Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Anglicaans debat over Israëli's en Palestijnen

Onlangs hebt u in dit blad het een en ander kunnen lezen over de visie van de sectie Werelddiakonaat van de GDR met betrekking tot het Midden-Oosten. Van verschillende kanten is kritiek geoefend op de opstelling ten aanzien van de Palestijnen. Dat deze zaak ook elders aan de orde is, laat een berichtje zien dat ik aantrof in de Ecumenical Press service van de Wereldraad. Ter voorbereiding van de zgn. Lambeth-conferentie van komend jaar, de conferentie van de anglicaanse bisschoppen, is een discussiestuk gepubliceerd waarin nogal eenzijdig wordt opgeroepen tot steun aan de verdrukte minderheden in het Midden-Oosten, t.w. de Palestijnse vluchtelingen. De Zionistische beweging wordt een vorm van joods nationalisme genoemd. De joodse immigratie in Palestina wordt getekend als bedreiging voor de Palestijnse bevolking die voor 1948 vreedzaam in dit land geleefd zou hebben, terwijl de aanleiding voor het zgn. Palestijns probleem volgens dit stuk gezocht moet worden in de europese situatie van het lijden van het joodse volk, dat ten gevolge van het antisemitisme een thuis zocht in Palestina. Vestiging van de staat Israël betekende, zo zegt men, de verplaatsing van meer dan 700.000 palestijnse arabieren, moslims en christenen. Het stuk spreekt voorts van verdrijving van Palestijnen door Zionisten, schending van de palestijnse mensenrechten door militaire bezettingen van joodse zijde en annexatie van gebieden. De palestijnen geloven dat hun zaak rechtvaardig is stelt het stuk vast en het roept de Anglicanen op om op te komen voor de rechten van verdrukte minderheden, de zelfbeschikking van de palestijnen en het bevorderen van verzoening.

Van de kant van de commissie van christelijk-joodse relaties van de Anglicaanse kerk is een scherpe kritiek gekomen. De kritici spreken van een eenzijdige benadering, een miskenning van de beweegredenen van het Zionisme (geen koloniale beweging, maar geworteld in de Bijbel), alsmede het verzwijgen van het feit dat Israël in 1948 de deling accepteerde en gedwongen werd tot oorlog door de aanval van de verenigde arabische landen. Voorts dat van 1948 en 1967 arabische staten geen poging hebben gedaan een palestijnse staat te stichten op de toen door Arabieren gecontroleerde West Bank en Gazastrook. De kritici vechten niet aan dat de Palestijnen geloven te staan voor een rechtvaardige zaak, maar missen in het stuk de erkenning dat ook Israël voor een rechtvaardige zaak vecht. De kerk dient, zegt men, in dit conflict naar beide partijen te luisteren en niet eenzijdig de rechten van één partij te verdedigen. Het is tekenend voor het zich wijzigend klimaat in Europa dat een dergelijk 'praatpapier' kan verschijnen. Hoopvol is intussen dat het niet kritiekloos ontvangen wordt.

Ethiek en beurs

Het rumoer op de internationale effectenbeurzen ontlokt aan de heer D. Koole in het blad De Wekker van 6 november een artikel over de ethiek van de geldbesteding. Koole wijst er op dat de kerk geneigd is op dit terrein b.v. bij de uitleg van zondag 42 zeer terughoudend te spreken. Hangt het samen met het feit dat de het haar leden vindt onder hen die tot de weigestelden behoren? Hoort een christen thuis op de effectenbeurzen? Zou men kunnen vragen. Koole wijst op het volgende.

Het moderne aandeelhoudersschap zoals wij dat kennen, is eigenlijk van Nederlandse oorsprong. Het is sterk opgekomen ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Voor de aanschaf, uitrusting en bemanning van schepen werd door beter gesitueerden geld bijeengebracht in de vorm van een tienprocentsaandeelhouderschap, dat overdraagbaar was. Het is mede door deze vorm van geldbelegging geweest dat ons land het juk van de Spanjaarden heeft kunnen afschudden. Wat nodig was aan wapentuig en mankracht is voor een belangrijk deel gefinancierd door het gewin dat door de vroede vaderen in die tijd op aandelen werd gemaakt. De bevrijding is er voor een belangrijk deel uit bekostigd. Het begrip risico-kapitaal is van nog veel oudere datum. Toen rond 1200 de internationale goederenhandel op gang begon te komen en schepen met goederen de zeven wereldzeeën overgingen met alle bedreigingen waaraan men daarbij blootstond, werd de bodemerij uitgevonden. Dit begrip stond voor een vorm van geldlening op te verzenden geoderen. Bij niet in goede staat ter destinatie arriveren hoefde het geleende geld niet te worden terugbetaald. Bij behouden aankomst moest het geleende geld wel worden terugbetaald, met rente. Daarbij was wel eens sprake van woekerrente. Men zett2 geld in op riskante ondernemingen en sommigen (christenen) meenden dat zulks hoge rente rechtvaardigde. In die tijd bemoeiden pausen zich ook met méér dan alleen geestelijke aangelegenheden en het is paus Gregorius IX geweest die in 1237 de bodemerij verbood, daarmee de zonde van de woekerrente bedwingend. Sindsdien kennen we — het is althans langzamerhand zo gegroeid — de risico-overdracht tegen premiebetaling.

