Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AD EXTRA niet EXTRA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AD EXTRA niet EXTRA

Een geestelijk testament

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 'De Waarheidsvriend' van 13, 20 en 27 mei is een algemene bespreking gegeven van het februari/maart nummer van 'Wapenveld', dat een uitvoerig artikel bevatte van prof. dr. A. A. van Ruler, onder de titel: 'Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig'. Aangekondigd werd dat de diverse onderdelen van dit artikel nader zouden worden behandeld. De predikanten H. G. Abma, G. Boer, A. van Brummelen, C. Graafiand en L. Kievit hebben nu elk enkele aspecten van prof. Van Rulers artikelen voor hun rekening genomen. In een onafgebroken serie worden deze artikelen thans geplaatst. Het gaat in deze serie artikelen om de kern van de leer des heils en de beleving daarvan in de gemeente. Het geestelijk testament, dat prof. Van Ruler naliet, hopen wij op deze wijze alle aandacht gegeven te hebben die het verdient.De Redactie

Roeping van de kerk in de wereld

In vorige nummers van 'De Waarheidsvriend' stond een aankondiging en globale commentaar op een artikel van wijlen professor Van Ruler, waarin hij ketterijen of, wat vriendelijker gezegd, fautes des qualités van de ultra-gereformeerden, alias uiterst-rechtse flank van de gereformeerde gezindte, signaleert. Het was een eerste kennismaking met de uitvoerige beschouwing, die het febr./mrt nummer van het reünistenblad 'Wapenveld' vulde. De opzet was, als meegedeeld, om op enkele aspekten terug te komen. In het artikeltje, waar u nu aan bezig bent, komt aan de orde de positie en taak van de kerk in de wereld, waaromtrent naar het inzicht van Van Ruler nog al wat grove kette­ rijen bestaan. Hij plaatste zijn opmerkingen over dit onderwerp in het ruimer kader van de verhouding van het geestelijke en natuurlijke, een relatie waarover in de loop van kerk-en dogmen-geschiedenis het nodige aan de hand was. En aan de hand is tot op deze dag. Het kan ons bekend zijn dat Van Ruler met name heeft geijverd voor een eerherstel van het natuurlijke en de geschiedenis. We hoeven niet verbaasd op te kijkert, wanneer we de zin tegen komen: 'Het echte geestelijke leven bestaat in het natuurlijke leven, op rechte wijze beleefd'. De schrijver rekent op het fronsen van uw wenkbrauwen en verklaart: 'Op de rechte wijze beleefd wil zeggen: door de zonde en de genade, door de dood en het eeuwige leven heen als (verloste) schepping'. Van Ruler vindt de loslating van het historische uitermate bedenkelijk. Wanneer we daartegenover de uitspraken van dr. W. Aalders uit zijn boek 'Schepping of geschiedenis', over de tegenstelling tussen de christelijke hoop en het moderne vooruitgangsgeloof, citeren als bijvoorbeeld: 'Geschiedenis is ontschepping. Geschiedenis maakt de orde, de schoonheid, de sierlijke vorm van de kosmos tot verleden. Geschiedenis is een proces zonder toekomst' en: 'Geschiedenis is breuk in de schepping, ja, de zondeval zelve', begrijpen we hoe actueel en omstreden deze vragen zijn tot op heden.

Verhouding van het natuurlijke en het geestelijke

De woorden natuur en natuurlijk behoren in Gods Woord tot de categorie, waarvan we uit de contekst moeten uitmaken of ze in goede dan wel kwade zin bedoeld zijn. Wanneer Jakobus van de niet van boven afkomstige wijsheid zegt met een trio, dat deze is aards, natuurlijk en duivels dan is de middelste kwalificatie stellig niet een deugd in het centrum. Volgens Jakobus' broer Judas is natuurlijk zoveel als het niet hebben van de Geest. Daartegenover weet Paulus dat er natuurlijke en dat er geestelijke lichamen zijn en voorts dat niet het geestelijke prioriteit heeft, maar het natuurlijke en daarna het geestelijke. Het is interessant en Van Ruler typerend wat hij over deze tekst zegt in zijn uitleg van 1 Cor. 15, getiteld: 'De dood wordt overwonnen'.

