Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“… Enkwam in de landpalen van magdala” (Matth. 15:39)

(Second Installment)

Augustinus schreef over deze Maria, dat zij Christus bij Christus zocht. En zij moest Hem hebben, of Hij dood was, of levend. Zijn komst kon alleen haar heil volmaken. Zijn gemeenschap kon alleen haar ziel vervullen, verblijden, en vertroosten. Zij was ook de eerste, die beweldadigd werd met een openbaring van de verrezen Vorst des levens. Christus heeft toen alleen maar “Maria” tot haar gezegd — niet meer “Maria Magdalena”. Haar schuld en zonde was begraven, en God zou die niet meer gedenken.

In de opperzaal, waarvan wij lezen in Handelingen 1:14, was zij ook weer tegenwoordig, biddende en smekende om de komst van de Heilige Geest. Met al de weldaden, die ze ontvangen had, was ze toch niet bekeerd in zichzelf, maar een missend mens, die uitzag naar de Heilige Geest als de Verzegelaar van Christus, de trouwe Kinderleider, de blijvende Trooster van dat volk dat, zolang ze hier op aarde zijn, hun zaad zaaien met tranen.

Al is het statelijk opgelost voor een mens, in de stand van het leven is het meer missen dan bezitten. De schuld der zonde wordt wel weggenomen, maar de smet van de zonde blijft dat verloste volk aankleven zolang ze hier op aarde zijn. In dit opzicht komen ze de zonde hier nooit te boven. En zelfs de allerheiligsten hebben hier maar een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid. Ze komen hier nooit hoger en verder dan hetgeen Paulus schrijft in Filippenzen 3:12: “Ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.”

Doch nadat deze gezegende Maria dit leven heeft verlaten, is er geen gemis meer geweest. In de hemel is de maat eeuwig vol. Wat zal het daar een eeuwig bewonderen en aanbidden zijn van een drie-enig God! Uit Hem, door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen!

Christus kwam in de landpalen van Magdala. Ach, wij leven allen in een wereld, die in het boze ligt. Wij zijn verdoemelijk voor God. Het is diep treurig met ons gesteld, waar we dan ook vandaan komen. Schaamte moet onze aangezichten bedekken, want ons hart is van nature ook niets anders dan een Magdala, een broeinest van allerlei ongerechtigheid. En dan eenmaal het pronkjuweel van Gods schepping geweest te zijn! Versierd met Godsbeeld, en ons leven en vermaak vindend in de gemeenschap met God. Maar nu is ons hart een moordspelonk van allerlei gruwelen en wanbedrijven. Nu gaan we hand in hand met de duivel, die mensenmoordenaar van de beginne; die leugenaar en verleider, die rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden. Wij zijn moed- en vrijwillig van God afgevallen en de duivel toegevallen. Het aandenken en het aankijken zijn we niet meer waard.

Maar tot roem van Gods souvereine genade in Christus Jezus, door de Heilige Geest, zong de dichter van de oude dag, in de woorden van Datheen:

Hij heft zeer fijn op uit het stof
De kleinen, tot Zijn eer en lof;
Uit de drek verhoogt Hij de armen,
Dat Hij hen bij de vorsten groot,
Ja, bij de vorsten Zijns volks bloot,
Verheffe, naar Zijn groot ontfarmen.

(Psalm 113:4)

Het zijn slechts enkele arme woorden, die ik, op verzoek, heb mogen schrijven; doch de Heere mocht ze om Zijn zelfs wil zegenen.

In onze dagen staat over het algemeen de mens op de voorgrond, en God op de achtergrond. Het is schering en inslag: “Je moet maar geloven; je moet maar aannemen! Belijd maar dat je een zondaar bent. Erken, dat Christus een volkomen Zaligmaker is, en maak dan zelf het besluit maar op, dat je een kind van God bent!” Zo wordt er geredeneerd. Maar wat zegt de Waarheid? “Alleen, ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de Heere, uw God, overtreden hebt.” De overtuiging des Geestes gaat vooraf; en dan volgt de verheerlijking van Christus. Lees het maar in Johannes 16:8–11. Christus kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren was.