Wie de geschiedenis van het westerse ondernemerschap door de eeuwen heen kent en wie weet hoe het is gefinancierd, die beseft dat de pijler van het bedrijfsleven het aandeelhouderschap is. Zonder dat zou het bedrijfsleven ondenkbaar zijn, tenzij we zouden kiezen voor systemen die afwijken van de westerse patronen van bedrijfsvoering. Dat de particuliere belegger daarin, niet alleen via zijn reguliere bankrekening, maar op meer rechtstreekse wijze door alerte aankoop bij schommelende beurskoersen participeert, is niet alleen een feit maar ook een volkomen verantwoorde zaak. Men moet hier niet al te gauw spreken van speculatieve geldbelegging, waarvan een christen zich verre zou moeten houden. Het adagium (gezegde) 'geld verdient geld' vindt onder mensen, ook onder christenen, op allerlei wijze toepassing. In een verantwoord vermogensbeheer zetten we geld, dat niet voor directe uitgaven beschikbaar hoeft te zijn, uit tegen de hoogste rente. Wie op de effectenmarkt met wisselende koersen, met geld dat hij of zij uit eigen vermogen beschikbaar heeft, winst probeert te maken, plaatst zichzelf daarmee niet buiten de Wet van de Here God, waarvan we geloven dat deze ook over zulke dingen gaat. Men kan — om het met psalm 15 te spreken — niet zeggen dat men op deze wijze met zijn vermogen woekert. Wie het een kansspel zou willen noemen, moet bedenken dat aan alles wat we commercie noemen in meer of mindere mate een element van goede en kwa­ de kansen is verbonden. Bovendien kan bij belegging in aandelen bepaald niet van een \ blind kansspel worden gesproken. Voor wie op • gerichte wijze in deze sfeer bezig wil zijn, is nodig dat hij of zij goed zicht op het economische gebeuren heeft en dat men een goede in-| schatting kan maken van de ontwikkelingen in de sectoren van het bedrijfsleven, waarin | men graag aandeel wil nemen.

Toch is er, aldus Koole, ook een ander facet dat we niet uit het oog mogen verliezen, nl. de speculatie uit winstbejag.

Dan kunnen situaties ontstaan waarin bij onverwachte negatieve ontwikkelingen, niet alleen de speculant zelf maar ook degenen voor wie hij zorg en verantwoordelijkheid heeft in de vernieling geraken. Moeilijker wordt het wanneer een christen op de optiebeurs opereert, wat in wezen niet méér is dan pure windhandel.

Niet valt in te zien dat een christen, na aan de zaak van het Koninkrijk de tienden te hebben gegeven, met dat wat hij ervoor beschikbaar heeft, niet zou mogen proberen wat winst uit aandelen te behalen door op het juiste moment te kopen en te verkopen. Niet is aan te tonen dat men hiermee verschilt van het streven naar winst uit bepaalde vormen van handel, die ook door christenen worden bedreven en die vanuit de christelijk optiek als volkomen legaal worden beschouwd. Aan veel normen van handel kleeft ook een speculatief element. Het opkopen van partijen goederen tegen de laagste prijs, wachtend op een mogelijkheid om het ergens tegen een hoge prijs weer van de hand te doen, is even riskant en speculatief als de handel in aandelen. Men kan op winst of verlies komen staan. Wat te denken van de vele commissionairs (waaronder ook chrirtenen), die achterover leunend in een riante stoel, per telefoon internationale goederentransacties realiseren en daarmee enorme winsten toucheren? Psychische belasting of physieke inspanning zijn er dikwijls niet aan verbonden. Het is vaak een kwestie van de wegen kennen. Zou de hieruit voortvloeiende vermogensaanwas, die per transactie soms zeer groot kan zijn, in het licht van het Evangelie wel altijd verantwoord zijn? Zit elke christen-zakenman met de strategieën en methoden die ter verkrijging van deze winsten worden toegepast, wel altijd 'in het huisje'? Waar ligt de grens tussen handig koopmanschap en lepe commercie?