Het is van belang een vrij uitvoerige aanhaling te geven.
’Waaraan Paulus bij deze vrij plotselinge en tamelijk krachtige reaktie precies gedacht heeft, is natuurlijk niet met zekerheid uit te maken. Maar het zou kunnen zijn, dat hij denkt aan een paar gedachtengangen in zijn dagen, die men — zij het in andere vorm — ook in onze tijd gedurig kan tegenkomen. Dat zijn dan deze gedachtegangen, dat men zegt: inderdaad, er is een tweeheid van natuurlijk en geestelijk in de mens en de wereld en het geestelijke is natuiurlijk veel hoger dan het natuurlijke, het is het eigenlijke, het enig waardevolle, ja, het enig werkelijke, het is dan ook het oorspronkelijke, het eerste en natuurlijke is er later bijgekomen, dat is alleen maar uit een soort val te verklaren, het is in ieder geval het lagere en eigenlijk het kwade zelf.

Dit is een opvatting, die in zekere zin voor de hand ligt. Als de mens zichzelf aankijkt en daeir de strijd tussen die twee tegengestelde principes van het natuurlijke en het geestelijke waarneemt en als hij dan verder de wereld aankijkt, met haar zee van leed en vergeefsheid, dan komt hij onwillekeurig tot de gedachte, dat de wereld, zoals ze bestaat, verklaard moet worden vanuit het natuurlijke en dat het natuurlijke verklaard moet worden vanuit zijn tegenstelling met het geestelijke en dat een mens, zal hij nog enig houvast in het zijn overhouden, wel van de opvatting moet uitgaan, dat het geestelijke het eigenlijke, oorspronkelijke en enig werkelijke is.

Dat dat inhoudt, dat men dan de wereld zoals ze is, in wezen laat schieten, omdat men haar geheel vanuit het natuurlijke, dat minderwaardig is, verklaart, neemt men op de koop toe. Men heeft in ieder geval het plezierige gevoel, dat de mens in zijn innerlijke zelf óók nog deel heeft aan het geestelijke. Hij moet de wereld ook loslaten, om tot zijn ware zijn terug te keren.

Nu is het zeer merkwaardig, dat de apostel op deze gedachtegangen zo energiek reageert. Hij moet van heel deze diepzinnige wereldverklaring en geestelijke zelfbeoordeling niets hebben. Hij zegt: zo zet je alles op z'n kop en schend je de meest edele delen van het geloof'.

En enkele regels verder: 'Het natuurlijke gaat niet op in het kwade. Daar steekt ook de schepping Gods in. En dat mag men tot geen prijs verachten. Elke onderwaardering van het natuurlijke komt neer op ondankbaarheid tegenover de Schepper. Er zit iets godslasterlijks in, als men zegt, dat het natuurlijke alleen maar het kwade is. Het is éérst gekomen, zegt Paulus.'

Als we beweren dat het geestelijke het eigenlijke en het enige is, zetten we het helemaal buiten de werkelijkheid, dan maken we het of mythisch en plaatsen het in het oerbegin of we maken het helemaal ideëel en laten het zweven boven de geschiedenis, zegt Van Ruler. Onze hele opzet is dan zo gauw mogelijk zien in die andere wereld te komen en deze wereld in de steek te laten. Het natuurlijke is eerst, dat is dus ook goddelijk in de zin 'van God'. Het geestelijke is daarna om zo te zeggen in het natuurlijke gekomen. Het natuurlijke was de werkvloer, waarop het geestelijke verwerkelijkt kon worden. Het hele apostolisch geloof staat hiermee op het spel en de grondstruktuur van het christelijk geloof. Het daarna is wel meer dan het eerste, dat is wat anders. Het einde gaat boven het begin uit. Het rijk der heerlijkheid overtreft de schepping. Zo denkende komt Van Ruler tot een laatste conclusie. En wel deze. Wanneer en het begin als 'van God' zin heeft, alsook het einde, dan noodzakelijk ook wat er tussenin ligt: de geschiedenis. In deze overdenking van I Cor. 15 : 46 hebben we de schrijver ten voeten uit wat de verhouding natuurlijk-geestelijk betreft.