Is de mens dan een stok en een blok? Is hij niet verantwoordelijk? Gods Woord leert ons, dat wij redelijke schepselen zijn, en verantwoordelijk voor ons leven en voor al onze daden. Het zou onschriftuurlijk, ja goddeloos zijn, als we zouden schrijven of zeggen: “Leef maar naar het goeddunken van je hart.” Het betaamt alle mensen God te vrezen (Pred. 12:13). Wij lezen in Jesaja 55:6: “Zoekt de Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is!” Wij mochten dat hoofdstuk wel elke dag lezen, gelijk een van onze oudvaders altijd Psalm 39 las. Het zal wat zijn, om verloren te moeten gaan onder al de roepstemmen en bemoeienissen Gods! Het zal een hel in de hel uitmaken, als we onverzoend en onbekeerd in onze zonde en vijandschap en ongeloof zullen sterven. Als een mens sterven moet, gelijk hij geboren is, dan ware het beter geweest, dat hij nooit geboren was. Bedenk, mijn vrienden, dat de mens rechtvaardig verloren gaat; maar ook, dat Gods volk rechtvaardig zalig wordt. En daarom, doe nooit iets te kort aan de verantwoordelijkheid van de mens, en handhaaf tevens de souvereiniteit Gods. Het is en blijft: “Door U, door U allen, om ’t eeuwig welbehagen!”

Mijn ziel was zeer verblijd, toen ik, bij het doorbladeren van Gods Woord, deze woorden las, waarover ik enkele regelen geschreven heb. Ik had die zinsnede nog nooit met zulk een opmerkzaamheid gelezen; en dadelijk kwam er een begeerte op in mijn hart, om er iets over te schrijven.

Christus kwam in de landpalen van Magdala. Het was de Heere Jezus, de Zoon van God, die daar kwam. En Hij kwam niet om te verderven, maar om te behouden. Hij kwam om te roepen — niet om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. Hij komt om de Zijnen het leven te geven, en opdat ze overvloed zouden hebben. Hij komt om de gebrokenen van hart te genezen. Waar Hij komt, daar brengt Hij alles mee. Christus is alles en in allen voor degenen, die niets meer zijn in zichzelf, en die uitgeteerd op de aarde neerzitten. David bad: “Kom mij te hulp; mijn ziel, die U verbeidt, heeft Uw bevel met lust en liefd’ ontvangen” (Ps. 119:87).

Hij moet in ons hart en leven komen. Wij kunnen onszelf niets geven; maar ook anderen niet. Van nature liggen wij allen dood in zonden en misdaden. Het is alleen de Geest, die levend maakt. “En de ure komt, en is nu, dat de doden zullen horen de stem des Zoons Gods; en die ze gehoord zullen hebben, zullen leven.” Dat is het leven, dat door Christus verworven is, maar ook door de Heilige Geest geschonken en gewerkt wordt in het hart van de zondaar. En als Christus komt, dan brengt Hij alles mee. Hij verlost van het grootste kwaad en brengt tot het hoogste goed. Hij verlost de Zijnen van de toekomende toorn, redt van het geweld der hel, rukt uit de macht van Satan, en brengt over in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde.

En al zijn nu de toeleidende wegen verschillend, al Gods kinderen zullen aan de weet komen, uit welke grote nood en dood ze verlost zijn geworden — verlost, niet met goud en met zilver, maar met het dierbare bloed van het onbestraffelijke Lam Gods. O vrienden, als het nooit een wonder geworden is in ons leven, dan heeft God nooit een wonder aan ons verricht! Want al dat volk, dat opgeraapt, meegenomen, en thuis gebracht wordt, zal kennis krijgen en hebben van hetgeen waar ik thans mee eindig:

Zij moeten gedenken verheugd,
In grote vreugd,
Heer, Uwe werken;
En bekennen, dat Gods lof fijn
Eeuwig zal zijn
Waardig t’ aanmerken.
Want Gij zeer hoog zit en aanziet,
Dat hier is niet
Geacht deemoedig;
Van verre Gij de stouten kent,
Waarvan Gij wendt
Uw ogen goedig.

(Psalm 138:3, Datheen)

De Heere zegene dit enkele woord, voor zondaars en farizeers zowel als voor arme tollenaars.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1969

The Banner of Truth | 20 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1969

The Banner of Truth | 20 Pagina's