Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Labee over: Eeuwige bestemming van jonggestorven leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. Labee over: Eeuwige bestemming van jonggestorven leven

4 minuten leestijd

Wat is de bestemming van een ziel bij een miskraam? Waar zouden de zielen zijn van geaborteerde levens? Kunnen jonggestorven kinderen verloren gaan?

Verschillende antwoorden

Er blijken heel wat vragen te zijn over de moeilijke en tere vraag naar de eeuwige bestemming van jonggestorven leven. Over de eeuwige bestemming van ‘opzettelijk gedood’ leven in de moederschoot geeft de Heilige Schrift geen duiding. Het behoort bij de dingen die voor ons verborgen zijn. Er is wel eens in dit verband gezegd: ‘Laten wij ons toch niet bezorgd maken of Gód het wel goed zal doen. Laten wij bezorgd zijn of wij het wel goed doen’.

In de loop van de geschiedenis van Gods Kerk zijn er diverse antwoorden gegeven op de vragen rond jonggestorven kinderen. Er is wel een indeling gemaakt in grofweg drie opvattingen: 1. Alle kinderen worden zalig. 2. Alle verbondskinderen worden zalig, op grond van de belofte alléén. 3. Alleen de uitverkoren kinderen worden zalig. Maar nauwkeurige bestudering van de woorden van onze vaderen rechtvaardigen deze indeling niet geheel.

Vergissen we ons, of is tegenwoordig de eerstgenoemde opvatting ‘gangbaar’ met een beroep op sommige oudvaders? O het is niet uit hardheid, want wie zou niet al de jonge, afgesneden levens wensen bij de Levensvorst, Jezus Christus? Maar het is wel de vraag of we daarmee werkelijk recht doen aan hun opvatting.

Het is indrukwekkend om te lezen hoe velen van onze vaderen geworsteld hebben met de ziel en zaligheid van het toevertrouwde leven. Zo lazen we van ds. Thomas Halyburton (1674-1712) dat hij drie kinderen jong naar het graf heeft moeten brengen. Rond het sterven van een dochtertje van elf maanden oud schrijft hij:

‘Toen mijn dochtertje ziek werd en de dood duidelijk begon te dreigen, kreeg ik al meer werkzaamheden met haar eeuwige bestemming. Soms had ik veel hoop voor haar, al was dat voor mijn gemoedsrust uiteindelijk toch niet genoeg. Ootmoedig vroeg ik aan de Heere om een Schriftuurlijke grond voor die hoop. Ik ging de weg der middelen en raadpleegde zowel boeken alsook Gods volk, om te zien wat ik kon verwachten, maar ik kreeg geen bevredigend antwoord. Toen besloot ik op de Heere te wachten en ik riep Hem om hulp. Echter, ik kreeg enige tijd geen antwoord (...). Toen ik in grote angst tot Hem riep, troostte Hij mij met de woorden ‘Laat de kinderkens tot Mij komen’ (...). Hoewel de discipelen meenden dat de Heere geen bijzondere liefde voor de kleintjes had, dacht Hij er Zelf anders over. Hierdoor gaf de Heere mij moed en hielp mij om op Hem te vertrouwen dat Hij Zijn handen op mijn kind zou leggen om haar te zegenen en mij gerust te stellen (...)’. Mogen we degenen die de Heere in blijde verwachting doet zijn, hartelijk opwekken om mét of zónder zorgen de Heere veel aan te roepen over de onsterfelijke ziel van het nieuwe leven? En zouden we dan niet het ‘nauwe’ leven der genade als ouders moeten kennen om het ‘ruime’ spreken over jongstervende kind(eren) op de lippen te kunnen nemen?

Voorzichtige houding

Vanuit Gods heilig Woord krijgen we dus niet direct uitsluitsel. Daarom past het ons te buigen voor de Schrift en te blijven staan bij de grenzen van die Schrift. Dat moet een voorzichtige houding geven waarbij er oog is voor Gods verkiezing en verwerping o.a. in de lijn van Romeinen 9 vers 11-13. Zo spreken we ook van harte onze vaderen na in heel hoofdstuk 1 en bijzonder in artikel 17 van onze Dordtse Leerregels. Graag verwijzen we voor verdere doordenking van deze dingen naar de uitgave van ds. A. Schot, ‘Wat hebben deze schapen gedaan?’, over jonggestorven kinderen (Barneveld, 2019). In de inleiding schrijft onze broeder ook vanuit deze voorzichtige houding: ‘Zie het boekje slechts als een handreiking aan onze eigen achterban’. In het leven van ouders die hiermee van doen kregen/krijgen, geve de Heere maar worstelingen aan Zijn genadetroon. En Hij geve dat vaste geloofsvertrouwen over kinderen die Hij in hun ‘jonkheid’ wegnam. Daarbij ligt de uiteindelijke troost overigens niet in onze bevinding, maar in Gods genadeverbond.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

Ds. Labee over: Eeuwige bestemming van jonggestorven leven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's