De kerk in de wereld

Dit betekent bijvoorbeeld dat wij aan sommige zinsneden uit onze psalmberijming niet al te zware gevolgtrekkingen moeten ophangen. Ik denk aan de woorden; een ziel aan het stof gekluisterd. De oorspronkelijke tekst kent zo'n ziel ook beslist niet, maar heeft het. alleen maar over een onvemuftig man en een dwaas, die Gods werken en zeer diepe gedachten niet verstaan. Paulus zou zeggen: De natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn. We gaan licht veronderstellen, dat door een of ander noodlot die brave en edele ziel aan het stof werd geklonken. Ook de klacht: Hoe kleeft mijn ziel aan het stof, ontvalt ons gemakkelijk. Voor deze verzuchting hebben we de onberijmde tekst mee, doch de uitleg van deze woorden is wel, een andere dan de betekenis die wij er veelal aan hechten. Het gaat er tenslotte maar om, dat we terdege begrijpen dat het kwade niet identiek is met het stof, dat niet het stof als zodanig doodeenvoudig een ander woord is voor zonde of kwaad. Indien al kwaad huist in het stof dan hebben we het er helemaal zelf ingestopt. Ik ben overtuigd, dat Paulus, die zich afvroeg of de wet zonde was, en met alle kracht daartegenover poneerde, dat de wet heilig was, ook had kunnen belijden dat niet hét stof, de schepping, zonde was, maar heilig, rechtvaardig en goed. Heeft God niet gezien dat al wat Hij had gemaakt zeer goed was? Ook in dit opzicht heeft de zonde door het goede de dood gewerkt.

De kerk mag zich niet uit de wereld terug trekken en zich niet exclusief instellen op het toekomstig heil of nog veel enger alleen op het zieleheil. De Heere heeft meer te geven dan dit éne en de aktieradius voor de gelovigen, allen en een iegelijk, is oneindig wijder. Het gaat per slot om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont en wat thans op aarde geschiedt heeft daarmee te maken.

De vreze des Heeren haat alle onwaarheid, ook de onwaarachtigheid van de eenzijdigheid. Weliswaar ligt de wereld in het boze, maar het blijft Gods wereld. Zijn schepping. Al is de tegenwoordige wereld bezet gebied, al heeft de vijand zich overal achter verschanst en overal in genesteld, de christen is zich toch bewust dat hij woont, leeft, wandelt en werkt — door het geloof — in de wereld van Gods aardrijk.

Wanneer een testament opengaat, gebeuren soms onverwachte dingen. Mensen die vast op het leeuwedeel rekenden, vernemen dat ze onterfd zijn, terwijl assepoezen met de buit strijken. Lieden, die als heer en meester op het aardrijk optreden zien alles hun opgestoken neus voorbijgaan, doch de zachtmoedigen beërven het allemaal. In het geloof zijn ze ervan verzekerd, toch ontlenen ze er geen pretenties aan om er nu alvast vanuit, te gaan en er zich op te laten voorstaan. Al zijn de kinderen van het Koninkrijk vrijgesteld van lasten, niettemin betalen ze gul en gewillig hun aanslagen. De kerk is actief in de wereld, die straks door het vuur heen van haar wezen zal. Doch zonder enige aanmatiging, omdat ze zich blijvend en in steeds sterkere mate bewust is de voornaamste te zijn van de zondaren.

