tegenover God niet behoorlijk vervult. Niemand doe Hem deze oneer aan"! Inderdaad, welk een slag voor Zijn van liefde kloppend middelaarshart om klein van Hem te denken. Te wanhopen aan Zijn barmhartigheid. Zijn zondaarsliefde in twijfel te trekken. Wat is alle ongeloof en twijfel en kleingeloof een verfoeilijke zaak! Niets minder dan een opnieuw kruisigen van Hem! Hoe roept juist deze brief ons tot een hartelijke vertrouwen op Hem, Die de Barmhartige is. Dat dan ook van ons gelde: Want wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve, maar van hen, die geloven tot behouding der ziel" (10 : 39).

Getrouw

Echter, Christus moest niet alleen barmhartig, Hij moest ook , , getrouw" zijn. En u begrijpt: dit laatste ziet vooral op de verhouding tot Zijn Vader, Die Hem tot Hogepriester had aangesteld. Getrouw. Waarin? , , In de dingen, die bij God te doen waren om de zonden van het volk te verzoenen"! Moest de hogepriester op de grote Verzoendag treden voor het aangezicht van God om de zonden van het volk te verzoenen, Christus diende de ware verzoening aan te brengen!

Het woord, dat in 't Grieks voor „verzoeneri" gebezigd wordt, legt vooral nadruk op het feit, dat Hij daartoe Z'n eigen leven moest offeren. Het volk had gezondigd. Gods toorn rustte op hen. En die toorn kon alleen gestild in de weg van het plaatsvervangend offer. De Hebreeënschrijver benadrukt: er waren dingen , , bij God" te doen. D.w.z.: voor 't aangezicht van God en in betrekking tot God! Zijn recht was immers geschonden en eiste genoegdoening. Op de zonde stond immers straf en die straf moest gedragen. De zonde had immers Gods toorn gaande gemaakt én... wilde het ooit weer goed komen tussen God en mens, dan moest die toorn gestild!

Welnu, hoe getrouw heeft Christus volbracht, alles wat nodig was tot verzoening van de zonde. Art. 21 van onze N.G.B. zegt: „Wij geloven, dat Jezus Christus een eeuwige Hogepriester is (...) en dat Hij Zichzelf in onze naam voor Zijn Vader gesteld heeft om Zijn toorn te stillen met vólle genoegdoening, Zichzelf opofferende aan het hout des kruises en vergietende Zijn dierbaar bloed tot reiniging van onze zonden"!

Hier hebt u dan ook de grote Priester over het huis Gods, bij Wie u terecht kunt, als zonde en schuld u aanklagen en benauwen. Zit u bij de scherven van uw leven neer? Bent u erachter gekomen: k kan God nooit geven, waar Hij recht op heeft? Moet u klagen: k kan nooit meer herstellen, wat ik in m'n zonde en dwaasheid tegenover Hem heb misdreven? Zie dan Hem, Die datgene wat bij God te doen was om de zonden des volks te verzoenen, gedaan heeft en Die nu volkomen zaligt degenen, die door Hem tot God gaan (Hebr. 7 : 24). Bij Hem is genade. Bij Hem is ontkoming aan de toekomende toorn.

Zijn bloed reinigt van alle zonden. Zijn gerechtigheid en heiligheid zijn eeuwig genoegzaam om al mijn ongerechtigheid voor Gods heilig oog te bedekken. Ja, het geloof mag weten: heeft Hij alle dingen, die bij God te doen waren volbracht, dan is ook alles volbracht. Dan hoeft er van mijn kant absoluut niets meer bij. Dan mag ik rusten, eeuwig rusten in Zijn werk alleen. Dat genoeg is. Dat afdoende is. Waarin de Vader eeuwig is tevreden gesteld. Hij immers was én is „barmhartig én getrouw"!

Verzocht

Dat hogepriesterschap van Christus werpt echter naast de verzoening ook nog een andere vrucht af. Want... Hij heeft Z'n priesterdienst moeten vervullen niet in de luwte van een tabernakel of tempel, maar in de barre stormen van het strijdperk van dit leven, waarbij alles er op aangelegd was om Hem ten val te brengen en ontrouw te doen zijn. Het geschiedde alles onder helse aanvechting en verzoeking. Echter, de vrucht is: „ Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij degenen, die verzocht worden te hulp komen"!

Het zal duidelijk zijn: satan heeft het niet alleen op Christus, maar ook op de Zijnen gemunt. Het geldt allen die van Christus zijn: „Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt"! Het gold niet in het minst ook de'Hebreeën. We zagen al eerder: ze dreigden af te vallen van de levende God. Christus te verzaken. Terug te vallen in de ceremoniën van het Oude Verbond, alsof dat een uitnemender heilsweg was dan Christus. Welnu, onze brief

karakteriseert dit gevaar als: verzoeking...! Ze liggen op de zeef van satan. Hij schudt en slingert hen. Met maar één bedoeling: dat ze Christus los zullen laten. Ontrouw zullen worden aan de levende God. De hoop op Hem maar laten varen.

Herkent u het? Maakt het niet de dagelijkse strijd uit van allen, die op Christus leerden hopen? De Heidelberger zegt zo treffend: satan, wereld en eigen vlees houden niet op ons aan te vechten. Elke dag dienen zich duizend-en-één verzoekingen aan. Wie herkent ze? Wie is er altijd op bedacht? En als u ze herkent... wie is in staat om ze te weerstaan? In eigen kracht niemand. Dan is het nederlaag op nederlaag. In onszelf kunnen we niet één ogenblik bestaan. Gode zij dank, Eén is er, Die over Zijn kudde waakt: , , Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij degenen die verzocht worden (tegenwoordige tijd, ten teken ervan, dat dat verzocht worden altijd maar doorgaat) te hulp komen"!

Zo is er in de geestelijke strijd maar één Houvast en Toevlucht: hristus en Christus alleen! Hij weet, wat er nodig is. „Hij is een Schild, een Schutsheer voor de vrome/ voor die tot Hem de toevlucht heeft genomen"! Hij weet door Zijn Geest wonderlijk te sterken. Met Zijn licht doet Hij het duister opklaren. Met Zijn kracht rust Hij toe om de schreden te zetten in Zijn spoor. Hij maakt het ook vandaag waar: Ik zal voor u strijden en gij zult stille zijn". Want ook heden blijft het gelden: Hij, Die in u een goed werk begonnen is, zal dat ook voleindigen tot op de dag van Christus" (Filip. 1:6).

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1991

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

Een barmhartig en getrouw Hogepriester

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1991

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's