Er zullen zeker situaties en gevallen zijn, waarop de inhoud van een bekende Spaanse copla (vertaald door Hendrik de Vries) van toepassing is: 'Men vraagt niet bij vrome werken, hoe 't goud eerst werd opgepot; toch zijn de schenkers aan kerken vaak valse munters voor God'. En wie goed nadenkt en eerlijk is, zal toegeven dat wat in het groot gebeurt ook op kleine schaal voorkomt. De begeerte en zucht naar geld en naar méér dan we voor ons dagelijkse onderhoud en een redelijke mate van gerief nodig hebben zit er bij heel; veel mensen in.

’Laat schrapen wie dat wil, maar gij, gedraag u wijzer; want leven voor het goud, dat geeft een ziel van ijzer', dichtte destijds E. Laurillard. Het zijn woorden die zo uit het Evangelie weg-; gelopen zouden kunnen zijn. In Gods Woord komt men geen sympathie tegen voor hen die op hun vermogen vertrouwen en die op hun grote rijkdommen zich beroemen (ps. 49). De Here Jezus heeft rijkdom als een belemmerende factor aangemerkt om het Koninkrijk Gods binnen te gaan.

Ethiek en geldbesteding is een moeilijk en ingewikkeld vraagstuk, vooral als we niet alleen onze eigen maatschappij erin be-s trekken, maar ook de verhouding van de westerse wereld tot de arme landen. Koole

wijst voor de norm op het gebed van Agur in Spreuken 30. Hij spreekt over een 'ruimte, waarbinnen een christen zijn materiële welzijn mag nastreven'. Terecht wijst hij er op dat methoden en middelen altijd weer getoetst moeten worden aan Gods normen. De vraag is dan wel, of we in het ingewikkeld raderwerk van onze samenleving altijd schone handen kunnen houden. De christen leeft in deze wereld, met zaken als commercie, concurrentie, winst-en verliesrekening. Wij dienen dat nuchter te beseffen. Tegelijk blijft het nodig, dat we ons bezinnen op verantwoord rentmeesterschap en dat we de verzoeking die er in het geld ligt terdege onderkennen. Want in dat opzicht spreekt de Schrift een duidelijke taal. Ethische bezinning op dit punt moge er toe dienen dat deze taal niet overstemd wordt door de geluiden van de beurs.

Tibet en China

Tenslotte geven we het woord aan dr. J. v. d. Linden die in het Centraal Weekblad van 13 november schrijft over het verzet van Tibet tegen de Chinese koloniale overheersing.

Na de dood van Mao, toen in China de grenzen opengingen, hebben de Tibetanen de dageraad der vrijheid zien gloren. Zij zagen daarin hun kans. Op 1 oktober van dit jaar heeft Peking moeten constateren, dat zjn koloniaal beleid in Tibet had gefaald. De heftige demonstraties in de straten van Lhasa, Tibets hoofdstad, hebben de heersers in Peking onzacht wakker geschud. Boeddhistische monniken speelden bij die demonstraties een grote rol. Als boeddhistische monniken vanuit de stilte van hun cellen zich mengen in het politiek gewoel, dan gaat er wat gebeuren.

Dan zie ik die monnik in Saigon voor me, die uit protest tegen het bewind daar zichzelf offerde als een fanaat in de macht van zijn volk. Dan zijn het twee boeddhistische monniken, die in Colombo op Sri Lanka de ministerpresident Bandaranaika vermoordden, fel gemotiveerd tot de strijd om de ziel van hun volk. Boeddha zelf zou geen vlieg kwaad doen, maar zijn leerlingen staan midden in hun tijd en vechten zelfs niet geschuwd.

In Lhasa werd het politiebureau bestormd. De koorts van de opstand voer door de straten van Lhasa. Het ging er heet toe. Verschrikt zond China versterkingen om de opstand onder controle te krijgen. Peking zag achter de opstand de figuur van de Dalai Lama, die beschuldigd werd van 'criminele aktiviteiten, die de eenheid van het "moederland" wilden breken'.