Het is een kwalijk euvel, wanneer een jonggeborene in de geboorte blijft stilstaan. Voor de wedergeborene is er evenzo wasdom. De Heere heeft zich een volk gereinigd ijverig in goede werken en de gelovige, door de vernieuwende Geest gegrepen, werkt en pakt alles aan, omdat alles van hem is. De gemeente is geen wereldje apart, die op straffe van overtreding niet communiceert met de wereld rondom. O, stellig speelt zich intern genoeg af, maar het is ook levensdrang om zich in goede werken naar buiten (ad extra) in het midden van een krom en verdraaid geslacht te openbaren. Het zou een onbegrijpelijke zaak zijn, wanneer Abel zou zeggen: Ben ik mijns broeders hoeder? Zelfs al gold het Kaïn. De discipelen zijn het zout der aarde en dat niet alleen omdat ze prediken en evangeliseren, maar omdat ze in alle mogelijke verbanden en gemeenschappen in alle eenvoud zonder te laten trompetten werkzaam zijn. We moeten echter wel bedenken, dat het maar schuchtere eerste aanzetten zijn, want de allerheiligsten hebben immers maar een klein beginsel van de volmaakte gehoorzaamheid. We mogen er geen machtige concepties en grootse illusies aan verbinden. Voorts zijn die initiatieven, zelfs meer dan ze zelf zich bewust zijn en voldoende zelf kunnen realiseren, met zonde besmet en bedekt. Ze leven bovendien in een rommelige en onduidelijke wereld. Een wereld met overblijfselen van een betere origine en met beginselen van een volmaakte eindstand. Een wereld, die geregeerd wordt door de Zoon Gods ter rechterhand van Zijn hemelse Vader, doch waar ook allerwegen op allerlei wijze, zelfs in kwaliteit van engel des lichts, de duivel beangstigend huishoudt.

We moeten oog hebben voor wat ik zou willen noemen de simultaneïteit (gelijktijdigheid). Ik verwijs daarvoor naar artikel 13 van de geloofsbelijdenis, waar we lezen: 'Zijn macht en goedheid is zo groot en onbegrijpelijk, dat Hij zeer wel en rechtvaardig Zijn werk beschikt en doet, ook wanneer de duivelen en de goddelozen onrechtvaardig handelen'. Het zijn niet twee histories langs elkaar heen of als gedurende een wedstrijd elkaar voorbijsnellend, maar éen geschieden waarin God alles dienstbaar maakt aan Zijn bedoelingen, zonder dat Hij zich compromitteert (aan blaam blootstelt) en zonder dat het duivels en goddelozen verontschuldigt. Daarom is inderdaad de geschiedenis niet een zinloos en ijdel intermezzo, niet een droom na het ontwaken. God onderhoudt niet slechts alle dingen, zoals iemand een beweging in stand houdt net zo lang tot hij het laatste van zijn gading er uit heeft gehaald; God regeert en stuurt aan op een eindtoestand. God doet de dingen medewerken ten goede. Hij schakelt zijn uitverkorenen in om medearbeiders te zijn. Ze zijn niet slechts uitverkoren om uit deze tegenwoordige wereld getrokken te worden, maar ze zijn ook uitverkoren tot een taak en roeping. Ze zijn uitverkoren vaten om Zijn Naam te dragen. Hun werken, hun goede werken, zijn niet idem zoveel slagen in de lucht. Die goede werken zijn niet een extraatje, dat evengoed achterwege kon blijven. Hun werken zijn ad extra, gericht op de wereld rondom. De liefde is een vuur uitgestort in het hart door de Geest en de vlammen lekken aan alles rondom. Het is de vraag of de bedoelingen altijd goed overkomen, vaak wordt hun optreden verketterd en veroordeeld, maar eens komt hun ware intentie aan het licht en eens zullen ze de vruchten genieten van hun arbeid en moeite hier op aarde. Een christen laat niet in geijkte zin Gods water over Gods akkers spoelen, maar stromen van de Geest en de liefde vloeien uit zijn buik. Hij geeft aan de grote Werkverschaffer, de Heilige Geest, de vrije hand.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

AD EXTRA niet EXTRA

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's