De opstand moet voor Peking een harde slag zijn geweest. Men had toch zoveel gedaan voor de modernisering van dat onderontwikkelde deel van het rijk.

Het Tibetaanse volk dacht daar blijkbaar anders over. De demonstraties in Lhasa bewezen de wereld, dat niet ieder volk de marxistische heilsleer omhelst, dat het Tibetaanse volk eigen identiteit boven alles stelt, dat dus het kolonialisme, de overheersing van het ene volk door een ander, in de wereld van vandaag zijn tijd gehad heeft.

Nu Peking als echte koloniale macht het verzet in Tibet wil breken, wordt dat verzet alleen maar sterker. Ook Peking heeft de les van de ineenstorting der westerse koloniale imperia niet geleerd.

Wie ogen heeft, ziet de bittere ironie van de geschiedenis. Een marxistisch régime werpt het masker af In zijn principes wordt hoog opgegeven van de vrijheid der mensen, van een paradijs, waarheen de heilsleer van Marx de poorten zou openen. Maar na de tweede wereldoorlog, toen de westerse koloniale mo­ gendheden zich uit hun koloniën terugtrokken, hebben juist deze marxistische rijken getracht hun koloniale macht uit te breiden. De genadeloze vernietiging van het Afghaanse volk is een bewijs.

Nu komt Tibet de wereld eraan herinneren, dat rood-China net als de Sovjet-Unie een rijk met een ideologisch vredelievend zelfgetuigenis, met brutaal geweld een heel volk in zijn koloniale greep wil houden. Daartegen richt zich het boeddhistische verzet. Daarbij gaat het om de vrijheid van godsdienst, maar tevens om het zelfbeschikkingsrecht van een volk en de rechten van de mensen van dat volk.

volk. Om meer dan één reden neem ik mijn petje af voor de boeddhistische monniken daar in Tibet, die met hun volk zo scherp onderkenden, na het aan den lijve te hebben ervaren, wat de marxistische heilsleer waard is. China verzet zich schijnheilig tegen de onderdrukking van Kampuchea (Cambodja) door de marxistische regering van Vietnam. Maar China zelf zet troepen in tegen het volk van Tibet, dat weigert om zich neer te leggen bij de dictaten van Peking, waarin het een aanslag op zijn heiligste overtuigingen ziet. Tibet verwacht het heil niet van Marx. En hoewel Tibet ver weg ligt denk ik, dat wij hier in het Westen de les van Tibet wel moeten verstaan.

wel moeten verstaan. De boeddhistische monniken hebben de geesten van het Marxisme en zijn levensvisie beter onderkend dan zij, die zich in het Westen 'christenen voor het socialisme' noemen. Wonderlijk, dat aanhangers van een andere godsdienst soms nog scherper de geesten onderkennen dan zij, die volgelingen van Christus willen zijn en tegelijk Marx in hun vaandel schrijven. Wij kunnen hier niet schouderschokkend aan Tibet voorbij gaan en tegelijk moord en brand schreeuwen als in zogenaamde 'kapitalistische' landen koloniale trekken zijn te signaleren.

Christus zelf heeft ons willen leren, dat wij de ideologieën in de wereld — of zij kapitalistische of marxistische kleuren dragen — geen geloof zullen schenken. Hij zelf wijst een andere weg, de enige heilsweg, waarop de wereld en de volkeren daarin haar bestemming kunnen vinden. Eén ding is zeker: binnen het Marxisme is die weg onvindbaar.

Een duidelijke stellingname die m.i. niet voor tegenspraak vatbaar is. Al komen er allerlei gedachten bij je boven over het geheim van de geschiedenis. De geschiedenis is vol van onrecht en geweld. Menselijke heilsleringen zullen geen oplossing bieden. De Kerk belijdt het Koningsschap van Jezus Christus, de Here der geschiedenis. In zijn handen ligt de boekrol. In de maand november staan we in de prediking stil bij de laatste dingen: De wederkomst van Christus, de openbaring van zijn Koninkrijk, het laatste oordeel. Deze verwachting geeft perspectief temidden van alle verwarring, schrijnend onrecht, zinloos lijkende catastrofen. Mij trof een woord van Thielicke: 'wie werkelijk gelooft, dat de triomf Gods aan het einde staat, zou anders kunnen leven'. De toekomst is niet langer vol van zorgen en angstspooksels. 'Ik weet wel niet, wat er komt, maar ik weet, wie er komt'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's